Language of document :

Beroep ingesteld op 27 juli 2007 - Doktor / Raad

(Zaak F-73/07)

Procestaal: Frans

Partijen

Verzoekende partij: Frantisek Doktor (Bratislava, Slovakije) (vertegenwoordigers: S. Rodrigues, R. Albelice en Ch. Bernard-Glanz, advocaten)

Verwerende partij: Raad van de Europese Unie

Conclusies

nietig te verklaren het besluit van het tot aanstelling bevoegd gezag (TABG) van de Raad van 24 oktober 2006 om verzoeker aan het einde van de proeftijd te ontslaan en het besluit van het TABG van 16 mei 2007 houdende afwijzing van verzoekers klacht;

het TABG te wijzen op de gevolgen van de nietigverklaring van de bestreden besluiten en met name de mogelijkheid om een tweede proeftijd in een andere dienst te vervullen of de verlenging van de proeftijd met overgang naar een post zonder verantwoordelijkheid van hoofd van een eenheid, na afloop waarvan verzoekers kwalificaties opnieuw zullen worden beoordeeld;

de verwerende partij te veroordelen tot vergoeding van de schade, zowel vanuit beroepsmatig en financieel opzicht (het salaris en de daarbij behorende voordelen die verzoeker had moeten ontvangen vanaf 1 november 2006 tot de datum waarop hij, als gevolg van de nietigverklaring van de bestreden besluiten, wordt herplaatst) als de immateriële schade (geraamd op 50 000 EUR);

de verwerende partij te verwijzen in de kosten van de procedure.

Middelen en voornaamste argumenten

Tot staving van zijn beroep voert verzoeker vier middelen aan, waarvan het eerste is ontleend aan schending van artikel 34 van het Statuut van de ambtenaren van de Europese Gemeenschappen, van de zorgplicht en van het beginsel van behoorlijk bestuur. Meer bepaald stelt hij dat zijn proeftijd heeft plaatsgevonden onder abnormale omstandigheden die in strijd zijn met een aantal interne procedurele regels.

Het tweede middel is ontleend aan schending van de motiveringsplicht, aangezien het ontslagbesluit geen enkele uitleg bevat en tegenstrijdige en minder gunstige vermeldingen bevat dan in het eerste rapport aan het einde van de proeftijd.

In het kader van het derde middel stelt verzoeker dat het ontslagbesluit onevenredig is en een kennelijke beoordelingsfout bevat, aangezien, enerzijds, geen rekening wordt gehouden met de uitslag van bepaalde persoonlijkheidstests en, anderzijds, een negatieve beoordeling als hoofd van een eenheid, zo deze al gegrond is, slechts had moeten leiden tot de overgang naar een ambt zonder dergelijke verantwoordelijkheden.

Met het vierde middel stelt verzoeker dat er sprake is van schending van de rechten van de verdediging en van het beginsel van gelijke behandeling, aangezien het ontslagbesluit is genomen op basis van rapporten die zijn opgesteld zonder dat hij vooraf is gehoord en waarvan het laatste in strijd met de geldende procedurele regels is afgerond.

____________