Language of document : ECLI:EU:T:2018:281





Beschikking van de president van het Gerecht van 17 mei 2018 –
Transtec/Commissie

(Zaak T228/18 R)

„Kort geding – Overheidsopdrachten – Raamovereenkomst voor het verrichten van diensten ten behoeve van derde landen die externe bijstand van de Unie ontvangen – Verzoek om voorlopige maatregelen – Geen spoedeisendheid”

1.      Kort geding – Opschorting van tenuitvoerlegging – Voorlopige maatregelen – Voorwaarden voor toekenning – Fumus boni juris – Spoedeisendheid – Ernstige en onherstelbare schade – Cumulatieve voorwaarden – Volgorde van onderzoek en wijze van toetsing – Beoordelingsbevoegdheid van de rechter in kort geding – Afweging van alle betrokken belangen

(Art. 256, lid 1, VWEU, 278 VWEU en 279 VWEU; Reglement voor de procesvoering van het Gerecht, art. 156, lid 4)

(zie punten 1518, 22, 44)

2.      Kort geding – Opschorting van tenuitvoerlegging – Voorlopige maatregelen – Voorwaarden voor toekenning – Spoedeisendheid – Ernstige en onherstelbare schade – Bewijslast – Financiële schade – Verplichting om concrete en nauwkeurige aanwijzingen te verstrekken, gestaafd door gedetailleerde documenten – Situatie waarin het voortbestaan van de verzoekende vennootschap in gevaar komt – Beoordeling met inachtneming van de situatie van de groep waartoe zij behoort – Geen spoedeisendheid

(Art. 278 VWEU en 279 VWEU; Reglement voor de procesvoering van het Gerecht, art. 156, lid 4)

(zie punten 21, 2325, 27, 59)

3.      Kort geding – Voorwaarden voor ontvankelijkheid – Verzoekschrift – Vormvereisten – Uiteenzetting van de middelen op grond waarvan de toekenning van de gevorderde maatregelen aanvankelijk gerechtvaardigd voorkomt

(Art. 278 VWEU en 279 VWEU; Reglement voor de procesvoering van het Gerecht, art. 156, leden 4 en 5)

(zie punten 26, 28)

4.      Kort geding – Opschorting van tenuitvoerlegging – Voorwaarden voor toekenning – Spoedeisendheid – Beoordeling in een geding betreffende de plaatsing van overheidsopdrachten – Ernstige schade – Toereikend in geval van een bijzonder ernstige „fumus boni juris” als gevolg van een kennelijke en ernstige onrechtmatigheid – Voorwaarde – Indiening van de vordering in kort geding binnen de opschortende termijn voor sluiting van de overeenkomst met de aanbestedende dienst

(Art. 278 VWEU en 279 VWEU; Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, art. 47; verordening nr. 966/2012 van het Europees Parlement en de Raad, art. 118, leden 2 en 3; verordening nr. 1268/2012 van de Commissie, art. 171, lid 1)

(zie punten 2932, 47)

Voorwerp

Verzoek krachtens de artikelen 278 en 279 VWEU ertoe strekkende, ten eerste, dat de uitvoering wordt opgeschort van het besluit van de Commissie van 26 maart 2018 houdende afwijzing van verzoeksters inschrijving en gunning van de opdracht betreffende perceel nr. 3 van de opdracht „raamovereenkomst voor de implementatie van externe bijstand 2018 (FWC SIEA 2018) 2017/S 128‑260026)”, met als referentie EuropeAid/138778/DH/SER/Multi, aan tien inschrijvers en, ten tweede, dat de Commissie wordt gelast ook verzoekster voorlopig als gekozen inschrijver in aanmerking te nemen

Dictum

1)

Het verzoek in kort geding wordt afgewezen.

2)

De beslissing omtrent de kosten wordt aangehouden.

2)

De beslissing omtrent de kosten wordt aangehouden.