Language of document :

Beroep ingesteld op 16 juni 2006 - Kyriazi / Commissie

(Zaak F-66/06)

Procestaal: Frans

Partijen

Verzoekster: Kalliopi Kyriazi (Clabecq, België) (vertegenwoordiger: E. Boigelot, advocaat)

Verweerster: Commissie van de Europese Gemeenschappen

Conclusies van verzoekster

nietigverklaring van het besluit van 12 september 2005 houdende aanstelling van verzoekster als ambtenaar op proef in rang C*1, salaristrap 2, en van elke daaropvolgende en/of daarmee verband houdende handeling, zoals het besluit om haar secretariaatstoelage in te trekken en haar deze, na haar aanstelling in vaste dienst, niet terug toe te kennen;

nietigverklaring van het besluit van het tot aanstelling bevoegde gezag (TABG) van 6 maart 2006 houdende afwijzing van verzoeksters klacht tot nietigverklaring van voormeld besluit;

verwijzing van de Commissie van de Europese Gemeenschappen in de kosten.

Middelen en voornaamste argumenten

Verzoekster, die slaagde voor het intern vergelijkend onderzoek voor overgang van categorie COM/PC/04, was op het ogenblik waarop zij op de lijst van geschikte kandidaten van dit vergelijkend onderzoek is geplaatst, tot en met 31 juli 2004, tijdelijk functionaris van de Commissie in rang C*2 (voorheen rang C 5). Daarna heeft zij tot en met 1 november 2004 als uitzendkracht bij dezelfde instelling gewerkt, op welke datum zij opnieuw als tijdelijk functionaris is aangeworven, en daarbij is ingedeeld in rang C*1, zonder recht op de secretariaatstoelage die zij op grond van de vorige overeenkomst had ontvangen. Op 16 april 2005 is zij in dezelfde rang aangesteld als ambtenaar op proef.

Tot staving van haar beroep betoogt verzoekster dat de administratie de artikelen 31, lid 1, en 25, tweede alinea, van het Statuut, alsmede de artikelen 5 en 18 van bijlage XIII bij het Statuut heeft geschonden. Zij stelt tevens schending van wezenlijke procedurevoorschriften en van de bepalingen van de aankondiging van vergelijkend onderzoek, alsmede schending van verschillende algemene rechtsbeginselen, in het bijzonder de beginselen van gewettigd vertrouwen, rechtszekerheid, behoorlijk bestuur en gelijke behandeling.

Verder is verzoekster van mening dat verordening (EG, Euratom) nr. 723/2004 van de Raad van 22 maart 2004 tot wijziging van het Statuut van de ambtenaren van de Europese Gemeenschappen en van de regeling die van toepassing is op de andere personeelsleden van deze Gemeenschappen1, onwettig is voorzover daarbij artikel 5, lid 4, van bijlage XIII van het Statuut is ingevoerd, omdat het TABG deze bepaling aldus uitlegt dat het op grond daarvan verzoekster in rang C*1, salaristrap 2, mag indelen, in strijd met het bepaalde in artikel 31 van het Statuut en verschillende rechtsbeginselen.

____________

1 - PB L 124 van 27.4.2004, blz. 1.