Language of document :

Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Sąd Rejonowy w Opatowie (Polen) op 8 maart 2019 – BW Sp. z o.o. w B. / D.R.

(Zaak C-222/19)

Procestaal: Pools

Verwijzende rechter

Sąd Rejonowy w Opatowie

Partijen in het hoofdgeding

Verzoekende partij: BW Sp. z o.o. w B.

Verwerende partij: D.R.

Prejudiciële vraag

Moeten de bepalingen in richtlijn 93/13/EEG van de Raad van 5 april 1993 betreffende oneerlijke bedingen in consumentenovereenkomsten1 , in het bijzonder artikel 3, lid 1, daarvan, en de Unierechtelijke beginselen van consumentenbescherming en evenwicht tussen contractpartijen aldus worden uitgelegd dat die bepalingen en beginselen in de weg staan aan de invoering in het nationale recht van de rechtsfiguur van de „maximale niet-rentekosten van het kredietˮ en van de wiskundige formule voor de berekening van die kosten volgens artikel 5, punt 6a, juncto artikel 36a van de ustawa o kredycie konsumenckim (wet op het consumentenkrediet) van 12 mei 2011 (geconsolideerde tekst Dz. U. 2018, volgnr. 993), op grond waarvan de kosten van de economische activiteit van de ondernemer tot de door de consument te dragen kredietkosten (totale kosten van het krediet) mogen worden gerekend?

____________

1 PB 1993, L 95, blz. 29.