Language of document : ECLI:EU:F:2008:177

BESCHIKKING VAN DE PRESIDENT VAN DE EERSTE KAMER VAN HET GERECHT VOOR AMBTENARENZAKEN

18 december 2008

Zaak F‑14/08

X

tegen

Europees Parlement

„Doorhaling – Afstand van instantie – Kosten – Ontvankelijkheid”

Betreft: Beroep, ingesteld krachtens artikel 236 EG en artikel 152 EA en strekkende tot, enerzijds, nietigverklaring van het advies dat de invaliditeitscommissie op 22 juni 2007 over verzoekster heeft uitgebracht en van het besluit van de directeur Personeelszaken van het Parlement van 27 juni 2007 waarbij hij zich op het standpunt heeft gesteld dat verzoekster niet was getroffen door een volledige en blijvende invaliditeit waardoor zij niet haar werkzaamheden kon uitoefenen alsmede, anderzijds, terugzending van verzoeksters dossier aan de invaliditeitscommissie voor een nieuwe uitspraak over haar geval.

Beslissing: Zaak F‑14/08, X/Parlement, wordt doorgehaald in het register van het Gerecht. Het Parlement draagt zijn eigen kosten en drie vierde van verzoeksters kosten. Verzoekster draagt een vierde van haar eigen kosten.

Samenvatting

1.      Procedure – Kosten – Afstand gerechtvaardigd door houding van wederpartij

(Reglement voor de procesvoering van het Gerecht voor ambtenarenzaken, art. 89, lid 5)

2.      Ambtenaren – Beroep – Bezwarend besluit – Begrip – Besluit waarbij wordt vastgesteld dat ambtenaar arbeidsgeschikt is en hem wordt gelast het werk te hervatten – Ontvankelijkheid

(Ambtenarenstatuut, art. 59, lid 4, 90 en 91)

1.      Zoals artikel 89, lid 5, van het Reglement voor de procesvoering van het Gerecht voor ambtenarenzaken bepaalt, wordt de partij die afstand doet van instantie, in de proceskosten veroordeeld, voor zover dit door de wederpartij in haar opmerkingen over de afstand van instantie is gevorderd. Op vordering van eerstbedoelde partij wordt evenwel de wederpartij in de kosten veroordeeld, indien dit op grond van de houding van deze partij gerechtvaardigd lijkt. In het geval waarin een ambtenaar beroep heeft ingesteld tegen een besluit houdende weigering om hem invalide te verklaren, moet ervan worden uitgegaan dat de instelling, die een voorafgaande klacht niet heeft beantwoord binnen de termijn van vier maanden voor de totstandkoming van een stilzwijgend afwijzend besluit en een dubbelzinnige houding heeft aangenomen over de situatie van de betrokkene na de instelling van het beroep, door haar houding ertoe heeft bijgedragen dat de zaak voor de rechter is gebracht en kan worden veroordeeld tot betaling van een deel van de kosten die de verzoekende ambtenaar heeft gemaakt.

(cf. punten 6‑10)

2.      Wanneer een besluit van het tot aanstelling bevoegd gezag, dat voortvloeit uit het advies van de invaliditeitscommissie, naast een oordeel over de arbeidsgeschiktheid van een ambtenaar die op zich niet de vroegere rechtspositie van de betrokkene wijzigt, eveneens een bevel bevat om het werk te hervatten, vormt dit een bezwarend besluit waartegen de ambtenaar kan opkomen.

(cf. punten 14, 17 en 19)