Language of document : ECLI:EU:F:2011:165

BESCHIKKING VAN HET GERECHT VOOR AMBTENARENZAKEN
(Derde kamer)

28 september 2011

Zaak F‑12/11

André Hecq

tegen

Europese Commissie

„Openbare dienst – Beroepsziekte – Pensionering wegens invaliditeit – Verzoek om hervatting van beroepsactiviteit – Verzoek om schadevergoeding”

Betreft:      Beroep, ingesteld krachtens artikel 270 VWEU, van toepassing op het EGA-Verdrag op grond van artikel 106 bis ervan, waarbij Hecq vraagt om, kort samengevat, nietigverklaring van het stilzwijgend besluit van de Commissie van 15 april 2010 tot afwijzing van zijn verzoek van 15 december 2009, strekkende tot, ten eerste, hervatting van zijn beroepsactiviteit, ten tweede, betaling van een bedrag gelijk aan het verschil tussen de bezoldiging die hij zou hebben ontvangen indien hij sinds 1 augustus 2003 in actieve dienst was gebleven en het invaliditeitspensioen dat hij sinds die datum ontvangt, vermeerderd met vertragingsrente en, ten derde, betaling van een vergoeding van 50 000 EUR.

Beslissing:      Het beroep wordt kennelijk niet-ontvankelijk verklaard. Verzoeker zal alle kosten dragen.

Samenvatting

1.      Ambtenaren – Beroep – Termijnen – Verval van recht – Heropening – Voorwaarde – Nieuw en wezenlijk feit

(Ambtenarenstatuut, art. 90, lid 1)

2.      Ambtenaren – Sociale zekerheid – Verzekering tegen ongevallen en beroepsziekten – Invaliditeit – Afzonderlijke regelingen

(Ambtenarenstatuut, art. 73 en 78; regeling ongevallen en beroepsziekten, art. 25)

3.      Ambtenaren – Beroep – Beroep tot schadevergoeding – Middelen – Onwettigheid van niet tijdig betwist besluit van tot aanstelling bevoegd gezag – Niet-ontvankelijkheid

(Ambtenarenstatuut, art. 90 en 91)

1.      Een ambtenaar kan niet, door bij het tot aanstelling bevoegd gezag een verzoek in de zin van artikel 90, lid 1, van het Statuut in te dienen, voor zichzelf het recht doen ontstaan om beroep in te stellen tegen een besluit dat bij het verstrijken van de beroepstermijn definitief is geworden.

Het bestaan van een nieuw en wezenlijk feit kan de indiening van een verzoek om heronderzoek van dat besluit rechtvaardigen.

Ofschoon een besluit van het tot aanstelling bevoegd gezag houdende weigering om de betrokkene een percentage invaliditeit toe te kennen op basis van artikel 73 van het Statuut ontegenzeglijk een nieuw feit is, kan het in het kader van de procedure die krachtens artikel 78 van het Statuut heeft plaatsgevonden niet als een wezenlijk feit worden aangemerkt.

(cf. punten 41‑43)

Referentie:

Hof: 26 september 1985, Valentini/Commissie, 231/84, punt 14

Gerecht van eerste aanleg: 22 september 1994, Carrer e.a./Hof van Justitie, T‑495/93, punt 20; 14 juli 1998, Lebedef/Commissie, T‑42/97, punt 25

2.      Artikel 25 van de regeling voor de verzekering van ambtenaren tegen ongevallen en beroepsziekten preciseert dat de vaststelling van een algehele of gedeeltelijke blijvende invaliditeit op grond van artikel 73 van het Statuut en van deze regeling niet prejudicieert op de toepassing van het bepaalde in artikel 78 van het Statuut, en omgekeerd. De artikelen 73 en 78 van het Statuut streven verschillende doelen na en berusten op aparte begrippen.

(cf. punten 44 en 54)

Referentie:

Gerecht voor ambtenarenzaken: 14 september 2011, A/Commissie, F‑12/09, punten 146‑150, en aangehaalde rechtspraak

3.      Een ambtenaar die heeft nagelaten om tijdig de nietigverklaring te vorderen van een voor hem bezwarend besluit, kan deze nalatigheid niet herstellen en als het ware nieuwe beroepstermijnen verkrijgen door middel van een verzoek om schadevergoeding.

Voorts kan een ambtenaar die niet tijdig is opgekomen tegen een voor hem bezwarend besluit van het tot aanstelling bevoegd gezag, zich in het kader van een aansprakelijkheidsactie niet beroepen op de vermeende onwettigheid van dat besluit. Een ambtenaar die een schadevordering wil indienen op basis van onwettigheden die aan een bezwarend besluit zouden kleven moet de in het Statuut voorziene precontentieuze procedure beginnen binnen drie maanden na de kennisgeving van dat besluit, niet alleen wat de materiële, maar ook wat de immateriële schade betreft.

(cf. punten 50 en 51)

Referentie:

Hof: 7 oktober 1987, Schina/Commissie, 401/85, punt 9

Gerecht van eerste aanleg: 24 januari 1991, Latham/Commissie, T‑27/90, punt 38; 27 juni 1991, Valverde Mordt/Hof van Justitie, T‑156/89, punt 144; 13 juli 1993, Moat/Commissie, T‑20/92, punt 46; 28 juni 2005, Ross/Commissie, T‑147/04, punt 48

Gerecht voor ambtenarenzaken: 21 februari 2008, Skoulidi/Commissie, F‑4/07, punt 70