Language of document :

Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Općinski sud u Zadru (Kroatië) op 2 april 2019 – R. D., A. D./ Raiffeisenbank St. Stefan-Jagerberg-Wolfsberg eGen

(Zaak C-277/19)

Procestaal: Kroatisch

Verwijzende rechter

Općinski sud u Zadru

Partijen in het hoofdgeding

Verzoekende partijen: R. D., A. D.

Verwerende partij: Raiffeisenbank St. Stefan-Jagerberg-Wolfsberg eGen

Prejudiciële vragen

Wat is de omvang en de draagwijdte van de consumentenbescherming die wordt geboden door richtlijn 2011/83/EU van het Europees Parlement en de Raad van 25 oktober 2011 betreffende consumentenrechten, tot wijziging van richtlijn 93/13/EEG van de Raad en van richtlijn 1999/44/EG van het Europees Parlement en de Raad en tot intrekking van richtlijn 85/577/EEG van de Raad en van richtlijn 97/7/EG van het Europees Parlement en de Raad1 , en door richtlijn 2014/17/EU van het Europees Parlement en de Raad van 4 februari 2014 inzake kredietovereenkomsten voor consumenten met betrekking tot voor bewoning bestemde onroerende goederen2 en tot wijziging van de richtlijnen 2008/48/EG3 en 2013/36/EU4 en verordening (EU) nr. 1093/2010?5

Zijn verzoekers consumenten in de zin van richtlijn 2011/83/EU van het Europees Parlement en de Raad van 25 oktober 2011 betreffende consumentenrechten, tot wijziging van richtlijn 93/13/EEG van de Raad en van richtlijn 1999/44/EG van het Europees Parlement en de Raad en tot intrekking van richtlijn 85/577/EEG en van richtlijn 97/7/EG van het Europees Parlement en de Raad, en van richtlijn 2014/17/EU van het Europees Parlement en de Raad van 4 februari 2014 inzake kredietovereenkomsten voor consumenten met betrekking tot voor bewoning bestemde onroerende goederen en tot wijziging van de richtlijnen 2008/48/EG en 2013/36/EU en verordening (EU) nr. 1093/2010, gelet op het feit dat verweerder hen niet als consumenten beschouwt?

Is een nationale regeling als artikel 3, lid 1, onder a), van de wet op het consumentenkrediet [...] in strijd met artikel 4 van richtlijn 2014/17/EU van het Europees Parlement en de Raad van 4 februari 2014 inzake kredietovereenkomsten voor consumenten met betrekking tot voor bewoning bestemde onroerende goederen en tot wijziging van de richtlijnen 2008/48/EG en 2013/36/EU en verordening (EU) nr. 1093/2010, met artikel 3 van richtlijn 2008/48/EG en met de overige doelstellingen van consumentenbescherming als vervat in de preambule van richtlijn 2014/17/EU, voor zover zij de maximumlimiet voor consumentenbescherming vaststelt op een bepaald bedrag, namelijk 1 000 000, 00 kuna?

Moet [...] artikel 5, lid 1, van richtlijn 2014/17/EU van het Europees Parlement en de Raad van 4 februari 2014 inzake kredietovereenkomsten voor consumenten met betrekking tot voor bewoning bestemde onroerende goederen en tot wijziging van de richtlijnen 2008/48/EG en 2013/36/EU en verordening (EU) nr. 1093/2010 aldus worden uitgelegd dat het feit dat verweerder een in de Republiek Oostenrijk ingeschreven kredietcoöperatie is die in 2007 en 2008 niet in het bezit was van een vergunning van de nationale bank van Kroatië voor het verstrekken van consumentenkrediet, noch over een bijzondere vergunning van het ministerie van Financiën beschikte uit hoofde van artikel 22 [van de Kroatische wet op het consumentenkrediet], noch een vertegenwoordiger of dochteronderneming heeft die is ingeschreven in de Republiek Kroatië, een grond voor nietigverklaring van de kredietovereenkomst vormt en in strijd is met de bepalingen van de richtlijn, omdat op die manier de rechten van de consument als natuurlijke persoon op het grondgebied van de Republiek Kroatië (in voorkomend geval) rechtstreeks in gevaar worden gebracht, aangezien verweerder niet onderworpen was aan het wettelijke toezicht om de consument te beschermen en eenvormige voorschriften en criteria vast te stellen voor het verstrekken van consumentenkrediet in het geval van hypothecaire kredieten, zoals in de preambule van richtlijn 2014/17/EU van het Europees Parlement en de Raad van 4 februari 2014 is vermeld?

Kan ervan worden uitgegaan dat deze situatie in strijd is met de artikelen 18, 19 en 20 van richtlijn 2014/17/EU, gelet op het feit dat de beginselen van goede trouw en loyale samenwerking een juridisch criterium vormen, met andere woorden dat voornoemde richtlijn bij het aangaan van de kredietovereenkomst is geschonden omdat het krediet werd verstrekt tegen een effectieve rentevoet van 9,4 %, terwijl verweerder nationale consumenten met de Oostenrijkse nationaliteit een rente van 4 % % aanbiedt – artikel 1000 van het Allgemeine Bürgerliche Gesetzbuch (burgerlijk wetboek; hierna: „ABGB”) –, welke rentevoet bovendien variabel is, en verweerder deze als kredietinstelling bijgevolg unilateraal verandert, en omdat laatstgenoemde alleen hypothecaire kredieten verstrekt?

