Language of document :

Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Cour d’appel de Mons (België) op 12 oktober 2018 – Wagram Invest SA/Belgische Staat

(Zaak C-640/18)

Procestaal: Frans

Verwijzende rechter

Cour d’appel de Mons

Partijen in het hoofdgeding

Verzoekende partij: Wagram Invest SA

Verwerende partij: Belgische Staat

Prejudiciële vragen

Rechtvaardigt het begrip ‚getrouw beeld’ als bedoeld in artikel 2, lid 3, van de Vierde richtlijn (78/660/EEG) van de Raad van 25 juli 1978 betreffende de jaarrekening van bepaalde vennootschapsvormen1 dat, bij de aankoop van een financieel actief door een naamloze vennootschap, een disconto ten laste in de resultatenrekening wordt geboekt in verband met een renteloze schuld met een looptijd van meer dan een jaar, en dat de aanschaffingsprijs van het actief wordt geboekt op de actiefzijde van de balans na aftrek van het disconto, gelet op de waarderingsprincipes zoals vermeld in artikel 32 van die richtlijn?

Moet de formulering ‚in uitzonderingsgevallen’, die een voorwaarde is voor de toepassing van artikel 2, lid 5, van de richtlijn van de Raad van 25 juli 1978 op de grondslag van artikel 54, lid 3, onder g), van het Verdrag [EEG, nu artikel 50, lid 2, onder g), VWEU] betreffende de jaarrekening van bepaalde vennootschapsvormen, en op basis waarvan een (andere) bepaling van die richtlijn buiten toepassing kan worden gelaten, in die zin worden uitgelegd dat die bepaling slechts kan worden toegepast indien wordt vastgesteld dat de inachtneming van het beginsel van het getrouwe beeld niet kan worden bereikt door de naleving van de bepalingen van die richtlijn, in voorkomend geval met aanvullende inlichtingen in de toelichting overeenkomstig artikel 2, lid 4, van die richtlijn?

Moet voorrang worden gegeven aan de toepassing van artikel 2, lid 4, van die richtlijn, zodat enkel gebruik kan worden gemaakt van de in artikel 2, lid 5, genoemde mogelijkheid een bepaling van de richtlijn buiten toepassing te laten indien aanvullende inlichtingen niet volstaan voor een effectieve toepassing van het in artikel 2, lid 3, van de richtlijn genoemde beginsel van het getrouwe beeld, en dat enkel in uitzonderingsgevallen?

____________

1 Vierde Richtlijn 78/660/EEG van de Raad van 25 juli 1978 op de grondslag van artikel 54, lid 3, sub g), van het Verdrag betreffende de jaarrekening van bepaalde vennootschapsvormen (PB L 222, blz. 11).