Language of document :

Arrest van het Hof (Tweede kamer) van 9 oktober 2019 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door het Kammergericht Berlin - Duitsland) – Tenuitvoerlegging van een Europees aanhoudingsbevel dat is uitgevaardigd tegen NJ

(Zaak C-489/19 PPU)1

(Prejudiciële verwijzing – Prejudiciële spoedprocedure – Politiële en justitiële samenwerking in strafzaken – Europees aanhoudingsbevel – Kaderbesluit 2002/584/JBZ – Artikel 1, lid 1 – Begrip „Europees aanhoudingsbevel” – Minimumvereisten voor geldigheid – Artikel 6, lid 1 – Begrip „uitvaardigende rechterlijke autoriteit” – Europees aanhoudingsbevel uitgevaardigd door het openbaar ministerie van een lidstaat – Status – Bestaan van een verhouding van ondergeschiktheid ten opzichte van een orgaan van de uitvoerende macht – Individuele instructiebevoegdheid van de minister van Justitie – Rechterlijke goedkeuring van een Europees aanhoudingsbevel voor de toezending ervan)

Procestaal: Duits

Verwijzende rechter

Kammergericht Berlin

Partij in het hoofdgeding

NJ

in tegenwoordigheid van: Generalstaatsanwaltschaft Berlin

Dictum

Het begrip „Europees aanhoudingsbevel” van artikel 1, lid 1, van kaderbesluit 2002/584/JBZ van de Raad van 13 juni 2002 betreffende het Europees aanhoudingsbevel en de procedures van overlevering tussen de lidstaten, zoals gewijzigd bij kaderbesluit 2009/299/JBZ van de Raad van 26 februari 2009, moet aldus worden uitgelegd dat onder dit begrip ook een Europees aanhoudingsbevel valt dat is uitgevaardigd door het openbaar ministerie van een lidstaat, zelfs al loopt dit openbaar ministerie het risico dat het bij de uitvaardiging van dit aanhoudingsbevel direct of indirect wordt aangestuurd door of specifieke instructies ontvangt van de uitvoerende macht, zoals een minister van Justitie, voor zover het voornoemde aanhoudingsbevel, om door het betrokken openbaar ministerie te kunnen worden toegezonden, moet worden goedgekeurd door een rechter die toegang heeft tot het hele strafdossier waarin eventuele aanwijzingen of instructies van de uitvoerende macht zijn opgenomen en die op onafhankelijke en objectieve wijze de voorwaarden voor de uitvaardiging en de evenredigheid van dat aanhoudingsbevel controleert en aldus een autonome beslissing vaststelt waarin de definitieve vorm ervan wordt vastgelegd.

____________

1 PB C 280 van 19.8.2019.