Language of document : ECLI:EU:F:2014:220

BESCHIKKING VAN HET GERECHT VOOR AMBTENARENZAKEN
VAN DE EUROPESE UNIE

(Eerste kamer)

18 september 2014

Zaak F‑118/13

Giorgio Lebedef

tegen

Europese Commissie

„Openbare dienst – Procesincidenten – Kennelijke niet-ontvankelijkheid”

Betreft:      Beroep, ingesteld krachtens artikel 270 VWEU, van toepassing op het EGA-Verdrag op grond van artikel 106 bis ervan, waarmee Lebedef vraagt om nietigverklaring van zijn beoordelingsrapport over de periode van 1 juli 2001 tot en met 31 december 2002 en, subsidiair, van de meritepunten die hem in het kader van de bevorderingsronde 2003 zijn toegekend.

Beslissing:      Het beroep wordt kennelijk niet-ontvankelijk verklaard. Lebedef draagt zijn eigen kosten en wordt verwezen in de kosten van de Europese Commissie.

Samenvatting

Beroepen van ambtenaren – Procesbelang – Beoordeling op het moment van de instelling van het beroep – Beroep tot nietigverklaring van een loopbaanontwikkelingsrapport ingesteld door een ambtenaar die vóór de instelling van het beroep is gepensioneerd – Niet-ontvankelijkheid

(Ambtenarenstatuut, art. 90 en 91)

Om rechtsgeldig een beroep krachtens de artikelen 90 en 91 van het Statuut te kunnen instellen moet een verzoeker een persoonlijk, reeds bestaand en actueel belang hebben bij de nietigverklaring van de bestreden handeling. Dat belang moet worden beoordeeld op het moment van de instelling van het beroep en moet, op straffe van afdoening zonder beslissing, voortduren tot de rechter zijn beslissing geeft.

Wat het belang betreft om op te komen tegen een beoordelingsrapport moet worden opgemerkt dat dit rapport weliswaar een belangrijke rol speelt bij het carrièreverloop van de ambtenaar of functionaris, doch dat het in beginsel slechts tot aan de definitieve beëindiging van zijn werkzaamheden het belang van de beoordeelde raakt, zodat de betrokken ambtenaar of functionaris daarna in beginsel geen beroep meer kan instellen, tenzij hij het bestaan van een bijzondere omstandigheid aanvoert die een persoonlijk en actueel belang bij de nietigverklaring van het betrokken rapport rechtvaardigt.

(cf. punten 17 en 19)

Referentie:

Hof: arrest Marenco e.a./Commissie, 81/74‒88/74, EU:C:1975:139, punt 6

Gerecht van de Europese Unie: arrest Turner/Commissie, T‑49/91, EU:T:1992:72, punt 24; beschikkingen N/Commissie, T‑97/94, EU:T:1998:270, punt 26, in hogere voorziening uitdrukkelijk bevestigd bij de beschikking N/Commissie, C‑21/99 P, EU:C:1999:508, punt 24; Ross/Commissie, T‑147/04, EU:T:2005:255, punten 24, 25 en 27, en Attey e.a./Raad, T‑118/11, T‑123/11 en T‑124/11, EU:T:2012:270, punt 28

Gerecht voor ambtenarenzaken: arrest Solberg/EWDD, F‑148/12, EU:F:2013:154, punten 16 en 18