Language of document :

Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Corte costituzionale (Italië) op 21 juni 2019 – DB / Commissione Nazionale per le Società e la Borsa (Consob)

(Zaak C-481/19)

Procestaal: Italiaans

Verwijzende rechter

Corte costituzionale

Partijen in het hoofdgeding

Verzoekende partij tot cassatie: DB

Verwerende partij in cassatie: Commissione Nazionale per le Società e la Borsa (Consob)

Prejudiciële vragen

Moeten artikel 14, lid 3, van richtlijn 2003/6/EG1 , voor zover deze bepaling ratione temporis nog steeds van toepassing is, en artikel 30, lid 1, onder b), van verordening (EU) nr. 596/20142 aldus worden uitgelegd dat een lidstaat op grond van deze bepalingen mag besluiten om geen sanctie op te leggen aan degene die weigert om vragen van de bevoegde autoriteit te beantwoorden waaruit zou kunnen blijken dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan een strafbaar feit dat met bestuursrechtelijke sancties van „punitieve” aard wordt bestraft?

Indien de vraag onder a) ontkennend wordt beantwoord, zijn artikel 14, lid 3, van richtlijn 2003/6/EG, voor zover het ratione temporis nog steeds van toepassing is, en artikel 30, lid 1, onder b), van verordening (EU) nr. 596/2014 dan verenigbaar met de artikelen 47 en 48 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, ook in het licht van de rechtspraak van het Europees Hof voor de rechten van de mens betreffende artikel 6 EVRM en van de grondwettelijke tradities die de lidstaten gemeen hebben, voor zover volgens eerstgenoemde bepalingen ook een sanctie moet worden opgelegd aan degene die weigert om vragen van de bevoegde autoriteit te beantwoorden waaruit zou kunnen blijken dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan een strafbaar feit dat met bestuursrechtelijke sancties van „punitieve” aard wordt bestraft?

____________

1 Richtlijn 2003/6/EG van het Europees Parlement en de Raad van 28 januari 2003 betreffende handel met voorwetenschap en marktmanipulatie (marktmisbruik) (PB 2003, L 96, blz. 16).

2 Verordening (EU) nr. 596/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 16 april 2014 betreffende marktmisbruik (Verordening marktmisbruik) en houdende intrekking van richtlijn 2003/6/EG van het Europees Parlement en de Raad en richtlijnen 2003/124, 2003/125/EG en 2004/72/EG van de Commissie (PB 2014, L 173, blz. 1).