Kan ervan worden uitgegaan dat richtlijn 2014/17/EU, gelezen in samenhang met de richtlijnen 2008/48/EG en 2013/36/EU en verordening (EU) nr. 1093/2010, is geschonden, gelet op de artikelen 2 en 5, lid 1, punt 2, van de wet inzake kredietinstellingen, als verweerder als vennootschap naar Oostenrijks recht de mogelijkheid heeft om zonder vergunning of toezicht van de nationale autoriteiten consumentenkredieten te verstrekken aan Kroatische staatsburgers op het grondgebied van de Republiek Kroatië, en mag worden aangenomen dat de vermelde nationale bepalingen natuurlijke personen als consument in een dergelijke situatie niet de afdoende bescherming bieden als bedoeld in artikel 5 van richtlijn 2014/17/EU – bevoegde autoriteiten – en dat verweerder niet heeft gehandeld naar de beginselen van goede trouw en loyale samenwerking als bedoeld in artikel 4 [van de Kroatische wet inzake verbintenisrechtelijke betrekkingen], wat tot nietigheid van het bepaalde in de kredietovereenkomst zou leiden?

Is er sprake van een formele onregelmatigheid bij het aangaan van de kredietovereenkomst, met andere woorden, zijn in het hoofdgeding de artikelen 13, 14 en 16 van richtlijn 2014/17/EU geschonden doordat beding A van de kredietovereenkomst met eenmalige aflossing – bladzijde 2 – het volgende bepaalt: „Effectieve jaarlijkse rentevoet van 9,4 %. Voor de notionele jaarlijkse rentevoet bij vertraging in de terugbetaling, zie de affiche aan het loket”?

Kan ervan worden uitgegaan dat een situatie als in het hoofdgeding aan de orde in strijd is met de artikelen 13, 14 en 16 van richtlijn 2014/17/EU, gelet op het feit dat de bestreden kredietovereenkomsten standaardtoetredingsovereenkomsten zijn op basis van vooraf door verweerder opgestelde formulieren, die zijn afgedrukt in het Duits en niet volledig zijn vertaald naar de moedertaal van verzoekers, en gelet op het feit dat voor de overeenkomst reclame is gemaakt via een netwerk van bemiddelaars van verweerder (coöperatie) in de Republiek Kroatië, die in overeenstemming met de Kroatische regeling net zoals verweerder noch een vergunning van de nationale bank van Kroatië voor kredietverrichtingen, noch een vergunning van het ministerie van Financiën voor het verstrekken van consumentenkrediet op het grondgebied van de Republiek Kroatië bezaten?

Kan ervan worden uitgegaan dat een situatie als in het hoofdgeding aan de orde in strijd is met de bepalingen van richtlijn 2014/17/EU, gelezen in samenhang met de richtlijnen 2008/48/EG en 2013/36/EU en verordening (EU) nr. 1093/2010, wanneer de nationale bepalingen, met name artikel 2, leden 1, 2 en 3, en artikel 5, lid 1, punten 1 en 2, van de wet inzake kredietinstellingen verweerder, als kredietinstelling naar Oostenrijks recht, in de mogelijkheid stellen om zonder vergunning van de Kroatische nationale toezichthoudende autoriteit consumentenkrediet te verstrekken aan Kroatische staatsburgers op het grondgebied van de Republiek Kroatië, en mag worden aangenomen dat de vermelde nationale bepalingen natuurlijke personen als consument in een dergelijke situatie niet de afdoende bescherming bieden als bedoeld in artikel 5 van richtlijn 2014/17/EU – bevoegde autoriteiten – en dat verweerder niet heeft gehandeld naar de beginselen van goede trouw en loyale samenwerking als bedoeld in artikel 4 [van de Kroatische wet inzake verbintenisrechtelijke betrekkingen], wat tot nietigheid van het bepaalde in de kredietovereenkomst zou leiden?

Heeft het gebrek, op het ogenblik dat de kredietovereenkomsten in de jaren 2007 en 2008 zijn gesloten, aan passende uitvoeringsregels in de Kroatische rechtsorde tot grondige regeling van de mogelijkheden en de voorwaarden voor Kroatische staatsburgers om in het buitenland leningen aan te gaan, een aanzienlijke verstoring van het evenwicht in de positie van enerzijds de kredietnemers en anderzijds de banken veroorzaakt, en heeft deze leemte in het recht geleid tot een gebrek aan bescherming van voornoemde kredietnemers, wat in strijd zou zijn met richtlijn 2014/17/EU van het Europees Parlement en de Raad van 4 februari 2014 en, in het bijzonder, met artikel 13 ervan?

____________

1 Richtlijn 2011/83/EU (PB 2011, L 304, blz. 64).

2 Richtlijn 2014/17/ЕU (PB 2014, L 60, blz. 34).

3 Richtlijn 2008/48/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 april 2008 inzake kredietovereenkomsten voor consumenten en tot intrekking van richtlijn 87/102/EEG van de Raad (PB 2008, L 133, blz. 66).

4 Richtlijn 2013/36/EU van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2013 betreffende toegang tot het bedrijf van kredietinstellingen en het prudentieel toezicht op kredietinstellingen en beleggingsondernemingen, tot wijziging van richtlijn 2002/87/EG en tot intrekking van de richtlijnen 2006/48/EG en 2006/49/EG (PB 2013, L 176, blz. 338).

5 Verordening (EU) nr. 1093/2010 van het Europees Parlement en de Raad van 24 november 2010 tot oprichting van een Europese toezichthoudende autoriteit (Europese Bankautoriteit), tot wijziging van besluit nr. 716/2009/EG en tot intrekking van besluit 2009/78/EG van de Commissie (PB 2010, L 331, blz. 12).