Language of document :

Hogere voorziening ingesteld op 17 juli 2019 door ABLV Bank AS tegen de beschikking van het Gerecht (Achtste kamer) van 6 mei 2019 in zaak T-281/18, ABLV Bank / Europese Centrale Bank (ECB)

(Zaak C-551/19 P)

Procestaal: Engels

Partijen

Rekwirante: ABLV Bank AS (vertegenwoordigers: O. H. Behrends, M. Kirchner, Rechtsanwälte)

Andere partij in de procedure: Europese Centrale Bank (ECB)

Conclusies

Rekwirante verzoekt het Hof:

de beschikking van het Gerecht van 6 mei 2019 in zaak T-281/18 te vernietigen;

de vordering tot nietigverklaring ontvankelijk te verklaren;

de zaak terug te verwijzen naar het Gerecht voor een uitspraak over de vordering tot nietigverklaring; en

de ECB te verwijzen in haar kosten en in de kosten van de hogere voorziening.

Middelen en voornaamste argumenten

Ter onderbouwing van haar hogere voorziening voert rekwirante twee middelen aan:

Het Gerecht heeft blijk gegeven van een onjuiste rechtsopvatting en heeft artikel 263 VWEU geschonden door zijn beschikking niet te baseren op het besluit dat de ECB daadwerkelijk had genomen.

De beschikking van het Gerecht is gebaseerd op een onjuiste uitlegging van artikel 18, lid 1, van verordening nr. 806/2014.1

____________

1 Verordening (EU) nr. 806/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 15 juli 2014 tot vaststelling van eenvormige regels en een eenvormige procedure voor de afwikkeling van kredietinstellingen en bepaalde beleggingsondernemingen in het kader van een gemeenschappelijk afwikkelingsmechanisme en een gemeenschappelijk afwikkelingsfonds en tot wijziging van verordening (EU) nr. 1093/2010 (PB 2014, L 225, blz. 1).