Language of document :

Hogere voorziening ingesteld op 14 juni 2019 door ClientEarth tegen het arrest van het Gerecht (Vijfde kamer) van 4 april 2019 in zaak T-108/17, ClientEarth/Commissie

(Zaak C-458/19 P)

Procestaal: Engels

Partijen

Rekwirante: ClientEarth (vertegenwoordiger: A. Jones, barrister)

Andere partijen in de procedure: Europese Commissie en Europees Agentschap voor chemische stoffen

Conclusies

het arrest van het Gerecht in zaak T-108/17 vernietigen;

de zaak terugverwijzen naar het Gerecht, of, subsidiair,

het arrest van het Gerecht in zaak T-108/17 vernietigen en

het verzoek tot nietigverklaring ontvankelijk en gegrond verklaren en derhalve het litigieuze besluit nietig verklaren en, in ieder geval,

de Commissie verwijzen in de kosten, daaronder begrepen de kosten van de interveniërende partijen, in eerste aanleg en in hogere voorziening.

Middelen en voornaamste argumenten

Eerste middel: onjuiste rechtsopvatting door te verklaren dat het beroep voor het Gerecht slechts de rechtmatigheid van het besluit over het verzoek tot interne herziening kan betreffen en niet de toereikendheid of andere aspecten van de autorisatieaanvraag alsmede dat de middelen en argumenten die voor het Gerecht worden aangevoerd in een beroep tot nietigverklaring van een besluit waarbij een verzoek tot interne herziening wordt afgewezen, alleen in aanmerking kunnen worden genomen indien deze middelen en argumenten door de verzoeker reeds in het verzoek tot interne herziening naar voren zijn gebracht, en voorts door te oordelen dat bepaalde onderdelen van rekwirantes beroep tot nietigverklaring op die gronden niet-ontvankelijk zijn.

Tweede middel: onjuiste rechtsopvatting door de toepassing van een te hoge bewijsstandaard voor niet-gouvernementele organisaties (ngo’s) die op grond van de artikelen 10 en 12 van de Aarhus-verordening1 een procedure zijn gestart.

Derde middel: onjuiste rechtsopvatting door te oordelen dat het beperken van de hoeveelheid geproduceerde of gebruikte nieuwe ZZS2 middels het gebruik van een gerecycleerde versie van de ZZS zich verdraagt met de REACH-verordening3 en de grondslag kan zijn voor een relevant onderzoek naar alternatieven.

Vierde middel: onjuiste rechtsopvatting door de conformiteitsbeoordeling van artikel 60, lid 7, van de REACH-verordening aldus uit te leggen dat deze louter van formele aard is en dat niet hoeft te worden geverifieerd of de informatie in het verzoek daadwerkelijk voldoet aan de voorschriften van artikel 62 en bijlage I.

Vijfde middel: onjuiste rechtsopvatting door artikel 60, lid 4, van de REACH-verordening aldus uit te leggen dat een conclusie omtrent de afweging van de risico’s en voordelen kan worden bereikt zonder dat informatie die betrekking heeft op de risico’s en voldoet aan de vereisten van bijlage I beschikbaar is.

Zesde middel: onjuiste rechtsopvatting door te oordelen dat in het licht van artikel 60, lid 2, en artikel 62, lid 4, onder d), van de REACH-verordening dient te worden vastgesteld dat alleen gegevens met betrekking tot de intrinsieke eigenschappen van een stof die in bijlage XIV bij de REACH-verordening zijn opgenomen relevant zijn voor de risicobeoordeling van artikel 60, lid 4, eerste zin.

Zevende middel: onjuiste rechtsopvatting van het Gerecht bij de uitlegging van het voorzorgsbeginsel.

____________

1 Verordening (EG) nr. 1367/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 6 september 2006 betreffende de toepassing van de bepalingen van het Verdrag van Aarhus betreffende toegang tot informatie, inspraak bij besluitvorming en toegang tot de rechter inzake milieuaangelegenheden op de communautaire instellingen en organen (PB 2006, L 264, blz. 13).

2 Zeer zorgwekkende stof.

3 Verordening (EG) nr. 1907/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 18 december 2006 inzake de registratie en beoordeling van en de autorisatie en beperkingen ten aanzien van chemische stoffen (REACH), tot oprichting van een Europees Agentschap voor chemische stoffen, houdende wijziging van richtlijn 1999/45/EG en houdende intrekking van verordening (EEG) nr. 793/93 van de Raad en verordening (EG) nr. 1488/94 van de Commissie alsmede richtlijn 76/769/EEG van de Raad en de richtlijnen 91/155/EEG, 93/67/EEG, 93/105/EG en 2000/21/EG van de Commissie (PB 2006, L 396, blz. 1).