Language of document : ECLI:EU:T:2004:246

BESCHIKKING VAN DE PRESIDENT VAN HET GERECHT

van 26 juli 2004(*)

„Procedure in kort geding – Interventie”

In zaak T‑201/04 R,

Microsoft Corp., gevestigd te Redmond, Washington (Verenigde Staten van Amerika), vertegenwoordigd door J.‑F. Bellis, advocaat, en I.S. Forrester, QC,

verzoekster,

tegen

Commissie van de Europese Gemeenschappen, vertegenwoordigd door R. Wainwright, W. Mölls, F. Castillo de la Torre en P. Hellström als gemachtigden, domicilie gekozen hebbende te Luxemburg,

verweerster,

betreffende een verzoek om opschorting van de tenuitvoerlegging van artikel 4, artikel 5, sub a tot en met c, en artikel 6, sub a, van beschikking C(2004) 900 def. van de Commissie van 24 maart 2004 inzake een procedure op grond van artikel 82 EG (Zaak COMP/C‑3/37.792 – Microsoft),

geeft

DE PRESIDENT VAN HET GERECHT VAN EERSTE AANLEG

de navolgende

Beschikking

 De bestreden beschikking

1        Microsoft Corp. (hierna: „Microsoft”) ontwikkelt en verkoopt een verscheidenheid aan software, waaronder met name besturingssystemen voor personal computers (hierna: „PC’s”) en servers.

2        Op 24 maart 2004 heeft de Commissie een beschikking gegeven inzake een procedure op grond van artikel 82 EG in de zaak COMP/C‑3/37.792 – Microsoft (hierna: „beschikking”). Volgens de beschikking heeft Microsoft inbreuk gemaakt op artikel 82 EG en artikel 54 van de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte (hierna: „EER-overeenkomst”) door twee soorten van misbruik van machtspositie te maken.

3        Het eerste misbruik dat in de beschikking is vastgesteld, bestaat uit de weigering van Microsoft in de periode van oktober 1998 tot aan de datum van de beschikking om haar concurrenten „informatie inzake compatibiliteit” in de zin van artikel 1 van de beschikking te verstrekken, en het gebruik van die informatie toe te staan voor de ontwikkeling en distributie van producten die met de producten van Microsoft concurreren op de markt van besturingssystemen voor werkgroepservers (artikel 2, lid 1, van de beschikking).

4        Het tweede vastgestelde misbruik bestaat volgens de beschikking in het feit dat Microsoft in de periode tussen mei 1999 en de datum van de beschikking de levering van het Windows-client-PC-besturingssysteem heeft gekoppeld aan de gelijktijdige aankoop van het programma Windows Media Player (artikel 2, lid 2, van de beschikking).

5        Deze twee gevallen van misbruik zijn door de Commissie bestraft met een geldboete ten bedrage van 497 196 304 EUR (artikel 3 van de beschikking).

6        Volgens artikel 4 van de beschikking moet Microsoft op de in de artikelen 5 en 6 van de beschikking vastgelegde wijze een eind maken aan de in artikel 2 bedoelde inbreuken. Microsoft moet zich bovendien voortaan onthouden van het gedrag als bedoeld in artikel 2, alsook van elke gedraging die hetzelfde of een gelijkwaardig doel of gevolg heeft.

7        Als corrigerende maatregel voor de eerste inbreuk gelast artikel 5 van de beschikking Microsoft het volgende:

„a)      Microsoft Corporation dient binnen een termijn van 120 dagen, ingaande op de datum van kennisgeving van deze beschikking, de ‚informatie inzake compatibiliteit’ ter beschikking te stellen aan elke onderneming die besturingssystemen voor werkgroepservers wenst te ontwikkelen en te distribueren, en zij dient dergelijke ondernemingen toestemming te geven om deze informatie onder redelijke en niet-discriminatoire voorwaarden te gebruiken om besturingssystemen voor werkgroepservers te ontwikkelen en te distribueren;

b)      Microsoft Corporation dient ervoor zorg te dragen, dat de ter beschikking gestelde informatie inzake compatibiliteit regelmatig en tijdig wordt bijgewerkt;

c)      Microsoft Corporation dient binnen een termijn van 120 dagen, ingaande op de datum van kennisgeving van deze beschikking, een evaluatiemechanisme op te zetten dat geïnteresseerde ondernemingen in staat zal stellen om informatie in te winnen over de reikwijdte en gebruiksvoorwaarden van de ‚informatie inzake compatibiliteit’; wat dit evaluatiemechanisme betreft, mag Microsoft Corporation redelijke en niet-discriminatoire voorwaarden stellen om te verzekeren dat enkel voor evaluatiedoeleinden toegang wordt gegeven tot de informatie inzake compatibiliteit.”

