Language of document : ECLI:EU:F:2012:24

ARREST VAN HET GERECHT VOOR AMBTENARENZAKEN
VAN DE EUROPESE UNIE
(Derde kamer)

29 februari 2012

Zaak F‑100/10

AM

tegen

Europees Parlement

„Openbare dienst – Ambtenaren – Sociale zekerheid – Verzekering tegen ongevallen en beroepsziekten – Artikel 73 van het Statuut – Weigering om te erkennen dat cerebrovasculair accident ongeval is – Medische commissie – Collegialiteitbeginsel”

Betreft: Beroep, ingesteld krachtens artikel 270 VWEU, van toepassing op het EGA-Verdrag op grond van artikel 106 bis ervan, waarbij AM primair vraagt om, enerzijds, nietigverklaring van het besluit van 12 november 2009 waarbij het Parlement heeft geweigerd om het cerebrovasculair accident waarvan hij op 5 maart 2006 slachtoffer was aan te merken als ongeval in de zin van artikel 73 van het Statuut van de ambtenaren van de Europese Unie en, anderzijds, veroordeling van het Parlement tot betaling van een vergoeding van 25 000 EUR voor zijn materiële en 50 000 EUR voor zijn immateriële schade.

Beslissing: Het beroep wordt verworpen. AM draagt alle kosten.

Samenvatting

1.      Ambtenaren – Sociale zekerheid – Verzekering tegen ongevallen en beroepsziekten – Medisch deskundigenonderzoek – Beoordelingsbevoegdheid van de medische commissie – Rechterlijke toetsing – Grenzen – Motiveringsplicht – Omvang

(Ambtenarenstatuut, art. 73; regeling verzekering tegen ongevallen en beroepsziekten, art. 23)

2.      Ambtenaren – Sociale zekerheid – Verzekering tegen ongevallen en beroepsziekten – Medisch deskundigenonderzoek – Weigering van een van de leden van de medische commissie om rapport te ondertekenen – Vormgebrek – Geen – Voorwaarden

(Ambtenarenstatuut, art. 73; regeling verzekering tegen ongevallen en beroepsziekten, art. 22, lid 3)

1.      De taak, opgedragen aan de medische commissie bedoeld in artikel 23 van de gemeenschappelijke regeling betreffende de verzekering tegen ongevallen en beroepsziekten van de ambtenaren van de Unie, om geheel objectief en onafhankelijk een oordeel te geven over vragen van medische aard, vereist enerzijds dat deze commissie over alle gegevens beschikt die voor haar nuttig kunnen zijn en anderzijds dat zij volledig vrij is in haar beoordeling. De strikt medische beoordelingen van de medische commissie moeten als definitief worden beschouwd wanneer zij in regelmatige omstandigheden tot stand zijn gekomen. De Unierechter is enkel bevoegd om na te gaan of, enerzijds, die commissie regelmatig was samengesteld en heeft gefunctioneerd, en, anderzijds, of haar advies regelmatig is, met name of het een motivering bevat op basis waarvan de overwegingen waarop het is gebaseerd kunnen worden beoordeeld, en of het een begrijpelijk verband aantoont tussen de medische constateringen en de conclusies die het daaraan verbindt.

Gelet op de beperkte toetsing die de rechter dient uit te oefenen, kan een grief ontleend aan een kennelijke beoordelingsfout van de medische commissie niet slagen. Deze toetsing dient betrekking te hebben op de aard van de werkzaamheden van de medische commissie, die er niet toe strekken om een debat op tegenspraak te beslechten, maar om medische constateringen te doen.

Wanneer aan de medische commissie ingewikkelde vragen van medische aard zijn voorgelegd betreffende een moeilijke diagnose of een causaal verband tussen de aandoening van de betrokkene en de uitoefening van zijn beroepsactiviteit bij een instelling, dient zij in haar advies met name aan te geven op welke gegevens van het dossier zij zich baseert en, in geval van aanzienlijke afwijking, te preciseren waarom zij afwijkt van bepaalde eerdere en relevante medische rapporten die voor de betrokkene gunstiger zijn.

(cf. punten 65, 66, 68, 85 en 110)

Referentie:

Hof: 19 januari 1988, Biedermann/Rekenkamer, 2/87, punt 16

Gerecht van eerste aanleg: 15 december 1999, Latino/Commissie, T‑300/97, punt 41; 15 december 1999, Nardone/Commissie, T‑27/98, punten 30, 68 en 87; 16 juni 2000, C/Raad, T‑84/98, punt 43; 27 juni 2000, Plug/Commissie, T‑47/97, punt 117; 26 februari 2003, Latino/Commissie, T‑145/01, punt 47

Gerecht voor ambtenarenzaken: 14 september 2010, AE/Commissie, F‑79/09, punten 64, 65, 84 en 89, en aangehaalde rechtspraak; 11 mei 2011, J/Commissie, F‑53/09, punten 102 en 104

2.      De medische commissie kan met meerderheid van haar leden beslissen om haar werkzaamheden af te ronden. Haar rapport bevat dus geen vormgebrek op grond van het feit dat één van haar leden heeft geweigerd het te ondertekenen, wanneer is aangetoond dat het lid dat zich van ondertekening heeft onthouden de gelegenheid heeft gehad om voor de andere twee leden zijn standpunt kenbaar te maken.

(cf. punten 73 en 78)

Referentie:

Hof: 10 december 1987, Jänsch/Commissie, 277/84, punt 14; Biedermann/Rekenkamer, reeds aangehaald, punten 10 en 16

Gerecht van eerste aanleg: 29 januari 1998, De Corte/Commissie, T‑62/96, punt 81; 15 november 2000, Camacho-Fernandes, T‑20/00, punten 31 en 32