Language of document :

Beroep ingesteld op 30 mei 2007 - Bui Van / Commissie

(Zaak F-51/07)

Procestaal: Frans

Partijen

Verzoekende partij: Philippe Bui Van (Hettange Grande, Frankrijk) (vertegenwoordigers: S. Rodrigues en R. Albelice, advocaten)

Verwerende partij: Commissie van de Europese Gemeenschappen

Conclusies

nietig te verklaren het besluit van het tot aanstelling bevoegd gezag (TABG) van 5 maart 2007 houdende afwijzing van verzoekers klacht;

nietig te verklaren het besluit van de directeur-generaal van het Gemeenschappelijk Centrum voor Onderzoek (GCO) van 4 oktober 2006, voor zover verzoeker daarbij is ingedeeld in de rang AST 3, salaristrap 2, terwijl hij aanvankelijk was ingedeeld in de rang AST 4, salaristrap 2;

het TABG te wijzen op de gevolgen van de nietigverklaring van de bestreden besluiten en, in het bijzonder, de indeling in de rang AST 4, salaristrap 2, de terugwerkende kracht van de aanstelling in de rang AST 4, salaristrap 2, vanaf de datum van indiensttreding, de gevolgen in termen van het verschil in bezoldiging en vertragingsrente voor de betaling van dit verschil alsmede de gevolgen in termen van bevordering;

verzoeker een symbolische vergoeding van 1 EUR toe te kennen voor de geleden immateriële schade;

de verwerende partij te verwijzen in de kosten van de procedure.

Middelen en voornaamste argumenten

Verzoeker, die is geslaagd voor algemeen vergelijkend onderzoek EPSO/B/23/041 voor de vorming van een aanwervingreserve van technisch beambten van de rang B5/B4, is aangesteld als ambtenaar op proef na de inwerkingtreding van verordening (EG, Euratom) nr. 723/2004 van de Raad van 22 maart 2004 tot wijziging van het Statuut van de ambtenaren van de Europese Gemeenschappen en van de regeling die van toepassing is op de andere personeelsleden van deze Gemeenschappen.2 Een eerste besluit van 28 juni 2006 om hem in de rang AST 4 aan te stellen is ingetrokken en vervangen door het bestreden besluit waarbij hij in de rang AST 3 is ingedeeld.

Tot staving van zijn beroep stelt verzoeker in de eerste plaats dat de beginselen van gelijke behandeling en non-discriminatie zijn geschonden, aangezien sommige collega's die eveneens in rang waren teruggezet na de precontentieuze procedure weer de rang AST 4 hebben gekregen.

Voorts stelt verzoeker dat er sprake is van een kennelijk onjuiste beoordeling alsmede van schending van de beginselen van rechtszekerheid en bescherming van gewettigd vertrouwen. Hij stelt met name dat het besluit van 28 juni 2006 niet binnen een redelijke termijn is ingetrokken.

____________

1 - PB C 81 A van 31 maart 2004, blz. 17.

2 - PB L 124 van 27 april 2004, blz. 1.