Language of document :

Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door het Landgericht Stuttgart (Duitsland) op 13 maart 2020 – O. / P. AG

(Zaak C-138/20)

Procestaal: Duits

Verwijzende rechter

Landgericht Stuttgart

Partijen in het hoofdgeding

Verzoekende partij: O.

Verwerende partij: P. AG

Prejudiciële vragen

1.    Uitlegging van het begrip „manipulatie-instrument”

1.1:    Dient artikel 3, punt 10, van verordening (EG) nr. 715/20071 aldus te worden uitgelegd en toegepast dat het begrip „constructieonderdeel” enkel en alleen betrekking heeft op mechanische onderdelen van een fysieke constructie?

Voor het geval dat vraag 1.1 ontkennend wordt beantwoord:

1.2:     Dient artikel 3, punt 10, van verordening (EG) nr. 715/2007 aldus te worden uitgelegd en toegepast dat het emissiecontrolesysteem enkel bestaat uit het achteraf in het motorblok ingebouwde antiverontreinigingssysteem [bijvoorbeeld in de vorm van dieseloxydatiekatalysatoren, dieseldeeltjesvanger(s) of NOx-reductiekatalysatoren]?

1.3:     Dient artikel 3, punt 10, van verordening (EG) nr. 715/2007 aldus te worden uitgelegd en toegepast dat het emissiecontrolesysteem betrekking heeft op emissiebeperkende maatregelen die zowel in als buiten de motor worden uitgevoerd?

2.    Uitlegging van het begrip „normale gebruiksomstandigheden”

2.1:    Dient artikel 5, lid 1, van verordening (EG) nr. 715/2007 aldus te worden uitgelegd en toegepast dat het begrip „normale gebruiksomstandigheden” alleen de rijomstandigheden in het kader van de NEDC (Europese rijcyclus „New European Drive Cycle”) omschrijft?

Voor het geval dat vraag 2.1 ontkennend wordt beantwoord:

2.2:     Dient artikel 4, lid 1, tweede alinea, juncto [artikel] 5, lid 1, van verordening (EG) nr. 715/2007 aldus te worden uitgelegd en toegepast dat de fabrikanten moeten aantonen dat ook in het dagelijks gebruik wordt voldaan aan de emissiegrenswaarden in bijlage I bij de verordening?

Voor het geval dat vraag 2.2 bevestigend wordt beantwoord:

2.3:     Dient artikel 5, lid 1, van verordening (EG) nr. 715/2007 aldus te worden uitgelegd en toegepast dat het begrip „normale gebruiksomstandigheden” de werkelijke rijomstandigheden in het dagelijks gebruik omschrijft?

Voor het geval dat vraag 2.3 ontkennend wordt beantwoord:

2.4:     Dient artikel 5, lid 1, van verordening (EG) [nr. 715/2007] aldus te worden uitgelegd en toegepast dat het begrip „normale gebruiksomstandigheden” de werkelijke rijomstandigheden in het dagelijks gebruik bij een gemiddelde snelheid van 33,6 km/u en een maximumsnelheid van 120,00 km/u omschrijft?

3.    Toelaatbaarheid van temperatuurgebonden emissiebeperkingsstrategieën

3.1:     Dient artikel 5, lid 1, van verordening (EG) nr. 715/2007 aldus te worden uitgelegd en toegepast dat het verboden is om een voertuig zo uit te rusten dat de onderdelen die van invloed kunnen zijn op de emissies, zodanig ontworpen zijn dat de uitlaatgasrecirculatieapparatuur zo wordt geregeld dat [zij] alleen bij een temperatuur tussen 20 en 30 °C een emissiearme modus waarborgt en de werking ervan buiten dit temperatuurvenster geleidelijk wordt verminderd?

Voor het geval dat vraag 3.1 ontkennend wordt beantwoord:

3.2:     Dient artikel 5, lid 2, van verordening (EG) nr. 715/2007 aldus te worden uitgelegd en toegepast dat een manipulatie-instrument tevens verboden is wanneer het buiten het temperatuurvenster van 20 tot 30 °C blijft functioneren om de motor te beschermen en de uitlaatgasrecirculatie daardoor aanzienlijk is verminderd?

4.    Uitlegging van het begrip „nodig” in de zin van het uitzonderingsgeval

4.1:    Dient artikel 5, lid 2, tweede volzin, onder a), van verordening (EG) nr. 715/2007 aldus te worden uitgelegd en toegepast dat er alleen sprake is van noodzaak van het gebruik van manipulatie-instrumenten in de zin van de regeling wanneer zelfs door gebruik te maken van de spitstechnologie die ten tijde van de verlening van de typegoedkeuring voor het betrokken type voertuig beschikbaar was, de bescherming van de motor tegen schade of ongevallen en de veilige werking van het voertuig niet kon[den] worden verzekerd?

