Language of document :

Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Tribunal Bucureşti (Roemenië) op 6 november 2018 – TK/Asociaţia de Proprietari bloc M5A-ScaraA

(Zaak C-708/18)

Procestaal: Roemeens

Verwijzende rechter

Tribunalul Bucureşti

Partijen in het hoofdgeding

Verzoekende partij: TK

Verwerende partij: Asociaţia de Proprietari bloc M5A-ScaraA

Prejudiciële vragen

Moeten de artikelen 8 en 52 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie alsmede artikel 7, onder f), van richtlijn 95/46/EG1 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens aldus worden uitgelegd dat zij zich verzetten tegen een nationale bepaling zoals aan de orde in het hoofdgeding, namelijk artikel 5, lid 2, van Legea nr. 677/2001 en artikel 6 van Decizia nr. 52/2012 van de ANSPDCP (Autoritatea Națională de Supraveghere a Prelucrării Datelor cu Caracter Personal), die voorziet in de mogelijkheid van videotoezicht om de veiligheid en de bescherming van personen, goederen en waardevolle voorwerpen te garanderen en voor het verwezenlijken van gerechtvaardigde belangen, zonder toestemming van de betrokken persoon?

Moeten de artikelen 8 en 52 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie aldus worden uitgelegd dat het beperken van rechten en vrijheden door middel van videobewaking het evenredigheidsbeginsel, het vereiste dat deze „noodzakelijk is” in acht nemen en „daadwerkelijk beantwoorden aan [...] doelstellingen van algemeen belang of aan de eisen van de bescherming van de rechten en vrijheden van anderen”, in de situatie waarin de voor de verwerking verantwoordelijke de mogelijkheid heeft om andere maatregelen te treffen voor de bescherming van het bedoelde gerechtvaardigde belang?

Moet artikel 7, onder f), van richtlijn 95/46 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens aldus worden uitgelegd dat het „gerechtvaardigde belang” van de voor de verwerking verantwoordelijke bewezen moet zijn en op het moment van verwerking moet bestaan en actueel moet zijn?

Moet artikel 6, lid l, onder e), van richtlijn 95/46 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens aldus worden uitgelegd dat verwerking (videobewaking) buitensporig of niet adequaat is wanneer de voor de verwerking verantwoordelijke de mogelijkheid heeft om andere maatregelen te treffen voor bescherming van het betrokken gerechtvaardigde belang?

____________

1 Richtlijn 95/46/EG van het Europees Parlement en de Raad van 24 oktober 1995 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens (PB 1995, L 281, blz. 31).