Language of document :

Hogere voorziening ingesteld op 27 november 2018 door de Tsjechische Republiek tegen het arrest van het Gerecht (Vijfde kamer) van 13 september 2018 in zaak T-627/16, Tsjechische Republiek / Commissie

(Zaak C-742/18 P)

Procestaal: Tsjechisch

Partijen

Rekwirante: Tsjechische Republiek (vertegenwoordigers: M. Smolek, O. Serdula, J. Vláčil, J. Pavliš, gemachtigden)

Andere partijen in de procedure: Europese Commissie, Koninkrijk Zweden

Voorwerp

Hogere voorziening tegen het arrest van het Gerecht van de Europese Unie van 13 september 2018 in zaak T-627/16, Tsjechische Republiek / Commissie waarbij het Gerecht gedeeltelijk afwijzend heeft geoordeeld over het verzoek van de Tsjechische Republiek tot nietigverklaring van uitvoeringsbesluit (EU) 2016/10591 van de Commissie van 20 juni 2016 houdende onttrekking aan EU-financiering van bepaalde uitgaven die de lidstaten hebben verricht in het kader van het Europees Landbouwgarantiefonds (ELGF) of in het kader van het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling (Elfpo) (kennisgeving geschied onder nummer C(2016) 3753), voor zover in dit arrest de uitgaven van de Tsjechische Republiek zijn uitgesloten.

Conclusies

punt 2 van het dictum van het arrest van het Gerecht in zaak T-627/16 en het overeenkomstige deel van dit arrest vernietigen;

besluit (EU) 2016/1059 van de Commissie nietig verklaren voor zover het uitgaven in het kader van de enkele areaalbetaling uitsluit voor een bedrag van 462 517,83 EUR;

besluit (EU) 2016/1059 van de Commissie nietig verklaren voor zover het uitgaven in het kader van investeringen in de wijnsector uitsluit voor een bedrag van 636 516,20 EUR;

de Commissie verwijzen in de kosten.

Middelen en voornaamste argumenten

Rekwirante voert ter ondersteuning van haar hogere voorziening vier middelen aan.

Met het eerste middel wordt aangevoerd dat sprake is van schending van artikel 52, lid 1, van verordening nr. 1306/20132 juncto artikelen 26 en 31 van verordening nr. 1122/20093 . Rekwirante stelt dat het Gerecht blijk heeft gegeven van een onjuiste rechtsopvatting door te oordelen dat controles ter plaatse in de vorm van teledetectie en klassieke controles ter plaatse hetzelfde of een vergelijkbaar foutenpercentage moeten hebben. Een dergelijk vereiste is uit geen enkele Europeesrechtelijke bepaling noch uit de aard van de betreffende controlemethoden af te leiden. Integendeel, op grond van specifiek aan deze methodes verbonden redenen, is de wijze waarop bij beide methodes ten behoeve van de controles steekproeven worden vastgesteld zo verschillend dat conclusies over de doelmatigheid ervan niet afhankelijk kunnen worden gemaakt van de vraag of het foutenpercentage hetzelfde of vergelijkbaar is.

Met het tweede middel wordt aangevoerd dat sprake is van schending van artikel 52, lid 1, van verordening nr. 1306/2016 juncto artikel 33 van verordening nr. 1122/2009. Rekwirante stelt dat het Gerecht blijk heeft gegeven van een onjuiste rechtsopvatting door te oordelen dat de controlesteekproef bij vaststelling van een te hoge aangifte ter grootte van 3 % van de geconstateerde oppervlakte hoe dan ook uitgebreid moet worden tot geen te hoge aangifte meer wordt vastgesteld en dat dit zelfs geldt indien de nationale autoriteiten er op grond van de specifieke omstandigheden van het onderhavige geval zeker van kunnen zijn dat op andere percelen van de betreffende landbouwer geen verdere onjuistheden in de aangifte van de oppervlakte landbouwgrond zijn te verwachten.