Voor het geval dat vraag 4.1 ontkennend wordt beantwoord:

4.2:     Dient artikel 5, lid 2, tweede volzin, onder a), van verordening (EG) [nr. 715/2007] aldus te worden uitgelegd en toegepast dat er geen sprake is van noodzaak van het gebruik van manipulatie-instrumenten in de zin van de bepaling wanneer de in de motorbesturing opgeslagen parameters zo zijn gekozen dat het uitlaatgasreiningssysteem, doordat het temperatuurgebonden is, gedurende een groot deel van het jaar niet of slechts in beperkte mate wordt geactiveerd wegens de te verwachten gangbare temperaturen?

5.    Uitlegging van het begrip „schade” in de zin van het uitzonderingsgeval

5.1:    Dient artikel 5, lid 2, tweede volzin, onder a), van verordening (EG) nr. 715/2007 aldus te worden uitgelegd en toegepast dat alleen de motor moet worden beschermd tegen schade?

5.2:    Dient artikel 5, lid 2, tweede volzin, onder a), van verordening (EG) nr. 715/2007 aldus te worden uitgelegd en toegepast dat het begrip schade niet aan de orde is als het om zogenoemde slijtstukken (zoals bijvoorbeeld de EGR-klep) gaat?

5.3:     Dient artikel 5, lid 2, tweede volzin, onder a), van verordening (EG) nr. 715/2007 aldus te worden uitgelegd en toegepast dat ook andere onderdelen van het voertuig, in het bijzonder de achteraf in de uitlaatpijp aangebrachte onderdelen [,] tegen schade of ongevallen moeten worden beschermd?

6.    Rechtsgevolgen en beteugelende werking van schendingen van het Unierecht

6.1:    Dienen artikel 4, lid 1, tweede alinea, artikel 4, lid 2, tweede alinea, artikel 5, lid 1 en lid 2, alsmede artikel 13 van verordening (EG) nr. 715/2007 aldus te worden uitgelegd en toegepast dat daarbij op zijn minst ook de activa worden beschermd van de koper van een voertuig dat niet aan de eisen van verordening (EG) nr. 715/2007 voldoet?

Voor het geval dat vraag 6.1 ontkennend wordt beantwoord:

6.2:    Dienen artikel 4, lid 1, tweede alinea, artikel 4, lid 2, tweede alinea, artikel 5, lid 1 en lid 2, alsmede artikel 13 van verordening (EG) nr. 715/2007 aldus te worden uitgelegd en toegepast dat daarbij op zijn minst ook de activa worden beschermd van de koper van een voertuig dat niet aan de eisen van verordening (EG) nr. 715/2007 voldoet?

6.3:     Dienen artikel 18, lid 1, en [artikel] 26, lid 1, van richtlijn 2007/46/EG2 aldus te worden uitgelegd en toegepast dat de fabrikant zijn verplichting tot afgifte van een geldig certificaat van overeenstemming overeenkomstig artikel 18, lid 1, van richtlijn 2007/46/EG niet nakomt wanneer hij een verboden manipulatie-instrument in de zin van artikel 5, lid 2, van verordening (EG) nr. 715/2007 in het voertuig heeft ingebouwd en het in het verkeer brengen van een dergelijk voertuig schending oplevert van het verbod op verkoop zonder geldig certificaat van overeenstemming overeenkomstig artikel 26, lid 1, van richtlijn 2007/46/EG?

6.4:     Bestaat het doel en de opzet van verordening (EG) nr. 715/2007 en van richtlijn 2007/46/EG erin dat de in bijlage I bij verordening (EG) nr. 715/2007 vermelde grenswaarden en het certificaat van overeenstemming in de zin van artikel 18, lid 1, van richtlijn 2007/46/EG juncto verordening (EG) nr. 385/20093 rechten ter bescherming van de koper in het leven roepen die van dien aard zijn dat niet-naleving van de kwaliteitsbevorderende grenswaarden van de verordening respectievelijk schending van het recht op verrekening van gebruiksvoordelen bij de teruggave van het voertuig aan de fabrikant volgens het Unierecht verboden is?

____________

1 Verordening (EG) nr. 715/2007 van het Europees Parlement en de Raad van 20 juni 2007 betreffende de typegoedkeuring van motorvoertuigen met betrekking tot emissies van lichte personen- en bedrijfsvoertuigen (Euro 5 en Euro 6) en de toegang tot reparatie- en onderhoudsdiensten (PB 2007, L 171, blz. 1).

2 Richtlijn 2007/46/EG van het Europees Parlement en de Raad van 5 september 2007 tot vaststelling van een kader voor de goedkeuring van motorvoertuigen en aanhangwagens daarvan en van systemen, onderdelen en technische eenheden die voor dergelijke voertuigen zijn bestemd (Kaderrichtlijn) (PB 2007, L 263, blz. 1).

3 Verordening (EG) nr. 385/2009 van de Commissie van 7 mei 2009 tot vervanging van bijlage IX bij Richtlijn 2007/46/EG van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van een kader voor de goedkeuring van motorvoertuigen en aanhangwagens daarvan en van systemen, onderdelen en technische eenheden die voor dergelijke voertuigen zijn bestemd („Kaderrichtlijn”) (PB 2009, L 118, blz. 13).