Language of document : ECLI:EU:C:2018:961

ARREST VAN HET HOF (Eerste kamer)

28 november 2018 (*)

„Prejudiciële verwijzing – Interne markt voor elektriciteit – Richtlijn 2009/72/EG – Distributiesystemen – Artikel 28 – Gesloten distributiesystemen – Begrip – Ontheffingen – Grenzen – Artikel 32, lid 1 – Toegang van derden – Artikel 15, lid 7, en artikel 37, lid 6, onder b) – Inschakelingskosten”

In de gevoegde zaken C‑262/17, C‑263/17 en C‑273/17,

betreffende verzoeken om een prejudiciële beslissing krachtens artikel 267 VWEU, ingediend door de Tribunale amministrativo regionale per la Lombardia (bestuursrechter in eerste aanleg Lombardije, Italië) bij beslissingen van 30 januari 2017, ingekomen bij het Hof op 10 mei 2017, in de procedures

Solvay Chimica Italia SpA,

Solvay Specialty Polymers Italy SpA,

Solvay Chimica Bussi SpA,

Ferrari f.lli Lunelli SpA,

Fenice – Qualità Per L’ambiente SpA,

Erg Power Srl,

Erg Power Generation SpA,

Eni SpA,

Enipower SpA (C‑262/17),

Whirlpool Europe Srl,

Fenice – Qualità Per L’ambiente SpA,

FCA Italy SpA,

FCA Group Purchasing Srl,

FCA Melfi SpA,

Barilla G. e R. Fratelli SpA,

Versalis SpA, (C‑263/17),

Sol Gas Primari Srl (C‑273/17)

tegen

Autorità per l’energia elettrica, il gas e il sistema idrico,

in tegenwoordigheid van:

Nuova Solmine SpA,

American Husky III,

Inovyn Produzione Italia SpA,

Sasol Italy SpA,

Radici Chimica SpA,

La Vecchia Soc. cons. arl,

Zignago Power Srl,

Santa Margherita e Kettmeir e Cantine Torresella SpA,

Zignago Vetro SpA,

Chemisol Italia Srl,

Vinavil SpA,

Italgen SpA,

Arkema Srl,

Yara Italia SpA,

Ineos Manufacturing Italia SpA,

ENEL Distribuzione SpA,

Terna SpA,

CSEA Cassa per i servizi energetici e ambientali,

Ministero dello Sviluppo Economico (C‑262/17),

Terna SpA,

CSEA Cassa per i servizi energetici e ambientali,

Ministero dello Sviluppo economico,

ENEL Distribuzione SpA (C‑263/17),

Terna SpA,

Ministero dello Sviluppo economico (C‑273/17),

wijst

HET HOF (Eerste kamer),

samengesteld als volgt: J.‑C. Bonichot, kamerpresident, A. Arabadjiev, E. Regan (rapporteur), C. G. Fernlund en S. Rodin, rechters,

advocaat-generaal: E. Tanchev,

griffier: R. Schiano, administrateur,

gezien de stukken en na de terechtzitting op 31 mei 2018,

gelet op de opmerkingen van:

–        Solvay Chimica Italia SpA, Solvay Specialty Polymers Italy SpA, Solvay Chimica Bussi SpA, Whirlpool Europe Srl, Fenice – Qualità Per L’ambiente SpA, FCA Italy SpA, FCA Group Purchasing Srl, FCA Melfi SpA, Sol Gas Primari Srl, Nuova Solmine SpA, American Husky III, Inovyn Produzione Italia SpA, Sasol Italy SpA, Zignagno Power Srl, Radici Chimica SpA, La Vecchia Soc. cons. arl, Santa Margherita e Kettmeir e Cantine Torresella SpA, Zignago Vetro SpA, Chemisol Italia Srl, Vinavil SpA, Italgen SpA, Arkema Srl, Yara Italia SpA en Ineos Manufacturing Italia SpA, vertegenwoordigd door F. Angelini, L. Parola, G. La Rosa, M. Monaco, A. Salzano, G. Berruti en T. Arnoni, avvocati,

–        Erg Power Srl en Erg Power Generation SpA, vertegenwoordigd door L. Acquarone, A. Ricci, M. Saladino en G. Acquarone, avvocati,

–        Eni SpA, Enipower SpA en Versalis SpA, vertegenwoordigd door O. Torrani en P. G. Torrani, avvocati,

–        de Italiaanse regering, vertegenwoordigd door G. Palmieri als gemachtigde, bijgestaan door F. Sclafani, avvocato dello Stato,

–        de Griekse regering, vertegenwoordigd door M. Tassopoulou en D. Tsagkaraki als gemachtigden,

–        de Nederlandse regering, vertegenwoordigd door M. K. Bulterman en C. S. Schillemans als gemachtigden,

–        de Europese Commissie, vertegenwoordigd door O. Beynet en G. Gattinara als gemachtigden,

gehoord de conclusie van de advocaat-generaal ter terechtzitting van 13 september 2018,

het navolgende

Arrest

1        De verzoeken om een prejudiciële beslissing betreffen de uitlegging van artikel 2, leden 5 en 6, artikel 15, lid 7, artikel 26, lid 4, artikel 28 en artikel 37, lid 6, onder b), van richtlijn 2009/72/EG van het Europees Parlement en de Raad van 13 juli 2009 betreffende gemeenschappelijke regels voor de interne markt voor elektriciteit en tot intrekking van richtlijn 2003/54/EG (PB 2009, L 211, blz. 55).

2        Deze verzoeken zijn ingediend in het kader van een geding tussen Solvay Chimica Italia SpA en verschillende andere bedrijven die eigenaar of beheerder zijn van particuliere elektriciteitsdistributiesystemen, enerzijds, en de Autorità per l’energia elettrica, il gas e il sistema idrico (stroom-, gas‑ en waterreguleringsinstantie; hierna: „AEEGSI”), anderzijds, over het besluit van de AEEGSI om aan voornoemde bedrijven verschillende verplichtingen op te leggen met betrekking tot, met name, de toegang van derden en de inschakeling.

 Toepasselijke bepalingen

 Recht van de Unie

3        De overwegingen 3, 29, 30 en 35 van richtlijn 2009/72 luiden als volgt:

„(3)      De vrijheden die de burgers van de Unie in het Verdrag worden gegarandeerd, onder meer het vrij verkeer van goederen, de vrijheid van vestiging en de vrijheid van dienstverlening, kunnen evenwel enkel verwezenlijkt worden in een volledig opengestelde markt waarop alle consumenten hun leveranciers vrijelijk kunnen kiezen en alle aanbieders vrijelijk aan hun afnemers leveren.

[…]

(29)      Teneinde kleine distributiesysteembeheerders geen onevenredige financiële en administratieve lasten op te leggen, moeten de lidstaten, waar nodig, in staat zijn de betrokken bedrijven [te] ontheffen van de voorschriften inzake juridische ontvlechting inzake distributie.

(30)      Waar gebruikgemaakt wordt van een gesloten distributiesysteem om optimale efficiëntie van een geïntegreerde energievoorziening te waarborgen waarbij specifieke exploitatienormen nodig zijn, of waar een gesloten distributiesysteem primair ten behoeve van de eigenaar van het systeem wordt gehandhaafd, moet de distributiesysteembeheerder kunnen worden vrijgesteld van verplichtingen die een onnodige administratieve belasting zouden vormen gezien de bijzondere aard van de betrekking tussen de distributiesysteembeheerder en de gebruikers van het systeem. Industrie‑ of commerciële locaties of locaties met gedeelde diensten, zoals spoorwegstations, luchthavens, ziekenhuizen, grote campings met geïntegreerde faciliteiten of chemische-industrielocaties kunnen een gesloten distributiesysteem hebben wegens de specifieke aard van hun activiteiten.

[…]

(35)      Om ervoor te zorgen dat alle marktspelers, waaronder nieuwe deelnemers, daadwerkelijk toegang tot de markt hebben, zijn niet-discriminerende balanceringsmechanismen nodig die de kosten weerspiegelen. Zodra de elektriciteitsmarkt voldoende liquide is, moet dit worden verwezenlijkt door de invoering van transparante, op de markt gebaseerde mechanismen voor de levering en aankoop van de hoeveelheden elektriciteit die nodig zijn in het kader van de balanceringsbehoeften. Bij gebreke van een dergelijke liquide markt moeten de nationale regulerende instanties een actieve rol te spelen om te garanderen dat de balanceringstarieven niet-discriminerend zijn en een weerspiegeling van de kosten vormen. Tegelijkertijd moeten passende stimuleringsmaatregelen worden vastgesteld om de input en output van elektriciteit op elkaar af te stemmen en het systeem niet in gevaar te brengen. Transmissiesysteembeheerders dienen de deelname te vergemakkelijken van grote eindafnemers en groepen eindafnemers op reserve‑ en balanceringsmarkten.”

