Language of document : ECLI:EU:C:2017:64

Voorlopige editie

BESCHIKKING VAN HET HOF (Grote kamer)

25 januari 2017 (*)

„Heropening van de mondelinge behandeling – Houden van een terechtzitting”

In zaak C‑524/15,

betreffende een verzoek om een prejudiciële beslissing krachtens artikel 267 VWEU, ingediend door de Tribunale di Bergamo (rechter in eerste aanleg Bergamo, Italië) bij beslissing van 16 september 2015, ingekomen bij het Hof op 1 oktober 2015, in de strafzaak tegen

Luca Menci,

geeft

HET HOF (Grote kamer),

samengesteld als volgt: K. Lenaerts, president, A. Tizzano, vicepresident, R. Silva de Lapuerta, M. Ilešič, T. von Danwitz (rapporteur) en E. Juhász, kamerpresidenten, J. Malenovský, E. Levits, J.‑C. Bonichot, A. Arabadjiev, C. Vajda, S. Rodin, F. Biltgen, K. Jürimäe en C. Lycourgos, rechters,

advocaat-generaal: M. Campos Sánchez-Bordona,

griffier: A. Calot Escobar,

de advocaat-generaal gehoord,

de navolgende

Beschikking

1        Het verzoek om een prejudiciële beslissing betreft de uitlegging van artikel 50 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie (hierna: „Handvest”).

2        Dit verzoek is ingediend in het kader van een strafprocedure tegen Luca Menci wegens strafbare feiten die hij zou hebben gepleegd op het vlak van de belasting over de toegevoegde waarde (btw), waarvoor hem al een onherroepelijke bestuurlijke sanctie is opgelegd.

3        Bij beslissingen van de president van het Hof van 24 september en 21 oktober 2015 zijn de zaken C‑524/15, C‑217/15 en C‑350/15 gevoegd voor de schriftelijke en de mondelinge behandeling alsmede voor het arrest.

4        Op 12 juli 2016 heeft het Hof beslist deze zaken te verwijzen naar de Vierde kamer. De terechtzitting heeft plaatsgevonden op 8 september 2016. Vóór het nemen van de conclusie is de voeging van zaak C‑524/15 met de zaken C‑217/15 en C‑350/15 bij beslissing van de president van de Vierde kamer van het Hof van 30 november 2016 ongedaan gemaakt.

5        Op 15 november 2016 heeft de grote kamer van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (hierna: „EHRM”) het arrest A en B tegen Noorwegen (CE:ECHR:2016:1115JUD002413011) gewezen. In dat arrest heeft het EHRM geoordeeld dat cumulatie van fiscale en strafrechtelijke sancties wegens dezelfde fiscale delicten geen schending vormde van het beginsel ne bis in idem, dat is neergelegd in artikel 4 van Protocol nr. 7 bij het op 4 november 1950 te Rome ondertekende Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden. Deze rechter heeft namelijk geoordeeld dat geen sprake was van herhaling van berechting of bestraffing die door dat artikel wordt verboden, hoewel de fiscale sancties die in deze zaken aan de orde waren, punitief van aard zijn en onherroepelijk zijn geworden voordat de strafrechtelijke sancties waren opgelegd, omdat de betrokken fiscale en strafrechtelijke procedures „materieel en temporeel voldoende nauw met elkaar verbonden” waren (EHRM, 15 november 2016, A en B tegen Noorwegen, CE:ECHR:2016:1115JUD002413011, §§ 130, 147, 153 en 154).

6        Gelet op het belang van de vragen die dat arrest van het EHRM doet rijzen voor de uitlegging van artikel 50 van het Handvest heeft de Vierde kamer van het Hof op 30 november 2016 krachtens artikel 60, lid 3, van het Reglement voor de procesvoering van het Hof beslist de zaak naar het Hof te verwijzen, dat haar aan de Grote kamer heeft toegewezen.

7        Het Hof is derhalve van oordeel dat krachtens artikel 83 van het Reglement voor de procesvoering de heropening van de mondelinge behandeling moet worden gelast teneinde de in artikel 23 van het Statuut van het Hof van Justitie van de Europese Unie bedoelde belanghebbenden in staat te stellen hun eventuele standpunt over deze vragen naar voren te brengen.

Het Hof (Grote kamer) beschikt:

1)      De mondelinge behandeling in zaak C524/15 wordt heropend.

2)      De datum van de pleitzitting wordt naderhand vastgesteld.

3)      De in artikel 23 van het Statuut van het Hof van Justitie van de Europese Unie bedoelde belanghebbenden wordt verzocht binnen vier weken na kennisgeving van deze beschikking bij memorie van niet meer dan 20 bladzijden een standpunt in te nemen over de vragen in de aan deze beschikking gehechte bijlage.

4)      De beslissing omtrent de kosten wordt aangehouden.

ondertekeningen



Bijlage

                                          

* Procestaal: Italiaans.