Language of document :

Hogere voorziening ingesteld op 22 februari 2019 door Fruits de Ponent, S.C.C.L. tegen het arrest van het Gerecht (Derde kamer) van 13 december 2018 in zaak T-290/16, Fruits de Ponent/Commissie

(Zaak C-183/19 P)

Procestaal: Spaans

Partijen

Rekwirante: Fruits de Ponent, S.C.C.L. (vertegenwoordigers: M. Roca Junyent, R. Vallina Hoset en A. Sellés Marco, abogados)

Andere partij in de procedure: Europese Commissie

Conclusies

het arrest van het Gerecht (Derde kamer) van 13 december 2018 in zaak T-290/16, Fruits de Ponent/Commissie, vernietigen1 ;

primair, overeenkomstig artikel 61, eerste alinea, van het Statuut van het Hof van Justitie van de Europese Unie, indien het Hof van oordeel is dat de zaak in staat van wijzen is: i) uitspraak doen over de vordering in eerste aanleg en rekwirantes aanspraken inwilligen, en ii) de Commissie verwijzen in de kosten van beide procedures, of

subsidiair, indien het Hof van oordeel is dat de zaak niet in staat van wijzen is: i) de zaak naar het Gerecht terugverwijzen voor een nieuwe behandeling, en ii) de beslissing omtrent de kosten aanhouden.

Middelen en voornaamste argumenten

In de eerste plaats stelt rekwirante dat het bestreden arrest artikel 39 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU)2 schendt, aangezien i) daarin irrelevante criteria zijn toegepast bij de beoordeling van het bestaan van een voldoende gekwalificeerde schending, ii) daarin niet is vastgesteld dat wanneer de Commissie ingrijpt in geval van ernstige marktverstoringen in het kader van het GLB, de handhaving van de levensstandaard van de landbouwers een van haar doelstellingen moet zijn [artikel 39, lid 1, onder b), VWEU]; iii) daarin niet is vastgesteld dat de Commissie andere gegevens moet verzamelen dan die welke zijn voorgeschreven en iv) daarin is vastgesteld dat de Commissie geen informatie hoeft te verzamelen over de door de landbouwers ontvangen prijzen.

In de tweede plaats is rekwirante van mening dat in het bestreden arrest i) de feiten onjuist zijn opgevat door een kennelijk onjuiste beoordeling van het bewijsmateriaal, ii) de beginselen inzake de bewijslast zijn geschonden door bepaalde feiten als bewezen te beschouwen, ook al waren zij in strijd met het verstrekte bewijsmateriaal en iii) het beginsel venire contra factum propium non valet is geschonden door het aanvaarden van verklaringen van de Commissie die in strijd zijn met de antwoorden die deze instelling in het kader van het transparantiebeginsel aan burgers heeft gegeven.

In de derde plaats is het bestreden arrest in strijd met artikel 296 VWEU en artikel 47 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, aangezien i) daarin wordt voorbijgegaan aan rekwirantes argumenten dat de Commissie informatie had moeten verzamelen om de doelstelling van handhaving van de levensstandaard van de producenten te bereiken en ii) daarin de beweringen van rekwirante worden genegeerd en verdraaid met betrekking tot het feit dat de Commissie moet trachten de levensstandaard van de landbouwers te garanderen, waardoor rekwirante geen antwoord op haar argumenten krijgt van de rechter.

In de vierde plaats is rekwirante van mening dat in casu artikel 39 VWEU en artikel 219 van verordening nr. 1308/20133 zijn geschonden, aangezien in geval van een crisis de verantwoordelijkheid voor het in werking stellen van het buitengewone crisismechanisme uitsluitend bij de Commissie ligt, en niet bij verzoekers of producentenorganisaties.

____________

1 ECLI:EU:T:2018:934.

2 PB 2012, C 326, blz. 1.

3     Verordening (EU) nr. 1308/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 tot vaststelling van een gemeenschappelijke ordening van de markten voor landbouwproducten en tot intrekking van de verordeningen (EEG) nr. 922/72, (EEG) nr. 234/79, (EG) nr. 1037/2001 en (EG) nr. 1234/2007 van de Raad (PB 2013, L 347, blz. 671).