Language of document :

Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Cour de cassation (Frankrijk) op 23 juli 2018 – RE/Praxair MRC

(Zaak C-486/18)

Procestaal: Frans

Verwijzende rechter

Cour de cassation

Partijen in het hoofdgeding

Verzoekende partij: RE

Verwerende partij: Praxair MRC

Prejudiciële vragen

Moet clausule 2, punten 4 en 6, van de raamovereenkomst inzake ouderschapsverlof, die is opgenomen in de bijlage bij richtlijn 96/34/EG van de Raad van 3 juni 1996 betreffende de door de UNICE, het CEEP en het EVV gesloten raamovereenkomst inzake ouderschapsverlof1 , aldus worden uitgelegd dat zij zich ertegen verzet dat op een werknemer met deeltijds ouderschapsverlof op het ogenblik van zijn ontslag een bepaling van nationaal recht wordt toegepast zoals het toentertijd geldende artikel L. 3123-13 van de code du travail (arbeidswetboek), dat bepaalt: „De vergoeding bij ontslag en de vergoeding bij pensionering van de werknemer die binnen dezelfde onderneming voltijds en deeltijds werkzaam is geweest, worden berekend naar rato van de tijdvakken van arbeid die hij sinds zijn indiensttreding volgens een van deze twee wijzen heeft vervuld”?

Moet clausule 2, punten 4 en 6, van de raamovereenkomst inzake ouderschapsverlof, die is opgenomen in de bijlage bij richtlijn 96/34/EG van de Raad van 3 juni 1996 betreffende de door de UNICE, het CEEP en het EVV gesloten raamovereenkomst inzake ouderschapsverlof, aldus worden uitgelegd dat zij zich ertegen verzet dat op een werknemer met deeltijds ouderschapsverlof op het ogenblik van zijn ontslag een bepaling van nationaal recht wordt toegepast zoals artikel R. 1233-32 van het arbeidswetboek, dat bepaalt dat tijdens de periode van re-integratieverlof die de opzeggingstermijn overschrijdt, de werknemer van de werkgever een maandelijkse vergoeding ontvangt, die ten minste 65 % bedraagt van zijn aan de heffingen van artikel L. 5422-9 onderworpen gemiddelde brutomaandloon voor de twaalf laatste maanden vóór de kennisgeving van het ontslag?

Ingeval een van de twee bovenstaande vragen bevestigend wordt beantwoord, moet artikel 157 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie dan aldus worden uitgelegd dat het zich verzet tegen bepalingen van nationaal recht zoals die van het toentertijd geldende artikel L. 3123-13 van het arbeidswetboek, en artikel R. 1233-32 van dat wetboek, aangezien een aanzienlijk groter aantal vrouwen dan mannen voor deeltijds ouderschapsverlof kiest en de indirecte discriminatie die eruit volgt inzake de ontslagvergoeding en de re-integratieverlofsuitkering, die lager zijn vergeleken met die van de werknemers die geen deeltijds ouderschapsverlof hebben opgenomen, niet is gerechtvaardigd door objectieve elementen die niets met discriminatie van doen hebben?

____________

1 PB L 145, blz. 4.