Language of document :

Hogere voorziening ingesteld op 6 juni 2019 door Pometon SpA tegen het arrest van het Gerecht (Derde kamer – uitgebreid) van 28 maart 2019 in zaak T-433/16, Pometon / Commissie

(Zaak C-440/19 P)

Procestaal: Italiaans

Partijen

Rekwirante: Pometon SpA (vertegenwoordigers: E. Fabrizi, V. Veneziano en A. Molinaro, avvocati)

Andere partij in de procedure: Europese Commissie

Conclusies

Primair, het bestreden arrest vernietigen voor zover daarbij de middelen van het beroep zijn afgewezen die strekten tot nietigverklaring van het bestreden besluit in zijn geheel en derhalve het bestreden besluit nietig verklaren;

subsidiair:

het bestreden arrest vernietigen, voor zover het Gerecht ten onrechte heeft uitgesloten dat de vermeende deelneming van Pometon aan het litigieuze kartel was onderbroken van 18 november 2005 tot en met 20 maart 2007 en dientengevolge in het kader van de uitoefening van zijn volledige rechtsmacht, de aan Pometon opgelegde geldboete verminderen;

in ieder geval, in het kader van de uitoefening van zijn volledige rechtsmacht, de aan Pometon opgelegde boete verminderen wegens schending door het Gerecht van het beginsel van gelijke behandeling;

in ieder geval, de Commissie verwijzen in de gerechtskosten en alle overige kosten, en in de kosten van rekwirante in de onderhavige procedure en in de procedure voor het Gerecht.

Middelen en voornaamste argumenten

Ter onderbouwing van de hogere voorziening voert rekwirante vier middelen aan.

1. Eerste middel: het Gerecht heeft blijk gegeven van een onjuiste toepassing van de grondbeginselen waarop de rechtsorde van de Europese Unie berust, met name het beginsel van het vermoeden van onschuld en het beginsel van een eerlijk proces, doordat het heeft nagelaten de schending door de Commissie van die grondbeginselen te bestraffen.

2. Tweede middel: door zijn bevestiging van de conclusie van de Commissie dat Pometon heeft deelgenomen aan het litigieuze kartel, heeft het Gerecht de beginselen inzake de bewijslast geschonden en heeft het nagelaten het beginsel van het vermoeden van onschuld toe te passen; voorts heeft het Gerecht dienaangaande een tegenstrijdige en/of ontoereikende motivering gegeven.

Het Gerecht heeft rekwirante schuldig bevonden op basis van veronderstellingen en „halve waarheden”, waarbij het overigens in zeer algemene termen verwijst naar de documenten waarop die veronderstellingen gebaseerd zouden zijn.

3. Derde middel: het Gerecht heeft de beginselen inzake de bewijslast verkeerd toegepast en heeft nagelaten het beginsel van het vermoeden van onschuld toe te passen door te verklaren dat de Commissie rechtens genoegzaam had aangetoond dat Pometon haar deelneming aan de inbreuk niet had onderbroken in de periode – van ongeveer zestien maanden – tussen 18 november 2005 en 20 maart 2007, hoewel zij voor die periode niet beschikte over sluitende bewijzen van heimelijke contacten; voorts heeft het Gerecht in dat verband een tegenstrijdige en/of ontoereikende motivering gegeven.

4. Vierde middel: het Gerecht heeft het beginsel van gelijke behandeling geschonden bij de vaststelling van het bedrag van de aan Pometon opgelegde geldboete en heeft dienaangaande een tegenstrijdige en/of ontoereikende motivering gegeven. Het Gerecht heeft met name het bedrag van de aan Pometon opgelegde sanctie opnieuw vastgesteld door een verminderingspercentage op het basisbedrag van de sanctie toe te passen dat niet coherent is met de verminderingspercentages die door de Commissie zijn toegestaan aan de bij een schikking betrokken partijen en het heeft geen objectieve rechtvaardiging voor die behandeling verstrekt.

____________