Language of document : ECLI:EU:F:2013:136

BESCHIKKING VAN HET GERECHT VOOR AMBTENARENZAKEN
VAN DE EUROPESE UNIE

(Tweede kamer)

19 september 2013

Zaak F‑31/13

Luigi Marcuccio

tegen

Europese Commissie

„Openbare dienst – Artikel 34, leden 1 en 6, van het Reglement voor de procesvoering – Verzoekschrift per fax ingediend binnen beroepstermijn vermeerderd met termijn wegens afstand van tien dagen – Verzoekschrift per post ingediend binnen tien volgende dagen – Geen gelijkheid tussen beide verzoekschriften – Termijnoverschrijding”

Betreft:      Beroep, ingesteld krachtens artikel 270 VWEU, van toepassing op het EGA-Verdrag op grond van artikel 106 bis ervan, waarmee Marcuccio het Gerecht met name verzoekt om nietigverklaring van het besluit van de Europese Commissie tot afwijzing van zijn verzoek van 1 maart 2012, aangevuld op 12 maart 2012, alsmede van het besluit tot afwijzing van zijn klacht van 12 juli 2012, en om toekenning aan hem van een vergoeding van de schade die hij zou hebben geleden als gevolg van het besluit van de Commissie van maart 2002 om hem van de standplaats van de delegatie van de Commissie in Luanda (Angola) over te plaatsen naar de zetel van de Commissie te Brussel (België). De neerlegging van het origineel van het verzoekschrift per post is voorafgegaan door de verzending per fax, op 27 maart 2013, van een document dat een kopie zou zijn van het originele verzoekschrift.

Beslissing:      Het beroep wordt niet-ontvankelijk verklaard. Marcuccio draagt zijn eigen kosten.

Samenvatting

Gerechtelijke procedure – Inleidend verzoekschrift – Vormvereisten – Verzoekschrift binnen beroepstermijn ingediend per fax – Handtekening van advocaat die verschilt van handtekening op originele, per post verzonden verzoekschrift – Gevolg – Datum van ontvangst van fax die niet in aanmerking kan worden genomen voor beoordeling van inachtneming van beroepstermijn

(Reglement voor de procesvoering van het Gerecht voor ambtenarenzaken, art. 34, leden 1 en 6; Ambtenarenstatuut, artikel 91, lid 3)

Met het oog op de regelmatige indiening van processtukken in het kader van geschillen op het gebied van de openbare dienst van de Unie, verplicht artikel 34 van het Reglement voor de procesvoering van het Gerecht voor ambtenarenzaken, met name lid 1 en lid 6, dat toestaat dat het verzoekschrift per fax wordt ingediend, de vertegenwoordiger van de partij het origineel van de akte met de hand te ondertekenen alvorens deze per fax te verzenden, alsook om ditzelfde origineel binnen tien dagen neer te leggen ter griffie van het Gerecht.

Wanneer in deze omstandigheden achteraf blijkt dat het origineel van de akte die materieel binnen tien dagen na de verzending per fax ter griffie van het Gerecht is neergelegd, niet is voorzien van dezelfde handtekening als die welke is aangebracht op het gefaxte document, moet worden vastgesteld dat bij de griffie van het Gerecht twee verschillende processtukken zijn binnengekomen, ook indien de handtekeningen door dezelfde persoon zijn geplaatst. Aangezien het niet aan het Gerecht staat om na te gaan of beide teksten woord voor woord met elkaar overeenstemmen, is, wanneer de handtekening op het ene document niet overeenstemt met die op het andere document, het per fax verzonden document duidelijk geen kopie van het per post neergelegde origineel van de akte.

Bovendien kan, wanneer de verzending per fax niet voldoet aan de in artikel 34 van het Reglement voor de procesvoering neergelegde rechtszekerheidsvereisten, de datum van neerlegging van het per fax verzonden document niet in aanmerking worden genomen voor de beoordeling of de beroepstermijn in acht is genomen.

(cf. punten 19, 20 en 22)

Referentie:

Gerecht van eerste aanleg: 13 november 2001, F/Rekenkamer T‑138/01 R, punten 8 en 9