Language of document : ECLI:EU:F:2008:168

ARREST VAN HET GERECHT VOOR AMBTENARENZAKEN

(Tweede kamer)

11 december 2008

Zaak F‑136/06

Enzo Reali

tegen

Commissie van de Europese Gemeenschappen

„Openbare dienst – Arbeidscontractanten – Aanwerving – Indeling in rang – Beroepservaring – Diploma – Gelijkwaardigheid”

Betreft: Beroep, ingesteld krachtens artikel 236 EG en artikel 152 EA en strekkende tot, kort samengevat, nietigverklaring van het besluit van het tot het sluiten van aanstellingsovereenkomsten bevoegd gezag om verzoeker in te delen in de rang 14, salaristrap 1, van functiegroep IV, zoals dit besluit volgt uit zijn aanstellingsovereenkomst als arbeidscontractant.

Beslissing: Het beroep wordt verworpen. Elke partij zal haar eigen kosten dragen.

Samenvatting

1.      Ambtenaren – Arbeidscontractanten – Aanwerving – Vereiste van universitaire diploma’s – Begrip universitair diploma

(Regeling andere personeelsleden, art. 82, lid 2, sub c-i)

2.      Ambtenaren – Aanwerving – Indeling in rang – Vereiste van universitaire diploma’s – Vergelijking van in verschillende lidstaten afgegeven diploma’s en bevoegdheden tot de beroepsbeoefening

(Richtlijn 89/48 van de Raad)

1.      Bij gebreke van een andersluidende bepaling moet ervan worden uitgegaan dat het vereiste dat sollicitanten in het bezit moeten zijn van een universitair diploma, zoals dat volgt uit de bepalingen van artikel 82, lid 2, sub c‑i, van de Regeling welke van toepassing is op de andere personeelsleden, noodzakelijkerwijs moet worden begrepen in de betekenis die aan die uitdrukking wordt gegeven in de wettelijke regeling van de lidstaat waar de sollicitant de studie heeft verricht waarop hij zich beroept.

(cf. punt 34)

Referentie:

Hof: 13 juli 1989, Jaenicke Cendoya/Commissie, 108/88, Jurispr. blz. 2711, punt 14

Gerecht van eerste aanleg: 7 februari 1991, Ferreira de Freitas/Commissie, T‑2/90, Jurispr. blz. II‑103, punt 32; 3 maart 1994, Cortes Jimenez e.a./Commissie, T‑82/92, JurAmbt. blz. I‑A‑69 en II‑237, punt 34

2.      De bij richtlijn 89/48, betreffende een algemeen stelsel van erkenning van hoger-onderwijsdiploma’s waarmee beroepsopleidingen van ten minste drie jaar worden afgesloten, tot stand gebrachte harmonisatie heeft geen beperking tot gevolg van de beoordelingsvrijheid waarover een instelling beschikt bij de vergelijking van de respectieve waarde van diploma’s in het kader van haar aanwervingsbeleid. In het systeem van richtlijn 89/48 worden diploma’s vergeleken met het oog op de toelating tot bepaalde gereglementeerde activiteiten in de verschillende lidstaten. Die beoordeling moet niet worden verward met de complexe beoordeling van de respectieve universitaire waarde van de in de verschillende lidstaten verkregen diploma’s met het oog op de vaststelling van de rang die aan een ambt binnen een instelling van de Europese Gemeenschappen verbonden is.

(cf. punt 85)

Referentie:

Gerecht van eerste aanleg: 9 december 1999, Alonso Morales/Commissie, T‑299/97, JurAmbt. blz. I‑A‑249 en II‑1227, punten 35 en 36; 11 mei 2005, De Stefano/Commissie, T‑25/03, JurAmbt. blz. I‑A‑125 en II‑573, punt 53