Language of document : ECLI:EU:F:2009:49

ARREST VAN HET GERECHT VOOR AMBTENARENZAKEN

(Eerste kamer)

18 mei 2009

Zaak F‑66/08

Emile De Smedt e.a.

tegen

Europees Parlement

„Openbare dienst – Ambtenaren – Bezoldiging – Toeslag voor continu‑ of ploegendienst – Toeslag voor ambtenaren die regelmatig wachtdiensten verrichten – Artikelen 56 bis en 56 ter van Statuut”

Betreft: Beroep, ingesteld krachtens artikel 236 EG en artikel 152 EA, waarbij De Smedt en 20 andere ambtenaren van het Parlement vragen om nietigverklaring van de individuele besluiten van het Parlement houdende weigering om hun, ten eerste, de in artikel 56 bis van het Statuut voorziene toeslag toe te kennen voor ambtenaren die in continu‑ of ploegendienst werken, waarop zij recht hebben krachtens verordening (EG, Euratom) nr. 1873/2006 van de Raad van 11 december 2006 tot wijziging van verordening (EGKS, EEG, Euratom) nr. 300/76 tot vaststelling van de categorieën van begunstigden, de voorwaarden voor toekenning en de hoogte van de toeslagen en, ten tweede, de in artikel 56 ter van het Statuut voorziene toeslag toe te kennen voor ambtenaren die regelmatig wachtdiensten verrichten, waarop zij recht hebben krachtens verordening (EG, Euratom) nr. 1945/2006 van de Raad van 11 december 2006 tot wijziging van verordening (EEG, Euratom, EGKS) nr. 495/77 tot vaststelling van de categorieën van begunstigden, de voorwaarden voor toekenning en de hoogte van de toeslagen.

Beslissing: Er wordt akte van genomen dat verzoekers afstand doen van hun vorderingen tot nietigverklaring van de individuele besluiten van het Parlement houdende weigering om hun de in artikel 56 ter van het Statuut voorziene toeslag toe te kennen voor ambtenaren die regelmatig wachtdiensten verrichten. De individuele besluiten van het Parlement houdende weigering om verzoekers de in artikel 56 bis van het Statuut voorziene toeslag toe te kennen voor werknemers die in continu‑ of ploegendienst werken, worden nietig verklaard. Het Parlement zal alle kosten dragen.

Samenvatting

Ambtenaren – Arbeidsvoorwaarden – Toeslag voor continudienst of ploegendienst

(Ambtenarenstatuut, art. 56 bis)

Individuele besluiten van een instelling houdende weigering om de in artikel 56 bis van het Statuut voorziene toeslag voor continu‑ of ploegendienst toe te kennen aan ambtenaren die een dergelijke dienst verrichten, welke noodzakelijk is door het „dienstbelang” van de telefooncentrale waarbij zij zijn tewerkgesteld, terwijl die dienst „geregeld en ononderbroken is” en die instelling, door die toeslag te verlenen bij eerdere individuele besluiten, impliciet, maar duidelijk heeft erkend dat verzoekers voldoen aan de voorwaarden waarvan artikel 56 bis de toekenning afhankelijk stelt en, ten slotte, niet kan worden betwist dat hun materiële arbeidsvoorwaarden vóór en sinds de datum van inwerkingtreding van de individuele besluiten waarbij hun de toeslag werd verleend dezelfde zijn, moeten nietig worden verklaard.

Het zou in dit verband onjuist zijn om te stellen dat artikel 56 bis van het Statuut niet van toepassing is, op grond dat de continu‑ of ploegendienst van de ambtenaren niet volgt uit formele besluiten van die instelling.

Bovendien kan het recht op de in artikel 56 bis van het Statuut voorziene toeslag niet in geding worden gebracht door het feit dat die ambtenaren geen overuren verrichten en hun wekelijkse werktijd minder is dan de normale werktijd bij die instelling. Die bepaling vereist immers niet dat er overuren worden gemaakt noch dat er sprake is van een wekelijkse werktijd die gelijk is aan de normale werktijd van die instelling. Gelet op de lasten op persoonlijk en gezinsniveau van een wekelijkse werktijd die in continu‑ of ploegendienst wordt georganiseerd, is een verschil van 7,5 uur tussen de normale wekelijkse werktijd bij die instelling en die van de telefooncentrale in elk geval niet onredelijk.

(cf. punten 21‑23)