Language of document :

Beroep ingesteld op 29 januari 2007 - Angioi / Commissie

(Zaak F-7/07)

Procestaal: Frans

Partijen

Verzoekende partij: Marie-Thèrese Angioi (Valenciennes, Frankrijk) (vertegenwoordiger: M.-A. Lucas, advocaat)

Verwerende partij: Commissie van de Europese Gemeenschappen

Conclusies

nietigverklaring van het besluit van het Europees bureau voor personeelsselectie (EPSO) van 14 maart 2006 houdende vaststelling van verzoeksters resultaten voor de voorselectietests van arbeidscontractanten UE 25;

nietigverklaring van het besluit van het EPSO en/of het Selectiecomité om verzoekster niet op te nemen in de databank van kandidaten die voor de voorselectietests zijn geslaagd;

nietigverklaring van het vervolg van de selectiehandelingen;

verwijzing van de verwerende partij in de kosten van de procedure.

Middelen en voornaamste argumenten

Tot staving van haar beroep voert verzoekster drie middelen aan.

In het kader van haar eerste middel stelt zij dat de door het EPSO op 20 juni 2005 bekendgemaakte oproep tot het indienen van blijken van belangstelling in strijd is met artikel 12, lid 1, EG en met artikel 82, leden 1 en 3, sub a, van de Regeling welke van toepassing is op de andere personeelsleden (RAP). Zij levert met name kritiek op het feit dat in die oproep de hoofdtaal van de kandidaten wordt gedefinieerd als die van hun nationaliteit (of, in het geval van lidstaten met meerdere officiële talen, die van hun verplicht onderwijs) en dat deze bepaalt dat de voorselectietests voor elke kandidaat in een andere taal dan hun hoofdtaal worden afgenomen, waarbij tussen Engels, Frans of Duits moet worden gekozen. Deze bepalingen hebben tot gevolg dat de kandidaten, in de eerste plaats, wordt belet om als hoofdtaal een andere taal van de Gemeenschappen te kiezen waarvan zij een grondige kennis, maar niet de bijbehorende nationaliteit hebben en, in de tweede plaats, verplicht zijn om de examens in één van de drie voormelde talen af te leggen. Dit levert een verschil in behandeling op grond van nationaliteit op die niet objectief wordt gerechtvaardigd door de eisen van de te vervullen werkzaamheden.

Het tweede middel is ontleend aan schending van de beginselen van behoorlijk bestuur, gelijke behandeling, objectiviteit en gewettigd vertrouwen, aangezien tijdens verzoeksters voorselectietests een aantal voorvallen plaatsvond, waardoor zij werd gestoord en een deel van de haar gestelde tijd verloor, zonder dat zij opnieuw mocht beginnen of extra tijd kreeg.

In het kader van het derde middel beroept zij zich op, enerzijds, schending van het beginsel van gelijke behandeling, aangezien de gestelde vragen willekeurig zijn uitgezocht uit een bestand met vragen van zeer verschillend niveau en met een soms twijfelachtige geldigheid en, anderzijds, schending van de beginselen van bescherming van gewettigd vertrouwen, transparantie en de motiveringsplicht, aangezien het EPSO haar geen inzage heeft gegeven in de vragen die haar waren gesteld.

____________