Language of document : ECLI:EU:F:2007:53

BESCHIKKING VAN DE PRESIDENT VAN HET GERECHT VOOR

AMBTENARENZAKEN

27 maart 2007

Zaak F‑11/07 AJ

António Henriques Montes Dória

tegen

Commissie van de Europese Gemeenschappen

„Rechtsbijstand”

Betreft: Verzoek om rechtsbijstand uit hoofde van artikel 94 van het Reglement voor de procesvoering van het Gerecht van eerste aanleg, dat op grond van artikel 3, lid 4, van besluit 2004/752/EG, Euratom van de Raad van 2 november 2004 tot instelling van een Gerecht voor ambtenarenzaken van de Europese Unie (PB L 333, blz. 7) tot de inwerkingtreding van zijn Reglement voor de procesvoering van overeenkomstige toepassing is op laatstgenoemd Gerecht.

Beslissing: Het verzoek om rechtsbijstand wordt afgewezen.

Samenvatting

Procedure – verzoek om kosteloze rechtsbijstand – Voorwaarden voor toekenning

(Reglement voor de procesvoering van het Gerecht, art. 94, lid 3; Ambtenarenstatuut, art. 48; besluit 2004/752 van de Raad, art. 3, lid 4)

Het verzoek om kosteloze rechtsbijstand voor een vordering die kennelijk niet-ontvankelijk is moet op grond van artikel 94, lid 3, van het Reglement voor de procesvoering van het Gerecht van eerste aanleg worden afgewezen. Dit is het geval bij de vordering van een ambtenaar wiens ontslag is geaccepteerd en die nietigverklaring vordert van de weigering om hem opnieuw in de dienst toe te laten, terwijl hij niet eerder volgens de procedure van de artikelen 90 en 91 van het Statuut heeft gevraagd om de nietigheid van zijn ontslagverklaring vast te stellen. Een dergelijk verzoek om opnieuw in de dienst te worden toegelaten kan immers worden uitgelegd als een intrekking van zijn ontslagverklaring, welke ten opzichte van een definitief ontslag geen enkel rechtsgevolg kan hebben, dan wel als een spontane sollicitatie naar een ambt waarvan de afwijzing, daar het een sollicitatie betreft die noodzakelijkerwijs een informeel karakter heeft, geen bezwarend besluit vormt.

(cf. punten 3‑10 en 12)

Referentie:

Gerecht van eerste aanleg: 23 februari 2001, De Nicola/EIB, T‑7/98, T‑208/98 en T‑109/99, JurAmbt. blz. I‑A‑49 en II‑185, punten 119, 287‑307; 17 oktober 2006, Bonnet/Hof van Justitie, T‑406/04, JurAmbt. blz. I‑A‑2‑213 en II‑A‑2‑1097, punt 33