Language of document : ECLI:EU:F:2010:133

ARREST VAN HET GERECHT VOOR AMBTENARENZAKEN
(Eerste kamer)

28 oktober 2010

Zaak F‑77/08

Isabel Vicente Carbajosa e.a.

tegen

Europese Commissie

„Openbare dienst — Algemene vergelijkende onderzoeken EPSO/AD/116/08 en EPSO/AD/117/08 op het gebied van fraudebestrijding — Uitsluiting van kandidaten na uitslag van toelatingstoetsen — Besluit van het TABG — Geen indiening van klacht — Niet-ontvankelijkheid van beroep”

Betreft: Beroep, ingesteld krachtens artikel 236 EG en artikel 152 EA, waarbij Vicente Carbajosa en vijf andere tijdelijk functionarissen/personeelsleden van de Commissie vragen om nietigverklaring van de individuele besluiten van het Europees Bureau voor personeelsselectie (EPSO) van 5 juni 2008 om hen niet toe te laten tot de examens van de vergelijkende onderzoeken EPSO/AD/116/08 respectievelijk EPSO/AD/117/08.

Beslissing: Het beroep wordt niet-ontvankelijk verklaard. Verzoekers zullen hun eigen kosten en die van de Commissie dragen. Het Koninkrijk Spanje, interveniënt ter ondersteuning van de conclusies van verzoekers, draagt zijn eigen kosten.

Samenvatting

1.      Ambtenaren — Beroep — Voorafgaande administratieve klacht —
Ontbreken — Niet-ontvankelijkheid — Uitzonderingen

(Ambtenarenstatuut, art. 90, lid 2, en 91, lid 2)

2.      Europees Bureau voor personeelsselectie (EPSO) — Bevoegdheden welke aan het tot aanstelling bevoegd gezag zijn toegekend op grond van artikel 90 van Statuut

(Besluit 2002/621 van de secretarissen-generaal van het Europees Parlement, van de Raad en van de Commissie, de griffier van het Hof van Justitie, de secretarissen-generaal van de Rekenkamer, van het Economisch en Sociaal Comité en van het Comité van de Regio’s, en de vertegenwoordiger van de Europese Ombudsman, art. 4, lid 1)

1.      Volgens artikel 91, lid 2, van het Statuut is een beroep bij de rechter van de Unie slechts ontvankelijk indien men zich tevoren tot het tot aanstelling bevoegd gezag heeft gewend met een klacht in de zin van artikel 90, lid 2 van het Statuut tegen een bezwarend besluit.

Het verzuim om vooraf binnen de gestelde termijn een klacht in te dienen, leidt tot niet-ontvankelijkheid van het beroep, tenzij het beroep gericht is tegen een handeling die niet van het tot aanstelling bevoegd gezag zelf uitgaat, bijvoorbeeld een besluit van de jury van een vergelijkend onderzoek of een beoordelingsrapport.

(cf. punten 27 en 28)

Referentie:

Hof: 10 juni 1987, Pomar/Commissie, 317/85, Jurispr. blz. 2467, punten 11 en 13

Gerecht van eerste aanleg: 20 juni 1990, Burban/Parlement, T‑133/89, Jurispr. blz. II‑245, punt 17; 16 juli 1992, Della Pietra/Commissie, T‑1/91, Jurispr. blz. II‑2145, punt 23

Gerecht voor ambtenarenzaken: 27 september 2007, Dálnoky/Commissie, F‑120/06, JurAmbt. blz. I-A-1-269 en II-A-1-1517, punt 35; 9 december 2008, T/Commissie, F‑106/05, JurAmbt. blz. I-A-1-419 en II-A-1-2315, punt 84

2.      Uit artikel 4, lid 1, van besluit 2002/621 betreffende de organisatie en de werking van het Bureau voor personeelsselectie (EPSO), blijkt dat de directeur van EPSO de bevoegdheden uitoefent die krachtens artikel 90 van het Statuut toekomen aan het tot aanstelling bevoegd gezag, en wel voor alle verzoeken of klachten die verband houden met de werkzaamheden van EPSO, waartoe op grond van een kennisgeving van vergelijkend onderzoek met name de organisatie van de toelatingstoetsen voor alle kandidaten en de beoordeling van die toetsen kunnen behoren.

(cf. punt 44)