4        Artikel 1 van richtlijn 2009/72, met het opschrift „Werkingssfeer”, bepaalt:

„Bij deze richtlijn worden, met het oog op het verbeteren en integreren van concurrerende elektriciteitsmarkten in de [Europese Unie], gemeenschappelijke regels vastgesteld voor de productie, de transmissie, de distributie en de levering van elektriciteit, alsook regels voor de bescherming van de consumenten. De richtlijn stelt de regels vast met betrekking tot de organisatie en de werking van de elektriciteitssector, de open toegang tot de markt, de criteria en procedures voor aanbestedingen en voor de verlening van vergunningen en het beheer van systemen. Ook worden verplichtingen op het gebied van de universele dienstverlening en de rechten voor elektriciteitsconsumenten vastgesteld, en worden de verplichtingen op het gebied van mededinging verduidelijkt.”

5        In artikel 2 van deze richtlijn, met het opschrift „Definities”, wordt bepaald:

„Voor de toepassing van deze richtlijn gelden de volgende definities:

[…]

5.      ‚distributie’: transport van elektriciteit langs hoog-, midden‑ en laagspanningsdistributiesystemen met het oog op de belevering aan afnemers, de levering zelf niet inbegrepen;

[…]

19.      ‚levering’: verkoop, wederverkoop daaronder begrepen, van elektriciteit aan afnemers;

[…]

26.      ‚klein geïsoleerd systeem’: systeem met een verbruik van minder dan 3 000 GWh in 1996 en waarvan minder dan 5 % van het jaarverbruik via interconnectie met andere systemen wordt verkregen;

27.      ‚geïsoleerd microsysteem’: systeem met een verbruik van minder dan 500 GWh in 1996, zonder interconnectie met andere systemen;

[…]”

6        Artikel 3 van die richtlijn, met het opschrift „Openbaredienstverplichtingen en bescherming van de afnemer”, bepaalt in lid 14:

„De lidstaten kunnen besluiten de bepalingen van de artikelen 7, 8, 32 en/of 34 niet toe te passen, voor zover de toepassing daarvan de elektriciteitsbedrijven in feite of in rechte verhindert zich van de hun in het algemeen economisch belang opgelegde verplichtingen te kwijten en mits de ontwikkeling van de handel niet wordt beïnvloed in een mate die strijdig is met de belangen van de [Unie]. De belangen van de [Unie] omvatten onder meer mededinging met betrekking tot de in aanmerking komende afnemers overeenkomstig deze richtlijn en artikel [106 VWEU].”

7        Artikel 15 van richtlijn 2009/72, met het opschrift „Inschakelen en balanceren”, luidt:

„1.      Onverminderd de levering van elektriciteit op basis van contractuele verplichtingen, met inbegrip van die welke voortvloeien uit de in aanbestedingen vervatte specificaties, is de transmissiesysteembeheerder, wanneer hij deze functie vervult, verantwoordelijk voor de inschakeling van de stroomproductie-eenheden in zijn gebied en voor het bepalen van het gebruik van interconnectoren met andere systemen.

2.      De inschakeling van de stroomproductie-eenheden en het gebruik van interconnectoren geschieden op basis van criteria waaraan de bevoegde nationale regulerende instanties hun goedkeuring hechten en die objectief moeten zijn, bekendgemaakt moeten worden en op een niet-discriminerende wijze moeten worden toegepast om een goede werking van de interne markt voor elektriciteit te waarborgen. De criteria houden rekening met de economische rangorde van de elektriciteit uit beschikbare productie-eenheden of uit overdracht via interconnectoren en met de voor het systeem geldende technische beperkingen.

[…]

7.      De door transmissiesysteembeheerders vastgestelde regels voor het balanceren van het elektriciteitsnet, waaronder de regels voor de tarieven die zij de gebruikers van hun systeem in rekening brengen voor onbalans van energie, zijn objectief, transparant en niet-discriminerend. De voorwaarden, met inbegrip van de regels en tarieven, voor het verlenen van dergelijke diensten door transmissiesysteembeheerders worden volgens een methode die in overeenstemming is met artikel 37, lid 6, vastgesteld op een niet-discriminerende wijze die de kosten weerspiegelt. De voorwaarden worden bekendgemaakt.”

8        Artikel 25 van die richtlijn, met het opschrift „Taken van distributiesysteembeheerders”, bepaalt:

„1.      De distributiesysteembeheerder is verantwoordelijk voor het waarborgen van het vermogen van het systeem op lange termijn om te voldoen aan een redelijke vraag naar de distributie van elektriciteit, en voor het beheren, onderhouden en ontwikkelen onder economische voorwaarden van een zeker, betrouwbaar en efficiënt elektriciteitsdistributiesysteem in zijn gebied, met inachtneming van het milieu en energie-efficiëntie.

[…]

5.      Distributiesysteembeheerders kopen de energie die zij gebruiken om energieverliezen te dekken en in reservecapaciteit in hun systeem te voorzien, volgens transparante, niet-discriminerende en op de markt gebaseerde procedures, wanneer zij deze functie vervullen. […]

6.      Wanneer distributiesysteembeheerders verantwoordelijk zijn voor het balanceren van het elektriciteitsdistributiesysteem, zijn de daartoe door hen vastgestelde regels, waaronder de regels voor de vaststelling van de tarieven die zij systeemgebruikers voor energieonbalans in rekening brengen, objectief, transparant en niet-discriminerend. De voorwaarden, met inbegrip van de regels en tarieven, voor het verlenen van dergelijke diensten door distributiesysteembeheerders worden in overeenstemming met artikel 37, lid 6, vastgesteld op een niet-discriminerende wijze die de kosten weerspiegelt. De voorwaarden worden gepubliceerd.

7.      Bij de planning van de ontwikkeling van het distributiesysteem, neemt de distributiesysteembeheerder maatregelen op het gebied van energie-efficiëntie/vraagzijdebeheer of gedistribueerde productie die de noodzaak van een vergroting of vervanging van elektriciteitscapaciteit kunnen ondervangen, in overweging.”

9        Artikel 26 van die richtlijn, met het opschrift, „Ontvlechting van distributiesysteembeheerders”, luidt:

„1.      Wanneer de distributiesysteembeheerder deel uitmaakt van een verticaal geïntegreerd bedrijf, moet hij, althans met betrekking tot zijn rechtsvorm, organisatie en besluitvorming, onafhankelijk van andere, niet met distributie samenhangende activiteiten zijn. Deze regels houden geen verplichting in om de eigendom van de activa van het distributiesysteem af te scheiden van het verticaal geïntegreerde bedrijf.

2.      Wanneer de distributiesysteembeheerder deel uitmaakt van een verticaal geïntegreerd bedrijf, moet hij, naast de vereisten zoals bedoeld in lid 1, met betrekking tot zijn organisatie en besluitvorming onafhankelijk zijn van andere, niet met distributie samenhangende activiteiten. Om dit te verwezenlijken, gelden de volgende minimumcriteria:

[…]

3.      Wanneer de distributiesysteembeheerder deel uitmaakt van een verticaal geïntegreerd bedrijf zien de lidstaten erop toe dat de activiteit van de distributiesysteembeheerder wordt gemonitord door de regulerende instanties of andere bevoegde instanties om erover te waken dat hij die verticale integratie niet benut om de mededinging te vervalsen. […]

4.      De lidstaten kunnen besluiten de leden 1 tot en met 3 niet toe te passen op geïntegreerde elektriciteitsbedrijven die minder dan 100 000 aangesloten afnemers bedienen, of die kleine geïsoleerde systemen bedienen.”

10      Artikel 28 van richtlijn 2009/72, met het opschrift „Gesloten distributiesystemen”, bepaalt:

„1.      De lidstaten kunnen voorzien in nationale regulerende instanties of andere bevoegde organen om een systeem dat elektriciteit distribueert binnen een geografisch afgebakende industriële of commerciële locatie of een locatie met gedeelde diensten en dat niet, onverminderd lid 4, huishoudelijke afnemers van elektriciteit voorziet, als gesloten distributiesysteem aan te merken indien:

a)      de exploitatie of het productieproces van de gebruikers van dat systeem om specifieke technische of veiligheidsredenen geïntegreerd is, of

b)      het systeem primair elektriciteit distribueert aan de eigenaar of beheerder van het systeem of de daarmee verwante bedrijven.

2.      De lidstaten kunnen voorzien in nationale regulerende instanties om de beheerder van een gesloten distributiesysteem te ontheffen van:

a)      de verplichting uit hoofde van artikel 25, lid 5, om de energie die hij gebruikt om energieverliezen te dekken en in reservecapaciteit in zijn systeem te voorzien, te kopen volgens transparante, niet-discriminerende en op de markt gebaseerde procedures;

b)      het vereiste van artikel 32, lid 1, dat tarieven of de methoden voor de berekening hiervan moeten worden goedgekeurd alvorens zij overeenkomstig artikel 37 van kracht worden.

3.      Indien er een ontheffing wordt toegestaan uit hoofde van lid 2, worden de geldende tarieven of de methoden voor de berekening hiervan herzien en goedgekeurd overeenkomstig artikel 37 op verzoek van een gebruiker van het gesloten distributiesysteem.

4.      Incidenteel gebruik door een klein aantal huishoudens die werkzaam zijn bij of vergelijkbare betrekkingen hebben met de eigenaar van het distributiesysteem en gevestigd zijn in het gebied dat door een gesloten distributiesysteem bediend wordt, sluit niet uit dat een ontheffing uit hoofde van lid 2 wordt toegestaan.”

11      In artikel 32 van richtlijn 2009/72, met het opschrift „Toegang van derden”, wordt bepaald:

„1.      De lidstaten dragen zorg voor de invoering van een systeem voor toegang van derden tot de transmissie‑ en distributiesystemen, gebaseerd op bekendgemaakte tarieven die voor alle in aanmerking komende afnemers gelden en die objectief worden toegepast zonder onderscheid te maken tussen systeemgebruikers. De lidstaten zorgen ervoor dat deze tarieven of de aan de berekening daarvan ten grondslag liggende methoden voorafgaand aan hun toepassing worden goedgekeurd overeenkomstig artikel 37 en dat deze tarieven en, wanneer alleen de methoden zijn goedgekeurd, de methoden worden bekendgemaakt voordat zij in werking treden.

2.      De beheerder van een transmissie‑ of distributiesysteem kan de toegang weigeren wanneer hij niet over de nodige capaciteit beschikt. De weigering moet naar behoren met redenen worden omkleed waarbij met name het bepaalde in artikel 3 in acht moet worden genomen, op basis van objectieve, technisch en economisch onderbouwde criteria. De regulerende instanties, indien de lidstaten hierin voorzien, of de lidstaten zorgen ervoor dat deze criteria op coherente wijze worden toegepast en dat de systeemgebruiker aan wie toegang is geweigerd, gebruik kan maken van een geschillenbeslechtingsprocedure. De regulerende instantie zorgt er tevens voor dat, waar van toepassing en wanneer de toegang wordt geweigerd, de transmissie‑ of distributiesysteembeheerder relevante informatie verstrekt over de voor de versterking van het net vereiste maatregelen. Aan degene die om dergelijke informatie verzoekt, kan een redelijke vergoeding in rekening worden gebracht die de aan de verstrekking van die informatie verbonden kosten weerspiegelt.”

12      Artikel 37 van die richtlijn, met het opschrift „Taken en bevoegdheden van de regulerende instanties”, bepaalt in lid 6:

„De regulerende instanties zijn bevoegd voor de vaststelling of de voldoende ruim aan de inwerkingtreding voorafgaande goedkeuring van ten minste de methoden voor het berekenen of vastleggen van de voorwaarden inzake

[…]

b)      de verstrekking van balanceringsdiensten, die zo economisch mogelijk worden uitgevoerd en passende stimuleringsmaatregelen bieden voor netwerkgebruikers om hun input en output op elkaar af te stemmen. De balanceringsdiensten worden op billijke en niet-discriminerende wijze verstrekt en zijn gebaseerd op objectieve criteria, […]

[…]”

 Italiaans recht

13      Artikel 30, lid 27 van legge n. 99 – Disposizioni per lo sviluppo e l’internazionalizzazione delle imprese, nonché in materia di energia (wet nr. 99 – Regels voor de ontwikkeling en internationalisering van ondernemingen en op het gebied van energie), van 23 juli 2009 (GURI nr. 176 van 31 juli 2009; hierna: „wet nr. 99/2009”), bepaalt:

„Ter garantie en verbetering van de kwaliteit van de elektriciteitsvoorziening aan eindafnemers die via particuliere netwerken met eventueel productiecapaciteit op het nationale elektriciteitssysteem zijn aangesloten […] stelt de Ministero dello Sviluppo Economico (minister van Economische Ontwikkeling) binnen 120 dagen na inwerkingtreding van deze wet nieuwe criteria vast ter bepaling van de betrekkingen tussen de netwerkbeheerder, concessiehoudende elektriciteitsdistributiebedrijven, de eigenaar van de particuliere netwerken en de op deze netwerken aangesloten eindafnemer. De [AEEGSI] past deze criteria toe met het oog op de afstemming en waarborging van verworven rechten en houdt in dat verband ook rekening met de noodzaak van rationeel gebruik van de bestaande bronnen.”

14      In artikel 33 van wet nr. 99/2009 wordt bepaald:

„[…] een intern gebruikersnetwerk […] is een elektriciteitsnet waarvan de structuur voldoet aan de volgende voorwaarden:

a)      het is een netwerk dat op de datum van inwerkingtreding van deze wet reeds bestaat of een netwerk waarvan op deze datum reeds met de totstandbrenging is begonnen of waarvoor de door de geldende regelgeving voorgeschreven vergunningen reeds zijn verkregen;

b)      het verbindt eenheden voor industrieel verbruik of eenheden voor industrieel verbruik en productie van elektriciteit die functioneel van essentieel belang zijn voor het industriële productieproces, mits zij zich bevinden in gebieden binnen het grondgebied van niet meer dan drie aangrenzende gemeenten, of niet meer dan drie aangrenzende provincies, uitsluitend indien de productie-eenheden worden gevoed door hernieuwbare energiebronnen;

c)      het is een netwerk waarvoor geen aansluitverplichting jegens derden geldt, onverminderd het recht van elk rechtssubject binnen dit netwerk om zich, als alternatief, aan te sluiten op het netwerk waarvoor een aansluitverplichting jegens derden geldt;

d)      het is via een of meerdere aansluitpunten aangesloten op een netwerk met een nominale spanning van ten minste 120 kV waarvoor een aansluitverplichting jegens derden geldt;

e)      het heeft een verantwoordelijke die als enig beheerder van het netwerk fungeert. Dit kan een ander rechtssubject zijn dan de eigenaren van de verbruiks‑ of productie-eenheden, maar kan geen houder zijn van concessies voor transmissie en inschakeling of distributie van elektriciteit.”

15      Decreto ministeriale – Attuazione dell’articolo 30, comma 27, della legge 23 luglio 2009, n. 99, in materia di rapporti intercorrenti fra i gestori delle reti elettriche, le società di distribuzione in concessione, i proprietari di reti private ed i clienti finali collegati a tali reti (ministerieel besluit – Tenuitvoerlegging van artikel 30, lid 27, van wet nr. 99 van 23 juli 2009 betreffende betrekkingen tussen beheerders van elektriciteitssystemen, concessiehoudende distributiebedrijven, eigenaren van particuliere elektriciteitsnetwerken en daarop aangesloten eindafnemers), van 10 december 2010 (GURI nr. 305 van 31 december 2010) legt beheerders van particuliere netwerken de verplichting op om daarop aangesloten eindgebruikers de mogelijkheid te bieden om fysiek of virtueel op het openbare netwerk te worden aangesloten, alsmede de verplichting om het gebruik daarvan toe te staan aan de beheerders van openbare netwerken teneinde het recht van eindgebruikers op een aansluiting op het openbare netwerk te garanderen.

16      Artikel 38, lid 5, van decreto legislativo n. 93 – Attuazione delle direttive 2009/72/CE, 2009/73/CE e 2008/92/CE relative a norme comuni per il mercato interno dell’energia elettrica, del gas naturale e ad una procedura comunitaria sulla trasparenza dei prezzi al consumatore finale industriale di gas e di energia elettrica, nonché abrogazione delle direttive 2003/54/CE e 2003/55/CE (wetsbesluit nr. 93 – Tenuitvoerlegging van de richtlijnen 2009/72/EG, 2009/73/EG en 2008/92/EG betreffende gemeenschappelijke regels voor de interne markt voor elektriciteit en aardgas, een communautaire procedure inzake de doorzichtigheid van de prijzen van gas en elektriciteit voor industriële eindverbruikers en tot intrekking van de richtlijnen 2003/54/EG en 2003/55/EG), van 1 juni 2011 (GURI nr. 148 van 28 juni 2011; hierna: „wetsbesluit nr. 93/2011”), bepaalt onder meer het volgende:

„Onverminderd het bepaalde met betrekking tot efficiënte gebruikerssystemen in de zin van artikel 2, lid 1, onder t), van wetsbesluit nr. 115/2008 zijn interne gebruikersnetwerken in de zin van artikel 33 van wet nr. [99/2009] en de overige particuliere netwerken in de zin van artikel 30, lid 27, van wet nr. [99/2009] gesloten distributiesystemen […]”.

17      Bij deliberazione n. 539/2015/R/eel – Regolazione dei servizi di connessione, misura, trasmissione, distribuzione, dispacciamento e vendita nel caso di sistemi di distribuzione chiusi (besluit nr. 539/2015/R/eel – Regulering van diensten voor aansluiting, meting, transmissie, distributie, inschakeling en verkoop in geval van gesloten distributiesystemen), van 12 november 2015 (hierna: „besluit nr. 539/2015”), zijn interne gebruikersnetwerken en andere particuliere elektriciteitsnetwerken door de AEEGSI overeenkomstig artikel 38, lid 5, van wetsbesluit nr. 93/2011 geclassificeerd in de categorie „gesloten distributiesystemen” als bedoeld in artikel 28, lid 1, van richtlijn 2009/72.

18      Artikel 8 van bijlage A bij dat besluit bepaalt: „Een gesloten distributiesysteem is een netwerk waarvoor de aansluitverplichting uitsluitend geldt voor gebruikers die, voor de toepassing van artikel 6 van dit besluit, behoren tot de gebruikers die op dit gesloten distributiesysteem mogen worden aangesloten”.

19      Krachtens artikel 22, lid 1, van voornoemde bijlage „zijn inschakelingsregels van toepassing op elektriciteit die door elke gebruiker wordt toegevoegd aan of afgenomen van een gesloten distributiesysteem via zijn aansluitpunt op dat systeem”.

 Hoofdgeding en prejudiciële vragen

20      Verzoeksters in het hoofdgeding zijn, naargelang het geval, eigenaars of beheerders van particuliere elektriciteitsdistributiesystemen die overeenkomstig artikel 38, lid 5, van wetsbesluit nr. 93/2011 zijn geclassificeerd in de categorie „gesloten distributiesystemen” en in die hoedanigheid overeenkomstig besluit nr. 539/2015 zijn onderworpen aan verschillende door de AEEGSI opgelegde verplichtingen.

21      Verzoeksters hebben bij de Tribunale amministrativo regionale per la Lombardia (bestuursrechter in eerste aanleg Lombardije, Italië) beroep ingesteld tot nietigverklaring van besluit nr. 539/2015, op grond dat dit besluit, voor zover het bepaalt dat op gesloten distributiesystemen dezelfde regels worden toegepast als op openbare distributiesystemen, en geen systeem invoert dat rekening houdt met de specifieke kenmerken van deze gesloten systemen, in strijd is met de bepalingen van richtlijn 2009/72.

22      De door verzoeksters ter ondersteuning van dat beroep aangevoerde grieven hebben betrekking op, respectievelijk, de aan beheerders van gesloten distributiesystemen opgelegde verplichting om derden aan te sluiten, de verplichting tot boekhoudkundige en functionele ontvlechting, het in rekening brengen van kosten voor inschakeling met betrekking tot elke op het gesloten distributiesysteem aangesloten gebruiker, zonder dat complete systeem als geheel te behandelen als één enkele afnemer van die dienst, zoals eerder het geval was, en het in rekening brengen van stroominfrastructuurkosten voor het gebruik van elektriciteit door iedere gebruiker die op een gesloten distributiesysteem is aangesloten, zelfs indien de elektriciteit binnen dat systeem wordt geproduceerd.

23      In deze omstandigheden heeft de Tribunale amministrativo regionale per la Lombardia de behandeling van de zaak geschorst en het Hof verzocht om een prejudiciële beslissing over de volgende vragen, die in de zaken C‑262/17, C‑263/17 en C‑273/17 in gelijkluidende bewoordingen zijn geformuleerd:

„1)      Moeten de bepalingen van [richtlijn 2009/72], en inzonderheid artikel [2], punten 5 en 6, en artikel 28, aldus worden uitgelegd dat een door een particulier opgezet en beheerd elektriciteitssysteem waarop een beperkt aantal productie‑ en verbruikseenheden is aangesloten en dat op zijn beurt op het openbare netwerk is aangesloten, altijd een elektriciteitsnet en dus een ‚distributiesysteem’ in de zin van deze richtlijn oplevert, zonder de mogelijkheid om particuliere systemen met dergelijke kenmerken die van vóór de inwerkingtreding van de richtlijn dateren en oorspronkelijk voor eigen productie zijn opgezet, van deze classificatie uit te sluiten?

2)      Indien de vorige vraag bevestigend wordt beantwoord: kunnen de bijzondere kenmerken van een particulier elektriciteitsnet volgens [richtlijn 2009/72] uitsluitend worden benut door dit net tot de categorie gesloten distributiesystemen als bedoeld in artikel 28 van [richtlijn 2009/72] te rekenen of mag de nationale wetgever nog een andere categorie distributiesystemen vaststellen waarop een vereenvoudigde regeling van toepassing is die afwijkt van de op gesloten distributiesystemen toepasselijke regeling?

3)      Los van het antwoord op de vorige vragen: moet de richtlijn aldus worden uitgelegd dat gesloten distributiesystemen als bedoeld in artikel 28 [van richtlijn 2009/72] in elk geval een aansluitverplichting jegens derden hebben?

4)      Los van het antwoord op de vorige vragen: indien een particulier elektriciteitsnet een gesloten distributiesysteem in de zin van artikel 28 van [richtlijn 2009/72] oplevert, mag de nationale wetgever dan voor een dergelijk systeem uitsluitend voorzien in de afwijkingen van de algemene regeling inzake de distributiesystemen die uitdrukkelijk zijn genoemd in artikel 28 en artikel 26, lid 4, van deze richtlijn, of heeft de lidstaat, in het licht van de overwegingen 29 en 30 van die richtlijn, de mogelijkheid dan wel de verplichting om verdere uitzonderingen op de toepassing van de algemene regeling voor distributiesystemen vast te stellen om te garanderen dat de in die overwegingen genoemde doelstellingen worden nagestreefd?

5)      Indien het Hof het mogelijk of nodig acht dat een lidstaat een regeling vaststelt die rekening houdt met de bijzondere kenmerken van gesloten distributiesystemen, staan dan de bepalingen van [richtlijn 2009/72], en met name de overwegingen 29 en 30, artikel 15, lid 7, artikel 37, lid 6, onder b), en artikel 26, lid 4, in de weg aan een nationale regeling als in de onderhavige zaak aan de orde, volgens welke op gesloten distributiesystemen een regeling inzake inschakeling en ontvlechting van toepassing is die volledig analoog is aan de op het openbare elektriciteitsnet toepasselijke regeling, en die ten aanzien van stroominfrastructuurkosten bepaalt dat de hoogte van die kosten deels ook wordt bepaald door de binnen het gesloten systeem verbruikte elektriciteit?”

24      Bij beschikking van de president van het Hof van 12 juni 2017 zijn de zaken C‑262/17, C‑263/17 en C‑273/17 gevoegd voor de schriftelijke en de mondelinge behandeling en voor het arrest.

25      In antwoord op een verzoek van het Hof om verduidelijking heeft de verwijzende rechter het Hof op 12 april 2018 meegedeeld dat de vijfde prejudiciële vraag irrelevant is geworden, voor zover deze betrekking heeft op de regels inzake ontvlechting en op de stroominfrastructuurkosten.

 Beantwoording van de prejudiciële vragen

 Eerste vraag

26      Met zijn eerste vraag wenst de verwijzende rechter in wezen te vernemen of artikel 2, punt 5, en artikel 28, lid 1, van richtlijn 2009/72 aldus moeten worden uitgelegd dat systemen als die in het hoofdgeding, die met het oog op eigen verbruik vóór de inwerkingtreding van deze richtlijn zijn opgezet en worden beheerd door een particuliere entiteit, waaraan een beperkt aantal productie‑ en verbruikseenheden is gekoppeld, en die op hun beurt zijn aangesloten op het openbare netwerk, distributiesystemen vormen die binnen de werkingssfeer van die richtlijn vallen.

27      Er zij aan herinnerd dat richtlijn 2009/72 tot doel heeft, zoals volgt uit artikel 1 ervan, de vaststelling van gemeenschappelijke regels voor onder meer de distributie van elektriciteit, met het oog op het verbeteren en integreren van concurrerende elektriciteitsmarkten in de Unie.

28      Hoewel het begrip „distributiesysteem” in richtlijn 2009/72 niet als zodanig is gedefinieerd, wordt het begrip „distributie” in artikel 2, punt 5, van die richtlijn gedefinieerd als het transport van elektriciteit langs hoog-, midden‑ en laagspanningsdistributiesystemen met het oog op de belevering aan afnemers, met uitzondering van de „levering” zelf, waarbij het begrip „levering” volgens artikel 2, punt 19, van genoemde richtlijn moet worden opgevat als betrekking hebbend op de verkoop van elektriciteit aan afnemers (zie naar analogie arrest van 22 mei 2008, citiworks, C‑439/06, EU:C:2008:298, punt 45).

29      Uit die definities volgt dat een distributiesysteem een systeem is voor het transport van hoog-, midden‑ en laagspanningselektriciteit (zie naar analogie arrest van 22 mei 2008, citiworks, C‑439/06, EU:C:2008:298, punt 46).

30      Hieruit volgt dat het relevante criterium om te bepalen of een systeem een distributiesysteem in de zin van richtlijn 2009/72 is, louter bestaat in de elektriciteitsspanning (zie in die zin arrest van 22 mei 2008, citiworks, C‑439/06, EU:C:2008:298, punt 48).

31      Daarentegen zijn noch de datum waarop een dergelijk systeem is opgezet, noch het feit dat het bedoeld is voor eigen verbruik en beheerd wordt door een particuliere entiteit, waarmee een beperkt aantal productie‑ en verbruikseenheden is verbonden, in dit verband relevante criteria.

32      Wat deze laatste omstandigheid betreft, moet daarentegen worden opgemerkt dat de lidstaten overeenkomstig artikel 28, lid 1, van richtlijn 2009/72 kunnen bepalen dat bevoegde nationale instanties een systeem dat elektriciteit distribueert binnen een geografisch afgebakende industriële of commerciële locatie of een locatie met gedeelde diensten en dat huishoudelijke afnemers in beginsel niet van elektriciteit voorziet, als gesloten distributiesysteem aanmerken indien, naargelang het geval, de exploitatie of het productieproces van de gebruikers van dat systeem om specifieke technische of veiligheidsredenen geïntegreerd is, of indien het systeem primair elektriciteit distribueert aan de eigenaar of beheerder van het systeem of de daarmee verwante bedrijven.

33      Krachtens artikel 28, lid 2, van richtlijn 2009/72 kunnen de lidstaten bepalen dat de bevoegde nationale instanties de beheerder van een dergelijk gesloten systeem ontheffen van, ten eerste, de verplichting uit hoofde van artikel 25, lid 5, van die richtlijn om de energie die hij gebruikt om energieverliezen te dekken en in reservecapaciteit in zijn systeem te voorzien, te kopen volgens transparante, niet-discriminerende en op de markt gebaseerde procedures, en van, ten tweede, het vereiste van artikel 32, lid 1, van voornoemde richtlijn dat de tarieven of de methoden voor de berekening hiervan moeten worden goedgekeurd alvorens zij overeenkomstig artikel 37 van diezelfde richtlijn van kracht worden. In het laatste geval kunnen de gebruikers van het systeem volgens artikel 28, lid 3, van richtlijn 2009/72 de bevoegde nationale instantie verzoeken om die tarieven en berekeningsmethodes te herzien en goed te keuren.

34      Uit die bepalingen volgt dat systemen als die in het hoofdgeding, die zijn opgezet voor eigen verbruik en worden beheerd door een particuliere entiteit, waaraan een beperkt aantal productie‑ en verbruikseenheden is gekoppeld, distributiesystemen vormen die binnen de werkingssfeer van deze richtlijn vallen, aangezien de bevoegde nationale instanties hen kunnen kwalificeren als een gesloten distributiesysteem in de zin van artikel 28, lid 1, van die richtlijn, waarbij de lidstaten bovendien alleen de mogelijkheid, maar niet de verplichting hebben om ze overeenkomstig artikel 28, lid 2, van die richtlijn te ontheffen van de twee in die laatste bepaling genoemde verplichtingen.

35      Bovendien zij erop gewezen dat, wat de beperkte omvang van het systeem betreft, artikel 2, punten 26 en 27, van richtlijn 2009/72 alleen naar een dergelijk criterium verwijst om een definitie te geven van de begrippen „klein geïsoleerd systeem” of „geïsoleerd microsysteem”, zodat de Uniewetgever dus niet de bedoeling heeft gehad om bepaalde transmissie‑ of distributiesystemen wegens hun grootte of hun elektriciteitsverbruik uit te sluiten van de werkingssfeer van die richtlijn (zie naar analogie arrest van 22 mei 2008, citiworks, C‑439/06, EU:C:2008:298, punt 49).

36      Bovenstaande overwegingen worden bovendien bevestigd door de doelstelling van richtlijn 2009/72 om de interne elektriciteitsmarkt te voltooien (zie in die zin arrest van 22 mei 2008, citiworks, C‑439/06, EU:C:2008:298, punt 44).

37      Bijgevolg vormen netwerken als die in het hoofdgeding, waarvan vaststaat dat zij worden gebruikt voor het transport van hoog-, midden‑ en laagspanningselektriciteit bestemd voor verkoop aan eindafnemers, distributiesystemen die binnen de werkingssfeer van richtlijn 2009/72 vallen.

38      Bijgevolg moet op de eerste vraag worden geantwoord dat artikel 2, punt 5, en artikel 28, lid 1, van richtlijn 2009/72 aldus moeten worden uitgelegd dat systemen als die in het hoofdgeding, die met het oog op eigen verbruik zijn opgezet vóór de inwerkingtreding van deze richtlijn en worden beheerd door een particuliere entiteit, waaraan een beperkt aantal productie‑ en verbruikseenheden is gekoppeld en die op hun beurt zijn aangesloten op het openbare netwerk, distributiesystemen vormen die binnen de werkingssfeer van die richtlijn vallen.

 Tweede en vierde vraag

39      Met zijn tweede en vierde vraag wenst de verwijzende rechter in wezen te vernemen of artikel 28 van richtlijn 2009/72 aldus moet worden uitgelegd dat de lidstaten systemen als die in het hoofdgeding uitsluitend kunnen ontheffen van de verplichtingen van lid 2 van deze bepaling betreffende de onder deze bepaling vallende gesloten distributiesystemen en van de verplichtingen van artikel 26, lid 4, van deze richtlijn, of dat zij deze systemen ook in een afzonderlijke categorie distributiesystemen kunnen onderbrengen teneinde hieraan ontheffingen te verlenen waarin die richtlijn niet voorziet.

40      Zoals reeds blijkt uit de punten 32 tot en met 34 van dit arrest, kan een lidstaat die bepaalt dat de bevoegde nationale instanties systemen die voldoen aan de voorwaarden van artikel 28, lid 1, van richtlijn 2009/72 als gesloten distributiesystemen kunnen aanmerken, overeenkomstig artikel 28, lid 2, van die richtlijn ook bepalen dat deze instanties de beheerder van die systemen ontheffen van de in artikel 25, lid 5, en artikel 32, lid 1, van die richtlijn bedoelde verplichtingen.

41      Uit de bewoordingen van artikel 28, lid 2, van richtlijn 2009/72 blijkt dus duidelijk dat systemen die door de bevoegde nationale instanties als gesloten distributiesystemen worden gekwalificeerd, op basis van die bepaling alleen kunnen worden ontheven van de verplichtingen waarop die bepaling doelt, en dit, zoals blijkt uit overweging 30 van die richtlijn, om te voorkomen dat aan de beheerders van die systemen verplichtingen worden opgelegd die een onnodige administratieve belasting kunnen vormen gezien de bijzondere aard van de betrekking tussen die beheerders en de gebruikers van het systeem.

42      In de onderhavige zaak blijkt uit de verwijzingsbeslissing, en wordt bovendien niet betwist, dat de in het hoofdgeding aan de orde zijnde systemen door de bevoegde nationale instantie zijn aangemerkt als gesloten distributiesystemen in de zin van artikel 28, lid 1, van richtlijn 2009/72.

43      Als zodanig zouden die systemen derhalve, indien Italië gebruik heeft gemaakt van de in artikel 28, lid 2, van die richtlijn bedoelde mogelijkheid, gebruik kunnen maken van enkel de in die bepaling bedoelde ontheffingen.

44      Zoals de advocaat-generaal in de punten 52 tot en met 58 van zijn conclusie echter in wezen heeft opgemerkt, staat niets eraan in de weg dat een gesloten distributiesysteem ook, in andere hoedanigheden, van de aanvullende ontheffingen waarin richtlijn 2009/72 voorziet, gebruik kan maken.

45      In dit verband zij er met name op gewezen dat artikel 26, lid 4, van richtlijn 2009/72 de lidstaten toestaat geïntegreerde elektriciteitsbedrijven die minder dan 100 000 aangesloten afnemers bedienen, te ontheffen van de ontvlechtingsverplichtingen als bedoeld in artikel 26, leden 1 tot en met 3, van die richtlijn, teneinde, overeenkomstig overweging 29 van die richtlijn, kleine distributiesysteembeheerders geen onevenredige financiële en administratieve lasten op te leggen.

46      Uit de vaststellingen van de verwijzende rechter blijkt dat de in het hoofdgeding aan de orde zijnde systemen in aanmerking kunnen komen voor deze ontheffing, aangezien zij in beginsel niet kunnen leveren aan huishoudelijke afnemers en een beperkt aantal productie‑ en verbruikseenheden binnen een geografisch beperkte locatie aan elkaar koppelen.

47      Bovendien blijkt uit het antwoord van de verwijzende rechter op het verzoek van het Hof om verduidelijking dat de in het hoofdgeding aan de orde zijnde nationale regeling deze systemen thans overeenkomstig artikel 26, lid 4, van richtlijn 2009/72 ontheft van de in artikel 26, leden 1 tot en met 3, van deze richtlijn neergelegde ontvlechtingsverplichtingen.

48      Hoe dan ook dient erop te worden gewezen dat de lidstaten systemen als die in het hoofdgeding, die binnen de werkingssfeer van richtlijn 2009/72 vallen, niet kunnen onderbrengen in een andere categorie distributiesystemen dan de categorieën die uitdrukkelijk in die richtlijn zijn vastgesteld, teneinde daaraan ontheffingen te verlenen waarin die richtlijn niet voorziet.

49      Zoals uit de overwegingen 29 en 30 van richtlijn 2009/72 blijkt, kan de bijzondere aard van bepaalde typen distributiesystemen, waaronder gesloten distributiesystemen, rechtvaardigen dat de lidstaten die systemen ontheffen van bepaalde verplichtingen uit hoofde van die richtlijn, teneinde hun geen ongerechtvaardigde administratieve lasten op te leggen.

50      Opgemerkt zij echter dat deze overwegingen juist tot uiting komen in artikel 26, lid 4, en artikel 28, lid 2, van richtlijn 2009/72, waarin uitdrukkelijk wordt bepaald voor welke ontheffingen dergelijke distributiesystemen in aanmerking kunnen komen.

51      Bijgevolg moet op de tweede en vierde vraag worden geantwoord dat artikel 28 van richtlijn 2009/72 aldus moet worden uitgelegd dat systemen als die in het hoofdgeding, die door een lidstaat zijn aangemerkt als gesloten distributiesystemen in de zin van lid 1 van dat artikel, als zodanig door die lidstaat alleen kunnen worden ontheven van de verplichtingen van lid 2 van dat artikel, onverminderd het feit dat die systemen ook in aanmerking zouden kunnen komen voor andere in die richtlijn neergelegde ontheffingen, in het bijzonder die van artikel 26, lid 4, daarvan, indien zij voldoen aan de daarin gestelde voorwaarden, hetgeen de verwijzende rechter dient na te gaan. In ieder geval mag die lidstaat deze systemen niet in een afzonderlijke categorie distributiesystemen opnemen teneinde hieraan ontheffingen te verlenen waarin die richtlijn niet voorziet.

 Derde vraag

52      Met zijn derde vraag wenst de verwijzende rechter in wezen te vernemen of artikel 32, lid 1, van richtlijn 2009/72 aldus moet worden uitgelegd dat het zich verzet tegen een nationale regeling als die in het hoofdgeding, die bepaalt dat gesloten distributiesystemen in de zin van artikel 28, lid 1, van deze richtlijn niet onderworpen zijn aan de verplichting om toegang te verlenen aan derden, maar enkel toegang hoeven te verlenen aan derden die vallen onder de categorie gebruikers die op die systemen kunnen worden aangesloten, die recht op toegang tot het openbare netwerk hebben.

53      Er zij aan herinnerd dat de lidstaten ingevolge artikel 32, lid 1, eerste en tweede zin, van richtlijn 2009/72 verplicht zijn om een systeem van toegang van derden tot transmissie‑ en distributiesystemen in te voeren dat gebaseerd is op bekendgemaakte tarieven die voor alle in aanmerking komende afnemers gelden en die objectief worden toegepast zonder onderscheid te maken tussen systeemgebruikers. Ingevolge artikel 32, lid 1, derde zin, van die richtlijn moeten de lidstaten er bovendien zorg voor dragen dat deze tarieven of de aan de berekening daarvan ten grondslag liggende methoden voorafgaand aan hun toepassing worden goedgekeurd overeenkomstig artikel 37 van die richtlijn en dat deze tarieven en, wanneer alleen de methoden zijn goedgekeurd, de methoden worden bekendgemaakt voordat zij in werking treden.

54      Zoals het Hof reeds herhaaldelijk heeft geoordeeld, is de door artikel 32, lid 1, eerste en tweede zin, van richtlijn 2009/72 ingevoerde vrije toegang van derden tot de transmissie‑ en distributiesystemen één van de essentiële maatregelen die door de lidstaten moeten worden toegepast met het oog op de voltooiing van de interne markt voor elektriciteit (zie naar analogie arresten van 22 mei 2008, citiworks, C‑439/06, EU:C:2008:298, punt 44; 9 oktober 2008, Sabatauskas e.a., C‑239/07, EU:C:2008:551, punten 31, 33 en 46, en 29 september 2016, Essent Belgium, C‑492/14, EU:C:2016:732, punt 76).

55      Zoals uit overweging 3 van richtlijn 2009/72 volgt, wordt met deze richtlijn beoogd een volledig opengestelde markt tot stand te brengen waarop alle consumenten hun leveranciers vrijelijk kunnen kiezen en alle aanbieders vrijelijk aan hun afnemers kunnen leveren.

56      Ofschoon artikel 32, lid 1, van richtlijn 2009/72 het aan de lidstaten overlaat om de maatregelen te nemen die nodig zijn voor de invoering van een systeem voor toegang van derden tot de transmissie‑ en distributiesystemen, waarbij de lidstaten, conform artikel 288 VWEU, bevoegd zijn om vorm en middelen te kiezen om deze invoering te verwezenlijken, neemt dit niet weg dat deze speelruimte, gelet op het belang van het beginsel van vrije toegang tot de transmissie‑ en distributiesystemen, hun niet de mogelijkheid biedt om genoemd beginsel opzij te zetten in andere gevallen dan die waarvoor die richtlijn in uitzonderingen of ontheffingen voorziet (zie naar analogie arrest van 22 mei 2008, citiworks, C‑439/06, EU:C:2008:298, punt 55).

57      Zo volgt uit artikel 3, lid 14, van richtlijn 2009/72 dat het de lidstaten is toegestaan de bepalingen van artikel 32, lid 1, van die richtlijn, die voorzien in niet-discriminerende toegang van derden tot transmissie‑ en distributiesystemen, niet toe te passen indien de toepassing van die bepalingen de elektriciteitsbedrijven in feite of in rechte verhindert zich van de hun opgelegde openbaredienstverplichtingen te kwijten, mits de lidstaten zich ervan vergewissen dat die verplichtingen niet kunnen worden nageleefd met andere middelen die niet afdoen aan het recht op toegang tot de systemen, dat een van de in richtlijn 2009/72 neergelegde rechten is (zie naar analogie arresten van 22 mei 2008, citiworks, C‑439/06, EU:C:2008:298, punt 60, en 29 september 2016, Essent Belgium, C‑492/14, EU:C:2016:732, punt 91).

58      Anderzijds blijkt uit de antwoorden op de eerste, de tweede en de vierde vraag, en met name uit de punten 33, 34, 40 en 41 van dit arrest, dat uit de bewoordingen zelf van artikel 28, lid 2, van richtlijn 2009/72 voortvloeit dat de in artikel 28, lid 1, van die richtlijn bedoelde gesloten distributiesystemen op grond van die bepaling slechts van twee specifieke verplichtingen kunnen worden vrijgesteld, te weten, ten eerste, de verplichting om de energie in te kopen die zij gebruiken om energieverliezen te dekken en in reservecapaciteit in hun systeem te voorzien volgens transparante, niet-discriminerende en op de markt gebaseerde procedures, en, ten tweede, de verplichting om er voor te zorgen dat de tarieven of de aan de berekening daarvan ten grondslag liggende methoden voorafgaand aan hun toepassing worden goedgekeurd, in welk geval de gebruikers van het systeem volgens artikel 28, lid 3, van die richtlijn de bevoegde nationale instantie kunnen verzoeken om die tarieven en berekeningsmethoden te herzien en goed te keuren.

59      Hieruit volgt dat een gesloten distributiesysteem weliswaar kan worden ontheven van de in artikel 32, lid 1, derde zin, van richtlijn 2009/72 bedoelde verplichting tot voorafgaande goedkeuring van zijn tarieven of berekeningsmethoden, maar niet van de in artikel 32, lid 1, eerste en tweede zin, van die richtlijn bedoelde verplichting tot het bieden van vrije toegang aan derden.

60      In dit verband moet bovendien worden beklemtoond dat hoewel artikel 32, lid 2, van richtlijn 2009/72 bepaalt dat een distributiesysteembeheerder de toegang tot zijn systeem kan weigeren wanneer hij niet over de nodige capaciteit beschikt, onder voorbehoud dat hij deze weigering met redenen omkleedt, deze mogelijkheid evenwel in elk concreet geval moet worden beoordeeld en de lidstaten niet toestaat om op algemene wijze in deze ontheffingen te voorzien, zonder dat voor iedere beheerder concreet wordt beoordeeld of het systeem technisch in staat is om te voldoen aan een verzoek tot toegang van derden (zie naar analogie arrest van 22 mei 2008, citiworks, C‑439/06, EU:C:2008:298, punt 57).

61      Bijgevolg moet op de derde vraag worden geantwoord dat artikel 32, lid 1, van richtlijn 2009/72 aldus moet worden uitgelegd dat het zich verzet tegen een nationale regeling als die in het hoofdgeding, die bepaalt dat gesloten distributiesystemen in de zin van artikel 28, lid 1, van deze richtlijn niet onderworpen zijn aan de verplichting om toegang aan derden te verlenen, maar enkel toegang hoeven te verlenen aan derden die vallen onder de categorie gebruikers die op die systemen kunnen worden aangesloten, die recht op toegang tot het openbare netwerk hebben.

 Vijfde vraag

62      Met zijn vijfde vraag wenst de verwijzende rechter in wezen te vernemen of artikel 15, lid 7, en artikel 37, lid 6, onder b), van richtlijn 2009/72 aldus moeten worden uitgelegd dat zij zich verzetten tegen een nationale regeling als die in het hoofdgeding, die bepaalt dat de inschakelingskosten die zijn verschuldigd door de gebruikers van een gesloten distributiesysteem worden berekend op basis van de elektriciteit die door elk van de gebruikers via het aansluitpunt van hun installatie op dat systeem met dat systeem wordt uitgewisseld.

63      Zoals volgt uit de artikelen 15 en 25 van richtlijn 2009/72 stelt de inschakeling de elektriciteitssysteembeheerder in staat om in een bepaald gebied stroomproductie-eenheden in te schakelen, met name om de energie te kopen die hij gebruikt om energieverliezen te dekken en in reservecapaciteit in zijn systeem te voorzien, alsmede om dat systeem te balanceren en een goede werking van de interne markt voor elektriciteit te waarborgen.

64      Overeenkomstig artikel 15, lid 7, en artikel 37, lid 6, onder b), van richtlijn 2009/72 moeten de door de beheerder van een transmissiesysteem vastgestelde regels voor het balanceren van het elektriciteitsnet, waaronder de regels voor de tarieven die zij de gebruikers daarvan in rekening brengen, op objectieve, transparante en niet-discriminerende wijze worden vastgesteld alsmede, zoals ook volgt uit overweging 35 van die richtlijn, de kosten weergeven volgens een methode die waarborgt dat de balanceringsdiensten zo economisch mogelijk worden uitgevoerd en passende stimuleringsmaatregelen bieden voor gebruikers om hun input en output op elkaar af te stemmen. Artikel 25, lid 6, van die richtlijn legt de beheerder van een distributiesysteem in wezen een soortgelijke verplichting op.

65      In de onderhavige zaak blijkt uit de gegevens waarover het Hof beschikt dat de in het hoofdgeding aan de orde zijnde nationale regeling zodanig is gewijzigd dat de inschakelingskosten die door de gebruikers van een gesloten distributiesysteem zijn verschuldigd aan de beheerder van het openbare netwerk, te weten Terna SpA, thans niet meer worden berekend uitsluitend op basis van de elektriciteit die door het gesloten distributiesysteem als geheel via het punt van aansluiting van dat gesloten systeem op het openbare net wordt uitgewisseld met dat openbare net, maar op basis van de elektriciteit die met het gesloten distributiesysteem wordt uitgewisseld door elk van de gebruikers van dat systeem via het aansluitpunt van hun installatie op dat systeem, waardoor de regels die op laatstgenoemden van toepassing zijn in overeenstemming zijn met de regels die voor de gebruikers van het openbare netwerk gelden. Hieruit volgt dat de inschakelingskosten dus ook gelden voor de elektriciteit die binnen het gesloten distributiesysteem wordt geproduceerd.

66      Volgens vaste rechtspraak vereist het gelijkheidsbeginsel als algemeen beginsel van het Unierecht dat vergelijkbare situaties niet verschillend en verschillende situaties niet gelijk worden behandeld, tenzij een dergelijke behandeling objectief gerechtvaardigd is (arrest van 16 december 2008, Arcelor Atlantique en Lorraine e.a., C‑127/07, EU:C:2008:728, punt 23).

67      In dit verband zij er in de eerste plaats op gewezen dat gebruikers van systemen als die in het hoofdgeding, die naar nationaal recht onder de categorie „gesloten distributiesystemen” vallen, op het openbare netwerk zijn aangesloten, en dat zij in zoverre, zoals elke andere gebruiker van een dergelijk netwerk, gebruik kunnen maken van de inschakelingsdienst. Verzoeksters in het hoofdgeding kunnen dus niet met recht stellen dat de gebruikers van deze gesloten distributiesystemen geen kosten veroorzaken voor de verlener van de inschakelingsdienst, en dus evenmin dat de in het hoofdgeding aan de orde zijnde nationale regeling hen de kosten doet dragen van een dienst waarvan zij geen gebruik maken.

68      Het staat evenwel vast dat, gebruikers van een gesloten distributiesysteem, die overeenkomstig artikel 28, lid 1, onder b), van richtlijn 2009/72 primair de door dat systeem intern geproduceerde elektriciteit verbruiken, anders dan die andere gebruikers van het openbare netwerk, slechts residueel van het openbare netwerk gebruikmaken, wanneer de door het gesloten distributiesysteem geproduceerde elektriciteit onvoldoende is om aan de behoeften van de gebruikers ervan te voldoen, met name in geval van een plotselinge en onverwachte toename van de interne vraag van het systeem of een onderbreking in de daarop aangesloten productie-eenheden wegens onderhoud of een defect. Afgezien van dergelijke uitzonderlijke situaties dient de beheerder van het gesloten distributiesysteem dus in wezen zelf zorg te dragen voor het evenwicht tussen productie en verbruik binnen dat systeem, een taak die vergelijkbaar is met die welke Terna op zich heeft genomen met betrekking tot het openbare netwerk.

