Language of document : ECLI:EU:F:2007:24

ARREST VAN HET GERECHT VOOR AMBTENARENZAKEN

(Eerste kamer)

13 februari 2007

Zaak F‑62/06

Daniela Guarneri

tegen

Commissie van de Europese Gemeenschappen

„Ambtenaren – Bezoldiging – Gezinstoelagen – Toelage voor kind ten laste – Anticumulatieregel van toepassing op nationale toelagen”

Betreft: Beroep krachtens de artikelen 236 EG en 152 EA waarbij D. Guarneri verzoekt om nietigverklaring van, enerzijds, het besluit van de Commissie van 5 augustus 2005 om krachtens artikel 67, lid 2, van het Statuut het Belgische wezenpensioen in aftrek te brengen op de toelage voor een kind ten laste en, anderzijds, van het besluit van het tot aanstelling bevoegd gezag van 14 februari 2006 houdende afwijzing van haar klacht tegen het besluit van 5 augustus 2005.

Beslissing: Het besluit van de Commissie van 5 augustus 2005 wordt nietig verklaard voor zover daarbij het bedrag van het door verzoekster ontvangen Belgisch wezenpensioen in mindering wordt gebracht op de aan haar betaalde toelage voor een kind ten laste. De overige vorderingen worden afgewezen. De Commissie wordt verwezen in de kosten. De Raad, interveniënt, zal zijn eigen kosten dragen.

Samenvatting

Ambtenaren – Bezoldiging – Gezinstoelagen – Toelage voor kind ten laste

(Ambtenarenstatuut, art. 67, lid 2)

Alleen vergelijkbare en op hetzelfde doel gerichte toelagen zijn soortgelijk in de zin van de in artikel 67, lid 2, van het Statuut neergelegde anticumulatieregel op het gebied van gezinstoelagen. Doorslaggevend voor de kwalificatie als soortgelijke toelage is het doel dat met de betrokken toelagen wordt nagestreefd.

Het Belgische wezenpensioen heeft niet hetzelfde doel als de toelage voor een kind ten laste waarin is voorzien bij artikel 67, lid 1, sub b, van het Statuut. De Belgische uitkering dient namelijk niet ter vergoeding van de gebruikelijke kosten die verband houden met het onderhoud en de opvoeding van de kinderen, maar van de specifieke kosten die aan de overlevende ouder opkomen als gevolg van het overlijden van de andere ouder die vóór zijn dood in de kosten van dat onderhoud en die opvoeding bijdroeg. Deze uitkering voorziet dus in de specifieke behoeften van weeskinderen en vormt financiële bijstand voor de persoon die de gezinslasten in zijn eentje moet dragen. De aanleiding voor de toekenning ervan is niet het concrete onderhoud van een kind, maar een andere omstandigheid, die verband houdt met het intreden van een risico, namelijk dat van het overlijden van één der ouders van het kind.

(cf. punten 34, 42, 45 en 46)

Referentie:

Hof: 13 oktober 1977, Deboeck/Commissie, 106/76, Jurispr. blz. 1623, punt 16; 13 oktober 1977, Emer/Commissie, 14/77, Jurispr. blz. 1683, punt 15

Gerecht van eerste aanleg: 11 juni 1996, Pavan/Parlement, T‑147/95, JurAmbt. blz. I‑A‑291 en II‑861, punt 41; 25 januari 2006, Weißenfels/Parlement, T‑33/04, JurAmbt. blz. I‑A‑2‑1 en II‑A‑2‑1, punt 47