Language of document : ECLI:EU:F:2008:95

ARREST VAN HET GERECHT VOOR AMBTENARENZAKEN

(Eerste kamer)

8 juli 2008

Zaak F‑76/07

Gerhard Birkhoff

tegen

Commissie van de Europese Gemeenschappen

„Openbare dienst – Ambtenaren – Sociale zekerheid – Ziektekostenverzekering – Vergoeding van ziektekosten – Vervanging van rolstoel – Omvang van door Gerecht uitgeoefende controle”

Betreft: Beroep, ingesteld krachtens artikel 236 EG en artikel 152 EA, waarbij Birkhoff, voormalig ambtenaar van de Commissie, vraagt om nietigverklaring van het besluit van het afwikkelingsbureau van 8 november 2006 om hem de voorafgaande toestemming te weigeren die volgens de regeling nodig is voor de vergoeding van de kosten voor de aankoop van een rolstoel.

Beslissing: Het besluit van het afwikkelingsbureau van 8 november 2006 wordt nietig verklaard. De Commissie zal alle kosten dragen.

Samenvatting

1.      Ambtenaren – Sociale zekerheid – Ziektekostenverzekering – Ziektekosten – Vergoeding

(Ambtenarenstatuut, art. 59 en 72, lid 1; bijlage II, art. 7; regeling inzake ziektekostenverzekering, art. 20 en 27)

2.      Ambtenaren – Beroep – Beroep gericht tegen besluit dat een rechtsfout bevat, maar om andere reden kan worden gerechtvaardigd – Omstandigheid die zich niet verzet tegen nietigverklaring – Uitzondering – Gebonden bevoegdheid van administratie

1.      Ofschoon de gemeenschapsrechter moeilijk de juistheid van de medische beoordelingen van de raadgevend artsen van de afwikkelingsbureaus kan controleren, zijn die beoordelingen, hoewel zij onder regelmatige omstandigheden tot stand zijn gekomen, noch definitief noch aan zijn controle onttrokken, en dit in tegenstelling tot de medische beoordelingen van de invaliditeitscommissie bedoeld in artikel 7 van bijlage II bij het Statuut of van de onafhankelijke arts bedoeld in artikel 59 van het Statuut. De eenzijdige medische beoordelingen van een tot de instelling behorend arts bieden immers niet dezelfde waarborgen van evenwichtigheid tussen partijen en objectiviteit als de beoordelingen van de invaliditeitscommissie, gelet op haar samenstelling, of van de artsarbiter, gelet op de wijze waarop hij wordt aangewezen. Bovendien bepaalt noch het Statuut noch de gemeenschappelijke regeling dat de medische beoordelingen van de raadgevend artsen van de afwikkelingsbureaus over de aanvragen om vergoeding van ziektekosten kunnen worden betwist voor een medische instantie die dezelfde waarborgen van evenwichtigheid en objectiviteit biedt als de invaliditeitscommissie of de onafhankelijke arts.

Om die reden oefent de gemeenschapsrechter een controle uit over de weigering van het afwikkelingsbureau om in de regeling inzake ziektekostenverzekering van de ambtenaren van de Europese gemeenschappen bedoelde ziektekosten te vergoeden evenals over het advies van de raadgevend arts van het afwikkelingsbureau dat eventueel daaraan ten grondslag ligt. Deze controle is weliswaar beperkt, maar strekt zich uit tot feitelijke en juridische fouten alsmede tot een kennelijk onjuiste beoordeling.

(cf. punten 50‑52)

Referentie:

Hof: 21 mei 1981, Morbelli/Commissie, 156/80, Jurispr. blz. 1357, punten 15‑20; 19 januari 1988, Biedermann/Rekenkamer, 2/87, Jurispr. blz. 143, punt 8

Gerecht van eerste aanleg: 23 maart 1993, Gill/Commissie, T‑43/89, Jurispr. blz. II‑303, punt 36; 11 mei 2000, Pipeaux/Parlement, T‑34/99, JurAmbt. blz. I‑A‑79 en II‑337, punten 29 en 30; 12 mei 2004, Hecq/Commissie, T‑191/01, JurAmbt. blz. I‑A‑147 en II‑659, punten 64‑78; 23 november 2004, O/Commissie, T‑376/02, JurAmbt. blz. I‑A‑349 en II‑1595, punt 29

Gerecht voor ambtenarenzaken: 22 mei 2007, López Teruel/BHIM, F‑99/06, nog niet gepubliceerd in de Jurisprudentie, punten 74‑76; 18 september 2007, Botos/Commissie, F‑10/07, nog niet gepubliceerd in de Jurisprudentie, punten 40‑50

2.      In het kader van een door een ambtenaar ingesteld beroep kan de omstandigheid dat een besluit van de administratie een rechtsfout bevat, maar om een andere reden kan worden gerechtvaardigd, zich niet verzetten tegen de nietigverklaring ervan. Dit zou anders zijn indien de administratie over geen enkele beoordelingsmarge beschikte en de nietigverklaring van het bestreden besluit slechts tot gevolg kon hebben dat de administratie verplicht is om een nieuw besluit te nemen dat qua inhoud identiek is aan het nietig verklaarde besluit. Een andere reden dan die waarop de administratie zich voor de vaststelling van het bestreden besluit heeft gebaseerd kan in de loop van het geding immers alleen in de plaats van laatstgenoemde reden komen indien de administratie voor de vaststelling van dat besluit over een gebonden bevoegdheid beschikte.

(cf. punt 64)

Referentie:

Gerecht van eerste aanleg: 12 december 1996, Stott/Commissie, T‑99/95, Jurispr. blz. II‑2227, punt 32