Language of document :

Beroep ingesteld op 27 februari 2007 - Dragoman / Commissie

(Zaak F-16/07)

Procestaal: Roemeens

Partijen

Verzoekende partij: Adriana Dragoman (Brussel, België) (vertegenwoordiger: G. Dinulescu, advocaat)

Verwerende partij: Commissie van de Europese Gemeenschappen

Conclusies

nietig te verklaren het mondelinge besluit van de jury van vergelijkend onderzoek EPSO/AD/34/06 van 28 november 2006 waarbij die jury verzoekster een onvoldoende heeft gegeven voor het eerste mondelinge tolkexamen, waardoor zij, zoals aangegeven in de aankondiging van dit vergelijkend onderzoek, niet de volgende mondelinge tolkexamens en het mondelinge eindexamen heeft kunnen afleggen;

nietig te verklaren het schriftelijke besluit ter bevestiging van eerder vermeld besluit dat op 12 december 2006 is opgenomen in verzoeksters dossier bij het EPSO;

het vergelijkend onderzoek speciaal voor verzoekster nogmaals te organiseren, met eerbiediging van alle gemeenschapsrechtelijke bepalingen en de bepalingen van de aankondiging van vergelijkend onderzoek;

vast te stellen dat artikel 6 van bijlage III bij het Ambtenarenstatuut onwettig is;

de verwerende partij te verwijzen in de kosten van de procedure.

Middelen en voornaamste argumenten

Tot staving van haar beroep voert verzoekster drie middelen aan waarvan het eerste is ontleend aan schending van het gelijkheidsbeginsel en van het beginsel van non-discriminatie. In het eerste onderdeel van dit middel stelt zij dat zij, in strijd met onder meer artikel 27 van het Statuut, is gediscrimineerd op grond van haar nationaliteit. Na het bewijs van haar Belgische nationaliteit te hebben gegeven werd zij immers verzocht, haar Roemeense nationaliteit aan te tonen. In het tweede onderdeel stelt zij dat de jury kandidaten die, zoals zijzelf, niet reeds als tijdelijk functionaris of arbeidscontractant voor de instellingen werkten, heeft gediscrimineerd.

In het kader van haar tweede middel stelt verzoekster dat de bepalingen van de aankondiging van vergelijkend onderzoek en het beginsel van behoorlijk bestuur zijn geschonden. In de eerste plaats werd zij tijdens het examen verzocht over haar beroepservaring te praten, terwijl geen beroepservaring werd geëist van de kandidaten die, zoals zij, een universitair diploma van conferentietolk hadden. In de tweede plaats heeft de jury het aandeel geslaagden vastgesteld aan de hand van de door de kandidaten gekozen talencombinaties, en dit zonder dat de aankondiging van vergelijkend onderzoek in die mogelijkheid voorzag.

In het kader van haar derde middel betoogt verzoekster dat de motiveringsplicht is geschonden.

____________