8        De datum waarop de in artikel 5 van de beschikking bedoelde termijn van 120 dagen verstrijkt, is 27 juli 2004.

9        Als corrigerende maatregel voor de tweede inbreuk gelast artikel 6 van de beschikking het volgende:

„a)      Microsoft Corporation dient binnen een termijn van 90 dagen, ingaande op de datum van kennisgeving van deze beschikking, een volledig werkende versie van haar Windows-client-PC-besturingssysteem waarin Windows Media Player niet is opgenomen, te koop aan te bieden; Microsoft Corporation behoudt het recht om het Windows-client-PC-besturingssysteem tezamen met Windows Media Player aan te bieden.

[...]” (vrije vertaling).

10      De datum waarop de in artikel 6 van de beschikking bedoelde termijn van 90 dagen verstreek, was 28 juni 2004.

 Het procesverloop en de argumenten van partijen

11      Bij verzoekschrift, neergelegd ter griffie van het Gerecht op 7 juni 2004, heeft Microsoft krachtens artikel 230, vierde alinea, EG beroep ingesteld tot nietigverklaring van de beschikking, subsidiair tot intrekking of aanzienlijke verlaging van de opgelegde geldboete.

12      Bij afzonderlijke akte, neergelegd ter griffie van het Gerecht op 25 juni 2004, heeft Microsoft krachtens artikel 242 EG eveneens verzocht om opschorting van de tenuitvoerlegging van de artikelen 4, 5, sub a tot en met c, en 6, sub a, van de beschikking. In dezelfde akte verzoekt Microsoft op grond van artikel 105, lid 2, van het Reglement voor de procesvoering van het Gerecht om opschorting van de tenuitvoerlegging van die bepalingen totdat is beslist op het verzoek in kort geding.

13      Eveneens op 25 juni 2004 heeft de president van het Gerecht in zijn hoedanigheid van kortgedingrechter de Commissie verzocht mee te delen of zij voornemens was over te gaan tot tenuitvoerlegging van de beschikking voordat op het verzoek in kort geding zou zijn beslist.

14      Bij brief, ontvangen ter griffie van het Gerecht op 25 juni 2004, heeft de Commissie de kortgedingrechter medegedeeld dat zij had besloten, hangende het kort geding niet over te gaan tot tenuitvoerlegging van de artikelen 5, sub a tot en met c, en 6, sub a, van de beschikking.

15      Bij verzoekschrift, neergelegd ter griffie van het Gerecht op 25 juni 2004, heeft Novell Inc. (hierna: „Novell”), gevestigd te Waltham, Massachusetts (Verenigde Staten van Amerika), vertegenwoordigd door C. Thomas, M. Levitt en V. Harris, solicitors, en A. Müller-Rappard, advocaat, verzocht om toelating tot interventie in het kort geding aan de zijde van de Commissie..

16      Bij verzoekschrift, neergelegd ter griffie van het Gerecht op 30 juni 2004, heeft RealNetworks Inc. (hierna: „RealNetworks”), gevestigd te Seattle, Washington (Verenigde Staten van Amerika), vertegenwoordigd door A. Winckler, M. Dolmans en T. Graf, advocaten, verzocht om toelating tot interventie in het kort geding aan de zijde van de Commissie.

17      Bij verzoekschrift, neergelegd ter griffie van het Gerecht op 30 juni 2004, heeft Computer & Communications Industry Association (hierna: „CCIA”), gevestigd te Washington, DC (Verenigde Staten van Amerika), vertegenwoordigd door J. Flynn, QC, en D. Paemen en N. