Language of document :

Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Administrativen sad Sofia grad (Bulgarije) op 17 januari 2020 – Bulgarska natsionalna televizia / Direktor na Direktsia „Obzhalvane i danachno-osiguritelna praktika” – Sofia pri Zentralno upravlenie na Natsionalnata Agentsia za Prihodite (NAP)

(Zaak C-21/20)

Procestaal: Bulgaars

Verwijzende rechter

Administrativen sad Sofia grad (Bulgarije)

Partijen in het hoofdgeding

Verzoekende partij: Bulgarska natsionalna televizia

Verwerende partij: Direktor na Direktsia „Obzhalvane i danachno-osiguritelna praktika” – Sofia pri Zentralno upravlenie na Natsionalnata Agentsia za Prihodite (NAP)

Prejudiciële vragen

1)    Kan het aanbieden van audiovisuele mediadiensten aan de televisiekijkers door de publieke televisieomroep worden aangemerkt als een onder bezwarende titel verrichte dienst in de zin van artikel 2, lid 1, onder c), van richtlijn 2006/112/Е[G]1 , wanneer deze omroep door de staat wordt gefinancierd in de vorm van subsidies en de kijkers geen omroepbijdrage betalen, of vormt deze dienstverrichting geen onder bezwarende titel verrichte dienst in de zin van deze bepaling, zodat zij buiten de werkingssfeer van deze richtlijn valt?

2)    Indien het antwoord luidt dat het door de publieke televisieomroep aanbieden van audiovisuele mediadiensten aan de televisiekijkers binnen de werkingssfeer van artikel 2, lid 1, onder c), van richtlijn 2006/112/Е[G] valt, moet dan worden aangenomen dat het gaat om vrijgestelde leveringen in de zin van artikel 132, lid 1, onder q), van deze richtlijn en is een nationale regeling toegestaan volgens welke deze activiteit alleen is vrijgesteld op grond van de betaling die de publieke televisieomroep uit de staatsbegroting ontvangt, ongeacht of deze omroep ook commerciële activiteiten verricht?

3)    Verzet artikel 168 van richtlijn 2006/112/Е[G] zich tegen een handelwijze die het recht op aftrek van voorbelasting over aankopen niet alleen afhankelijk stelt van het gebruik van deze aankopen (voor belastbare of vrijgestelde activiteiten), maar ook van de wijze waarop deze aankopen worden gefinancierd, namelijk enerzijds uit eigen inkomsten (reclamediensten, enz.) en anderzijds uit overheidssubsidies, en die het volledige recht op aftrek van voorbelasting alleen toekent voor de uit eigen inkomsten gefinancierde aankopen en niet voor de met overheidssubsidies gefinancierde aankopen, waarbij een uitsplitsing naar de aard van deze aankopen wordt verlangd?

4)    Voor zover wordt aangenomen dat de activiteiten van de publieke televisieomroep uit belastbare en vrijgestelde leveringen bestaan, en met inachtneming van de gemengde financiering daarvan: wat is de omvang van het recht op aftrek van voorbelasting over deze aankopen en welke criteria moeten voor de vaststelling daarvan worden gehanteerd[?]

____________

1 Richtlijn 2006/112/EG van de Raad van 28 november 2006 betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde (PB 2006, L 347, blz. 1)