Language of document :

Arrest van het Hof (Grote kamer) van 26 februari 2013 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door het Haparanda tingsrätt - Zweden) - Åklagaren / Hans Åkerberg Fransson

(Zaak C-617/10)

(Handvest van de grondrechten van de Europese Unie - Toepassingsgebied - Artikel 51 - Ten uitvoer brengen van Unierecht - Bestraffing van gedragingen waarmee eigen middel van Unie wordt geschaad - Artikel 50 - Beginsel ne bis in idem - Nationale regeling waaronder dezelfde onrechtmatige gedraging kan worden bestraft volgens twee aparte procedures, een bestuurlijke en een strafrechtelijke - Verenigbaarheid)

Procestaal: Zweeds

Verwijzende rechter

Haparanda tingsrätt

Partijen in het hoofdgeding

Verzoekende partij: Åklagaren

Verwerende partij: Hans Åkerberg Fransson

Voorwerp

Verzoek om een prejudiciële beslissing - Haparanda tingsrätt - Uitlegging van artikel 6 VEU en artikel 50 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie - Nationale rechtspraak die een duidelijke grondslag in het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden of de rechtspraak van het Europees Hof van de rechten van de mens vereist voor het buiten toepassing laten van nationale bepalingen die in strijd kunnen zijn met het ne-bis-in-idembeginsel - Nationale regeling op basis waarvan enerzijds bestuursrechtelijk met een belastingtoeslag en anderzijds strafrechtelijk met een gevangenisstraf kan worden opgetreden tegen dezelfde met het belastingrecht strijdige gedraging - Verenigbaarheid met het ne-bis-in-idembeginsel van een nationaal stelsel met twee aparte procedures tot bestraffing van dezelfde onrechtmatige gedraging

Dictum

Het in artikel 50 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie neergelegde ne-bis-in-idembeginsel staat niet eraan in de weg dat een lidstaat voor dezelfde feiten, te weten niet-nakoming van aangifteverplichtingen op het gebied van de belasting over de toegevoegde waarde, achtereenvolgens een fiscale sanctie en een strafrechtelijke sanctie oplegt voor zover - hetgeen ter beoordeling van de nationale rechter staat - de eerste sanctie geen strafrechtelijke sanctie is.

Het Unierecht regelt niet de verhouding tussen het op 4 november 1950 te Rome ondertekende Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden en de rechtsordes van de lidstaten en bepaalt evenmin welke gevolgen de nationale rechter moet verbinden aan een conflict tussen de door dat verdrag gewaarborgde rechten en een regel van nationaal recht.

Het Unierecht staat in de weg aan een rechterlijke praktijk die aan de verplichting voor de nationale rechter om een bepaling die in strijd is met een door het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie gewaarborgd grondrecht buiten toepassing te laten, de voorwaarde verbindt dat deze strijdigheid duidelijk uit de bewoordingen van het Handvest of de daarop betrekking hebbende rechtspraak blijkt, aangezien deze praktijk de nationale rechter de macht ontzegt om, in voorkomend geval in samenwerking met het Hof, volledig te beoordelen of die bepaling verenigbaar is met het Handvest.

____________

1 - PB C 72 van 5.3.2011.