Language of document :

Hogere voorziening ingesteld op 26 juni 2018 door de Europese Dienst voor extern optreden tegen het arrest van het Gerecht (Vijfde kamer) van 13 april 2018 in zaak T-119/17, Alba Aguilera/EDEO

(Zaak C-427/18 P)

Procestaal: Frans

Partijen

Rekwirant: Europese Dienst voor extern optreden (EDEO) (vertegenwoordigers: S. Marquardt en R. Spac, gemachtigden, M. Troncoso Ferrer, abogado, F.-M. Hislaire, avocat, S. Moya Izquierdo, abogada)

Andere partijen in de procedure: Ruben Alba Aguilera, Simone Barenghi, Massimo Bonannini, Antonio Capone, Stéphanie Carette, Alejo Carrasco Garcia, Francisco Carreras Sequeros, Carl Daspect, Nathalie Devos, Jean-Baptiste Fauvel, Paula Cristina Fernandes, Stephan Fox, Birgitte Hagelund, Chantal Hebberecht, Karin Kaup-Laponin, Terhi Lehtinen, Sandrine Marot, David Mogollon, Clara Molera Gui, Daniele Morbin, Charlotte Onraet, Augusto Piccagli, Gary Quince, Pierre-Luc Vanhaeverbeke, Tamara Vleminckx, Birgit Vleugels, Robert Wade, Luca Zampetti

Conclusies

de hogere voorziening ontvankelijk en gegrond verklaren;

dientengevolge het arrest van het Gerecht van 13 april 2018 in zaak T-119/17 vernietigen;

de vorderingen in eerste aanleg van het EDEO toewijzen, en

de andere partijen verwijzen in de kosten.

Middelen en voornaamste argumenten

Eerste middel van de hogere voorziening: het Gerecht heeft blijk gegeven van een onjuiste rechtsopvatting bij de uitlegging van artikel 1 van bijlage X bij het Statuut van de ambtenaren. Volgens het Gerecht legt deze bepaling een verplichting op om overeenkomstig artikel 110 van het Statuut algemene uitvoeringsbepalingen (AUB) vast te stellen die zou gelden voor de volledige bijlage X bij het Statuut, en met name voor artikel 10 erbij (punten 30 en 31 van het bestreden arrest). In bijlage X heeft de wetgever echter alleen in artikel 3 uitdrukkelijk de verplichting geformuleerd om AUB vast te stellen. In andere bepalingen, zoals artikel 2, tweede alinea, artikel 5, lid 2, artikel 8, eerste alinea, of de artikelen 10 en 21, heeft die wetgever alleen vastgesteld dat het TABG „voorwaarden” of de „wijze van toepassing” vaststelt.

Tweede middel van de hogere voorziening: het Gerecht heeft blijk gegeven van een onjuiste rechtsopvatting bij de uitlegging van artikel 10 van bijlage X, aangezien dit een bepaling zou zijn die dermate onduidelijk en onnauwkeurig is dat zij niet zonder willekeur kan worden toegepast, waardoor het noodzakelijk is AUB vast te stellen (punten 28 en 29 van het bestreden arrest). Verzoeker is van mening dat artikel 10 van bijlage X een voldoende gedetailleerd rechtskader biedt waarmee de discretionaire bevoegdheid van het TABG nauwkeurig wordt afgebakend.

____________