Language of document :

Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Satversmes tiesa (Letland) op 11 juni 2019 – B / Latvijas Republikas Saeima

(Zaak C-439/19)

Procestaal: Lets

Verwijzende rechter

Satversmes tiesa

Partijen in het hoofdgeding

Verzoeker: B

Orgaan dat de handeling heeft gesteld waarvan de grondwettigheid ter discussie staat: Latvijas Republikas Saeima

Prejudiciële vragen

Moet het begrip „verwerking van persoonsgegevens betreffende strafrechtelijke veroordelingen en strafbare feiten of daarmee verband houdende veiligheidsmaatregelen” in de zin van artikel 10 van verordening nr. 2016/6791 aldus worden uitgelegd dat het ook betrekking heeft op de verwerking van informatie over de strafpunten die wegens verkeersovertredingen aan bestuurders worden toegekend, zoals vastgesteld in de betwiste bepaling?

Ongeacht het antwoord op de eerste vraag, kunnen de bepalingen van verordening nr. 2016/679, in het bijzonder het in artikel 5, lid 1, onder f), van deze verordening neergelegde beginsel van „integriteit en vertrouwelijkheid”, aldus worden uitgelegd dat deze eraan in de weg staan dat de lidstaten vaststellen dat informatie over de strafpunten die wegens verkeersovertredingen aan bestuurders worden toegekend, toegankelijk is voor het publiek en toestaan dat de overeenkomstige persoonsgegevens worden verwerkt door middel van de mededeling ervan?

Moeten de overwegingen 50 en 154, artikel 5, lid 1, onder b), en artikel 10 van verordening nr. 2016/679 en artikel 1, lid 2, onder c quater), van richtlijn 2003/98/EG2 aldus worden uitgelegd dat zij zich verzetten tegen een regeling van een lidstaat op grond waarvan is toegestaan dat informatie over de strafpunten die wegens verkeersovertredingen aan bestuurders worden toegekend, wordt doorgegeven met het oog op hergebruik?

Indien een van de voorgaande vragen bevestigend wordt beantwoord, moeten het beginsel van de voorrang van het Unierecht en het beginsel van rechtszekerheid aldus worden uitgelegd dat de betwiste bepaling mag worden toegepast en de rechtsgevolgen ervan mogen worden gehandhaafd tot de eindbeslissing van de Satversmes tiesa in kracht van gewijsde gaat?

____________

1 Verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van richtlijn 95/46/EG (algemene verordening gegevensbescherming) (PB 2016, L 119, blz. 1).

2 Richtlijn 2003/98/EG van het Europees Parlement en de Raad van 17 november 2003 inzake het hergebruik van overheidsinformatie (PB 2003, L 345, blz. 90).