Language of document : ECLI:EU:F:2009:118

BESCHIKKING VAN HET GERECHT VOOR AMBTENARENZAKEN

(Tweede kamer)

17 september 2009

Zaak F‑132/07

Guido Strack

tegen

Commissie van de Europese Gemeenschappen

„Openbare dienst – Procesincidenten – Exceptie van niet-ontvankelijkheid – Verstekprocedure”

Betreft: Beroep, ingesteld krachtens artikel 236 EG en artikel 152 EA, waarmee de Commissie, in het kader van een op 22 oktober 2006 door Strack ingesteld beroep, bij afzonderlijke akte krachtens artikel 78 van het Reglement voor de procesvoering een exceptie van niet-ontvankelijkheid heeft opgeworpen tegen dat beroep.

Beslissing: Het verzoek van de Commissie om uitspraak te doen over de ontvankelijkheid van het beroep is ontvankelijk. Het verzoek van verzoeker tot het wijzen van een verstekvonnis wordt afgewezen. Het verzoek van de Commissie om uitspraak te doen over de niet-ontvankelijkheid wordt aangehouden. De beslissing omtrent de kosten wordt aangehouden.

Samenvatting

Procedure – Ontvankelijkheid van procedurele handelingen – Indiening van exceptie van niet-ontvankelijkheid na verkrijging van verlenging van termijn voor indiening van verweerschrift – Ontvankelijkheid

(Reglement voor de procesvoering van het Gerecht voor ambtenarenzaken, art. 39 en 78)

Wanneer het Gerecht voor ambtenarenzaken een verzoek van een verweerder om verlenging van de termijn voor indiening van een verweerschrift heeft toegewezen, kan de omstandigheid dat die verweerder er de voorkeur aan heeft gegeven vóór het verstrijken van de verlengde termijn krachtens artikel 78 van het Reglement voor de procesvoering van het Gerecht voor ambtenarenzaken een exceptie van niet-ontvankelijkheid op te werpen, in plaats van een verweerschrift met een analyse van de grond van de zaak in te dienen, geen twijfel doen rijzen aan de conformiteit van het verlengingsverzoek met de toepasselijke bepalingen van dat Reglement voor de procesvoering, noch de conclusie wettigen dat dat verzoek onoprecht was.

Het Gerecht voor ambtenarenzaken heeft namelijk doordat het de termijn voor indiening van een verweerschrift vóór het verstrijken van de in artikel 78 van dat Reglement voor de procesvoering voorziene termijn voor het opwerpen van een exceptie van niet-ontvankelijkheid heeft verlengd, impliciet toegestaan dat verweerder binnen de verlengde termijn bij afzonderlijke akte een exceptie van niet-ontvankelijkheid opwerpt of een verweerschrift indient. Weliswaar voorziet geen enkele bepaling uitdrukkelijk in de mogelijkheid om de in voornoemd artikel 78 voorziene termijn te verlengen, doch daaruit kan – aangezien die termijn werd verlengd voordat hij was verstreken – niet worden afgeleid dat een partij vóór het verstrijken van de verlengde termijn niet bij afzonderlijke akte een exceptie van niet-ontvankelijkheid zou kunnen opwerpen.

(cf. punten 10 en 12)

Referentie:

Gerecht van eerste aanleg: 10 juli 2002, Comitato organizzatore del convegno internazionale/Commissie, T‑387/00, Jurispr. blz. II‑3031, punt 35