69      In deze omstandigheden lijken de gebruikers van een gesloten distributiesysteem zich ten eerste niet in dezelfde situatie te bevinden als de andere gebruikers van het openbare netwerk. Ten tweede hoeft de verlener van de dienst van inschakeling op het openbare netwerk enkel beperkte kosten met betrekking tot die gebruikers van een gesloten distributiesysteem te dragen, in zoverre die gebruikers slechts residueel gebruikmaken van die dienst. Het staat echter aan de verwijzende rechter om na te gaan of dit inderdaad het geval is.

70      Indien deze omstandigheden vast komen te staan, zou, zoals de advocaat-generaal heeft opgemerkt in punt 105 van zijn conclusie, een nationale regeling als in het hoofdgeding aan de orde is, die bepaalt dat de kosten voor de inschakelingsdienst die zijn verschuldigd door de gebruikers van een gesloten distributiesysteem worden berekend volgens dezelfde methode als wordt gebruikt voor de berekening van de kosten van andere gebruikers van het openbare netwerk, bij gebreke van objectieve rechtvaardiging als discriminerend kunnen worden aangemerkt.

71      Met name lijkt het niet uitgesloten dat een dergelijke methode niet voldoende verband houdt met de kosten van de inschakelingsdienst, overeenkomstig de vereisten van artikel 15, lid 7, en artikel 25, lid 6, van richtlijn 2009/72.

72      Wanneer de hoogte van de door de gebruikers van gesloten distributiesystemen verschuldigde inschakelingskosten niet in verhouding staat tot het volume van de met het openbare netwerk uitgewisselde elektriciteit, lijkt die methode bovendien niet van dien aard te zijn dat zij deze gebruikers stimuleert om hun input en output van elektriciteit op elkaar af te stemmen, zoals bepaald in artikel 37, lid 6, onder b), van die richtlijn, teneinde het gebruik van deze dienst zo veel mogelijk te beperken.

73      Het zou inderdaad gerechtvaardigd kunnen zijn dat een lidstaat aan de gebruikers van een gesloten distributiesysteem die toegang hebben tot het openbare netwerk, kosten in rekening brengt voor de inschakelingsdienst waarvan het bedrag niet uitsluitend wordt berekend op basis van de daadwerkelijk met het openbare netwerk uitgewisselde elektriciteit, als bijvoorbeeld kan worden aangetoond dat een dergelijk bedrag overeenkomt met specifieke kosten voor de verlener van die dienst, die verband houden met de mogelijkheid voor de gebruikers van een gesloten distributiesysteem om door gebruikmaking van die dienst elektriciteit uit te wisselen met het openbare netwerk. Geen van de bij de onderhavige procedure betrokken partijen heeft echter gewezen op het bestaan van dergelijke specifieke kosten.

74      In haar schriftelijke opmerkingen en ter terechtzitting heeft de Italiaanse regering ook beweerd dat de gebruikers van een gesloten distributiesysteem de mogelijkheid hebben om zich te groeperen tot één enkel inschakelingspunt, in welk geval de voor de inschakelingsdienst verschuldigde kosten uitsluitend worden berekend op basis van de elektriciteit die met het openbare net wordt uitgewisseld.

75      Er zij echter op gewezen dat verzoeksters in het hoofdgeding hebben aangevoerd dat een dergelijke groepering geen invloed had op de berekening van die kosten. Bovendien worden de beweringen van de Italiaanse regering door niets in het dossier waarover het Hof beschikt, ondersteund.

76      In deze omstandigheden staat het uitsluitend aan de nationale rechter om na te gaan of deze beweringen, die enkel betrekking hebben op de uitlegging van het nationale recht, gegrond zijn.

77      Derhalve moet op de vijfde vraag worden geantwoord dat artikel 15, lid 7, en artikel 37, lid 6, onder b), van richtlijn 2009/72 aldus moeten worden uitgelegd dat zij zich, bij gebreke van objectieve rechtvaardiging, verzetten tegen een nationale regeling als die in het hoofdgeding, die bepaalt dat de inschakelingskosten die zijn verschuldigd door de gebruikers van een gesloten distributiesysteem worden berekend op basis van de elektriciteit die door elk van de gebruikers via het aansluitpunt van hun installatie op dat systeem met dat systeem wordt uitgewisseld, indien vast komt te staan dat de gebruikers van een gesloten distributiesysteem zich niet in dezelfde situatie bevinden als de andere gebruikers van het openbare netwerk en de verlener van de dienst van inschakeling op het openbare netwerk enkel beperkte kosten met betrekking tot die gebruikers van een gesloten distributiesysteem hoeft te dragen, hetgeen aan de verwijzende rechter staat om na te gaan.

 Kosten

78      Ten aanzien van de partijen in het hoofdgeding is de procedure als een aldaar gerezen incident te beschouwen, zodat de verwijzende rechterlijke instantie over de kosten heeft te beslissen. De door anderen wegens indiening van hun opmerkingen bij het Hof gemaakte kosten komen niet voor vergoeding in aanmerking.

Het Hof (Eerste kamer) verklaart voor recht:

1)      Artikel 2, punt 5, en artikel 28, lid 1, van richtlijn 2009/72/EG van het Europees Parlement en de Raad van 13 juli 2009 betreffende gemeenschappelijke regels voor de interne markt voor elektriciteit en tot intrekking van richtlijn 2003/54/EG, moeten aldus worden uitgelegd dat systemen als die in het hoofdgeding, die met het oog op eigen verbruik zijn opgezet vóór de inwerkingtreding van deze richtlijn en worden beheerd door een particuliere entiteit, waaraan een beperkt aantal productie en verbruikseenheden is gekoppeld en die op hun beurt zijn aangesloten op het openbare netwerk, distributiesystemen vormen die binnen de werkingssfeer van die richtlijn vallen.

2)      Artikel 28 van richtlijn 2009/72 moet aldus worden uitgelegd dat systemen als die in het hoofdgeding, die door een lidstaat zijn aangemerkt als gesloten distributiesystemen in de zin van lid 1 van dat artikel, als zodanig door die lidstaat alleen kunnen worden ontheven van de verplichtingen van lid 2 van dat artikel, onverminderd het feit dat die systemen ook in aanmerking zouden kunnen komen voor andere in die richtlijn neergelegde ontheffingen, in het bijzonder die van artikel 26, lid 4, daarvan, indien zij voldoen aan de daarin gestelde voorwaarden, hetgeen de verwijzende rechter dient na te gaan. In ieder geval mag die lidstaat deze systemen niet in een afzonderlijke categorie distributiesystemen opnemen teneinde hieraan ontheffingen te verlenen waarin die richtlijn niet voorziet.

3)      Artikel 32, lid 1, van richtlijn 2009/72 moet aldus worden uitgelegd dat het zich verzet tegen een nationale regeling als die in het hoofdgeding, die bepaalt dat gesloten distributiesystemen in de zin van artikel 28, lid 1, van deze richtlijn niet onderworpen zijn aan de verplichting om toegang aan derden te verlenen, maar enkel toegang hoeven te verlenen aan derden die vallen onder de categorie gebruikers die op die systemen kunnen worden aangesloten, die recht op toegang tot het openbare netwerk hebben.

4)      Artikel 15, lid 7, en artikel 37, lid 6, onder b), van richtlijn 2009/72 moeten aldus worden uitgelegd dat zij zich, bij gebreke van objectieve rechtvaardiging, verzetten tegen een nationale regeling als die in het hoofdgeding, die bepaalt dat de inschakelingskosten die zijn verschuldigd door de gebruikers van een gesloten distributiesysteem worden berekend op basis van de elektriciteit die door elk van de gebruikers via het aansluitpunt van hun installatie op dat systeem met dat systeem wordt uitgewisseld, indien vast komt te staan dat de gebruikers van een gesloten distributiesysteem zich niet in dezelfde situatie bevinden als de andere gebruikers van het openbare netwerk en de verlener van de dienst van inschakeling op het openbare netwerk enkel beperkte kosten met betrekking tot die gebruikers van een gesloten distributiesysteem hoeft te dragen, hetgeen aan de verwijzende rechter staat om na te gaan.

ondertekeningen


*      Procestaal: Italiaans.