Language of document :

Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Cour administrative (Luxemburg) op 20 maart 2019 – Staat van het Groothertogdom Luxemburg/B, C, D, F.C.

(Zaak C-246/19)

Procestaal: Frans

Verwijzende rechter

Cour administrative

Partijen in het hoofdgeding

Verzoekende partij: Staat van het Groothertogdom Luxemburg

Verwerende partijen: B, C, D, F.C.

Andere partij: A

Prejudiciële vragen

Moeten de artikelen 7, 8 en artikel 52, lid 1, van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, eventueel gelezen in samenhang met artikel 47 van dat Handvest, aldus worden uitgelegd dat zij in de weg staan aan een nationale wettelijke regeling van een lidstaat volgens welke, in het kader van de regeling voor de procedure inzake de uitwisseling van inlichtingen op verzoek, die met name is ingevoerd ter uitvoering van richtlijn 2011/16/EU van de Raad van 15 februari 2011 betreffende de administratieve samenwerking op het gebied van de belastingen en tot intrekking van richtlijn 77/799/EEG1 , elk beroep, met name in rechte, van de derde-bezitter van de inlichtingen tegen een besluit waarbij de bevoegde autoriteit van die lidstaat hem gelast haar informatie te verstrekken om gevolg te geven aan een van een andere lidstaat uitgaand verzoek om inlichtingen, is uitgesloten?

Indien de eerste vraag bevestigend wordt beantwoord, moeten artikel 1, lid 1, en artikel 5 van richtlijn 2011/16, eventueel rekening houdend met de evolutieve aard van de uitlegging van artikel 26 van het OESO-modelbelastingverdrag, dan aldus worden uitgelegd dat een verzoek om uitwisseling, samen met een daartoe uitgevaardigd bevel van de bevoegde autoriteit van de aangezochte lidstaat, beantwoordt aan het criterium van het niet kennelijk ontbreken van een verwacht belang, indien de verzoekende lidstaat de identiteit van de betrokken belastingplichtige, het tijdvak waarop het onderzoek in de verzoekende lidstaat betrekking heeft en de identiteit van de bezitter van de bedoelde inlichtingen vermeldt wanneer hij verzoekt om inlichtingen met betrekking tot overeenkomsten, en de bijbehorende facturering en betalingen, die niet nader zijn bepaald maar worden afgebakend door criteria die verband houden met, ten eerste, het feit dat zij zijn gesloten door de geïdentificeerde bezitter van de inlichtingen, ten tweede, de toepasselijkheid ervan in de belastingjaren waarop het onderzoek van de autoriteiten van de verzoekende staat betrekking heeft en, ten derde, het verband met de geïdentificeerde betrokken belastingplichtige?

____________

1 PB 2011, L 64, blz. 1.