Language of document :

Hogere voorziening ingesteld op 21 december 2018 door Deza, a.s. tegen het arrest van het Gerecht (Tweede kamer) van 24 oktober 2018 in zaak T-400/17, Deza/Commissie

(Zaak C-813/18 P)

Procestaal: Tsjechisch

Partijen

Rekwirante: Deza, a.s. (vertegenwoordiger: P. Dejl, advokát)

Andere partijen in de procedure: Europese Commissie, Republiek Finland, Koninkrijk Zweden, Europees Agentschap voor chemische stoffen

Conclusies

vernietiging van het arrest van het Gerecht van 24 oktober 2018 in zaak T-400/17;

gedeeltelijke nietigverklaring van verordening (EU) 2017/7761 van de Commissie van 4 mei 2017 tot wijziging van verordening (EG) nr. 1272/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 2008, voor zover deze verordening betrekking heeft op de indeling en etikettering van de stof anthraquinone;

verwijzing van de Commissie in de kosten die rekwirante heeft gemaakt in de onderhavige hogere voorziening voor het Hof en in de vorige procedure voor het Gerecht.

Middelen en voornaamste argumenten

Ter staving van haar hogere voorziening voert rekwirante vier middelen aan.

Het Gerecht heeft de CLP-verordening2 verkeerd uitgelegd en toegepast, in het bijzonder de volgende basisbeginselen: (i) de beoordeelde en ingedeelde stof moet op de Uniemarkt worden gebracht; (ii) er moet met voldoende bewijsmateriaal een causaal verband tussen een stof en carcinogene effecten bij proefdieren moet worden aangetoond; (iii) er moet voldoende bewijsmateriaal zijn verkregen uit betrouwbare en toelaatbare wetenschappelijke onderzoeken; en (iv) bij de indeling van een stof moet rekening worden gehouden met nieuwe wetenschappelijke en technische kennis en wetenschappelijk en technische vooruitgang.

Het Gerecht heeft de indeling van anthraquinone, dat wil zeggen een onderdeel van de verordening van de Commissie, beoordeeld op een wijze die strijdig is met de vereisten voor rechterlijke toetsing van besluiten van de instellingen en organen van de Unie, en heeft de feiten en het bewijsmateriaal verdraaid.

Het Gerecht heeft het rechtszekerheidsbeginsel onjuist uitgelegd en toegepast.

Als gevolg van bovenstaande gebreken heeft het Gerecht rekwirantes rechten en in het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en in het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie verankerde beginselen geschonden, in het bijzonder het recht op een eerlijke behandeling van zijn zaak, het recht op ongestoord genot van eigendom en het rechtszekerheidsbeginsel.

____________

1 PB 2017, L 116, blz. 1.

2 Verordening (EG) nr. 1272/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 2008 betreffende de indeling, etikettering en verpakking van stoffen en mengsels tot wijziging en intrekking van de richtlijnen 67/548/EEG en 1999/45/EG en tot wijziging van verordening (EG) nr. 1907/2006 (PB 2008, L 353, blz. 1).