Het derde middel is ontleend aan schending van artikel 52, lid 1, van verordening nr. 1306/2013 juncto artikel 112 van verordening nr. 1605/20024 of, naargelang van het geval, artikel 130 van verordening nr. 966/20125 . Het Gerecht heeft de inhoud van het geschil tussen Tsjechië en de Commissie volledig verkeerd opgevat en heeft blijk gegeven van een onjuiste rechtsopvatting door te oordelen dat de opgelegde correctie uitsluitend ermee verband hield dat met terugwerkende kracht investeringen waren gefinancierd die voor de uitvoering van het nationale steunprogramma waren gedaan. In het kader van het betreffende onderzoek had de Commissie bezwaar tegen elke financiering met terugwerkende kracht van investeringen in de wijnsector. Het Gerecht gaf derhalve blijk van een onjuiste opvatting door op geen enkele wijze in te gaan op de argumenten van Tsjechië dat het strookte met het Unierecht om na de goedkeuring van het nationale steunprogramma met terugwerkende kracht investeringen te financieren.

Het vierde middel is ontleend aan schending van artikel 52, lid 1, van verordening nr. 1306/2013 juncto artikelen 19 en 77 van verordening nr. 555/20086 en artikel 27 van verordening nr. 1975/20067 of, naargelang van het geval, artikel 25 van verordening nr. 65/20118 . Rekwirante voert aan dat het Gerecht blijk heeft gegeven van een onjuiste rechtsopvatting door te oordelen dat op de datum van de feiten in het hoofdgeding 100 % van de investeringen in de wijnsector ter plaatse gecontroleerd had moeten worden, ook al werd in artikel 77, lid 5, van verordening nr. 555/2008 via de uitdrukkelijke verwijzing naar artikel 27 van verordening nr. 1975/2006 toegestaan dat controles werden uitgevoerd op basis van enkel een steekproef van de investeringen.

____________

1 PB 2016, L 173, blz. 59.

2 Verordening (EU) nr. 1306/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 inzake de financiering, het beheer en de monitoring van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en tot intrekking van verordeningen (EEG) nr. 352/78, (EG) nr. 165/94, (EG) nr. 2799/98, (EG) nr. 814/2000, (EG) nr. 1290/2005 en (EG) nr. 485/2008 van de Raad (PB 2013, L 347, blz. 549).

3 Verordening (EG) nr. 1122/2009 van de Commissie van 30 november 2009 tot vaststelling van bepalingen ter uitvoering van verordening (EG) nr. 73/2009 van de Raad wat betreft de randvoorwaarden, de modulatie en het geïntegreerd beheers- en controlesysteem in het kader van de bij die verordening ingestelde regelingen inzake rechtstreekse steunverlening aan landbouwers en ter uitvoering van verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad wat betreft de randvoorwaarden in het kader van de steunregeling voor de wijnsector (PB 2009, L 316, blz. 65).

4 Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad van 25 juni 2002 houdende het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen (PB 2002, L 248, blz. 1).

5 Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 25 oktober 2012 tot vaststelling van de financiële regels van toepassing op de algemene begroting van de Unie en tot intrekking van verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 [van de Raad] (PB 2012, L 298, blz. 1).

6 Verordening (EG) nr. 555/2008 van de Commissie van 27 juni 2008 tot vaststelling van de uitvoeringsbepalingen voor verordening (EG) nr. 479/2008 van de Raad houdende een gemeenschappelijke ordening van de wijnmarkt, wat betreft de steunprogramma’s, de handel met derde landen, het productiepotentieel en de controles in de wijnsector (PB 2008, L 170, blz. 1).

7 Verordening (EG) nr. 1975/2006 van de Commissie van 7 december 2006 houdende uitvoeringsbepalingen van verordening (EG) nr. 1698/2005 van de Raad met betrekking tot de toepassing van controleprocedures en van de randvoorwaarden in het kader van de steunmaatregelen voor plattelandsontwikkeling (PB 2006, L 368, blz. 74).

8 Verordening (EU) nr. 65/2011 van de Commissie van 27 januari 2011 houdende uitvoeringsbepalingen van verordening (EG) nr. 1698/2005 van de Raad met betrekking tot de toepassing van controleprocedures en van de randvoorwaarden in het kader van de steunmaatregelen voor plattelandsontwikkeling (PB 2011, L 25, blz. 8).