Language of document :

Hogere voorziening ingesteld op 22 februari 2019 door Hongarije tegen het arrest van het Gerecht (Negende kamer – uitgebreid) van 13 december 2018 in de gevoegde zaken T-339/16, T-352/16 en T-391/16, Ville de Paris, Stad Brussel en Ayuntamiento de Madrid/Commissie

(Zaak C-178/19 P)

Procestaal: Spaans en Frans

Partijen

Rekwirant: Hongarije (vertegenwoordiger: M.Z. Fehér, gemachtigde)

Andere partijen in de procedure: Ville de Paris, Stad Brussel, Ayuntamiento de Madrid, Europese Commissie

Conclusies

Primair:

Het arrest van het Gerecht van 13 december 2018 in de gevoegde zaken Ville de Paris, Stad Brussel en Ayuntamiento de Madrid/Europese Commissie (T-339/16, T-352/16 en T-391/16) vernietigen en de beroepen van Ville de Paris, Stad Brussel en Ayuntamiento de Madrid niet-ontvankelijk verklaren;

Subsidiair:

Het dictum van het arrest gedeeltelijk vernietigen, voor zover het voorziet in een termijn van twaalf maanden, te rekenen vanaf de datum van inwerkingtreding van het arrest, voor de handhaving van de gevolgen van de nietig verklaarde bepaling, en tegelijkertijd gelasten dat de gevolgen van de nietig verklaarde bepaling worden gehandhaafd tot de vaststelling van de nieuwe wetgeving die deze bepalingen vervangt,

en voorts:

–    De partijen in de procedure voor het Gerecht van eerste aanleg verwijzen in de kosten van de hogere voorziening.

Middelen en voornaamste argumenten

In haar hogere voorziening komt de Hongaarse regering op tegen, enerzijds, de vaststellingen in het bestreden arrest met betrekking tot de ontvankelijkheid en bijgevolg de ontvankelijkheid van de beroepen tot nietigverklaring en, anderzijds, de beoordeling en de vaststellingen in het bestreden arrest met betrekking tot de gevolgen in de tijd van de nietig verklaarde bepalingen.

Volgens de Hongaarse regering komt het Gerecht in het bestreden arrest ten onrechte tot de conclusie dat verordening nr. 2016/6461 geen uitvoeringsmaatregelen vereist met betrekking tot verzoeksters, en dat verzoeksters rechtstreeks door deze verordening worden geraakt, zodat zij op grond van artikel 263, vierde alinea, VWEU het recht hebben om een beroep in te stellen. In werkelijkheid vereist verordening 2016/646 wel uitvoeringsmaatregelen, ook met betrekking tot verzoeksters, die bovendien door de verordening niet rechtstreeks worden geraakt, aangezien deze verordening niet leidt tot de beperking die in het bestreden arrest wordt opgelegd met betrekking tot de door verzoeksters vastgestelde of geplande maatregelen ter beperking van het gebruik van voertuigen.

Bovendien heeft het Gerecht met het bestreden arrest volgens de Hongaarse regering het rechtszekerheidsbeginsel geschonden door een maximumtermijn van twaalf maanden vast te stellen voor de handhaving van de rechtsgevolgen van de nietigverklaarde bepaling, aangezien deze termijn niet als voldoende kan worden beschouwd voor de vaststelling van een bepaling die deze bepaling vervangt. De kortere voorbereidingsperiode die aan ondernemingen is toegekend, is niet voldoende om zich aan te passen aan de gewijzigde regels en er is geen voorziening getroffen voor het beperken van de reeds berekenbare bedrijfsschade. In de periode tussen het verstrijken van de werking in de tijd van de nietig verklaarde bepaling en de vaststelling van een nieuwe bepaling is er sprake van een situatie die in strijd is met het rechtszekerheidsbeginsel en worden zowel de rechten van de autofabrikanten als die van de consumenten aanzienlijk aangetast.

____________

1     Verordening (EU) 2016/646 van de Commissie van 20 april 2016 tot wijziging van verordening (EG) nr. 692/2008 wat de emissies van lichte personen- en bedrijfsvoertuigen (Euro 6) betreft (PB 2016, L 109, blz. 1).