Language of document :

Beroep ingesteld op 25 januari 2019 – Europese Commissie/Portugese Republiek

(Zaak C-49/19)

Procestaal: Portugees

Partijen

Verzoekende partij: Europese Commissie (vertegenwoordigers: P. Costa de Oliveira en L. Nicolae, gemachtigden)

Verwerende partij: Portugese Republiek

Conclusies

verklaren dat de Portugese Republiek, door het vaststellen van een uitzonderlijke bijdrage voor de verdeling van de nettokosten van de universeledienstverplichtingen vanaf 2007 tot op het moment waarop de aanbieder of aanbieders, die overeenkomstig artikel 99, lid 3, van de Lei n.º 5/2004 (wet nr. 5/2004) zijn aangewezen, aanvangen met het verlenen van de universele dienst, zoals is bepaald in de artikelen 17 en 18 van de Lei n.º 35/2012 (wet nr. 35/2012) inzake het compensatiefonds, de verplichtingen die krachtens artikel 13, lid 3, en bijlage IV, deel B, van richtlijn 2002/22/EG van het Europees Parlement en de Raad inzake de universele dienst en gebruikersrechten met betrekking tot elektronische-communicatienetwerken en -diensten (Universeledienstrichtlijn)1 op haar rusten niet is nagekomen;

de Portugese Republiek verwijzen in de kosten.

Middelen en voornaamste argumenten

Overeenkomstig artikel 13, lid 3, juncto bijlage IV, deel B, van de Universeledienstrichtlijn worden bij een gezamenlijke financieringsregeling voor de verdeling van de nettokosten van de universeledienstverplichtingen onder de aanbieders van elektronische communicatienetwerken en -diensten, de beginselen van transparantie, minimale verstoring van de markt, niet-discriminatie en evenredigheid in acht genomen.

De Portugese Lei n.° 35/2012 richt een compensatiefonds op voor de universele elektronische communicatiedienst om de nettokosten die voortvloeien uit het vervullen van de universeledienstverplichtingen te financieren en de verdeling van die kosten onder de ondernemingen die verplicht zijn bij te dragen te waarborgen.

Krachtens artikel 6 van die wet is het compensatiefonds bestemd voor de financiering van de nettokosten van de universele dienst die worden vastgesteld in het kader van de aanbestedingsprocedures waarnaar wordt verwezen in artikel 99, lid 3, van de Lei n.° 5/2004 van 10 februari 2004 en die door ICP-ANACOM buitensporig worden geacht. Daarnaast is het bestemd om de nettokosten van de universele dienst die zijn gemaakt tot op het moment waarop de overeenkomstig de genoemde bepaling aangewezen aanbieder of aanbieders aanvangen met het verlenen van de universele dienst te financieren door de vaststelling van een uitzonderlijke bijdrage, die is opgelegd aan de ondernemingen die verplicht waren bij te dragen voor elk van de jaren 2013, 2014 en 2015.

De Commissie is van mening dat de Portugese Republiek, door het opleggen van een uitzonderlijke bijdrage die is bestemd voor de financiering van de kosten van de universele dienst die zijn gemaakt in de periode vóór de vaststelling van de Lei n.° 35/2012, de in artikel 13, lid 3, en bijlage IV, deel B, van de Universeledienstrichtlijn vastgestelde beginselen van transparantie, minimale verstoring van de markt, niet-discriminatie en evenredigheid niet heeft geëerbiedigd.

____________

1 Richtlijn 2002/22/EG van het Europees Parlement en de Raad van 7 maart 2002 inzake de universele dienst en gebruikersrechten met betrekking tot elektronische-communicatienetwerken en -diensten (Universeledienstrichtlijn) (PB 2002, L 108, blz. 51).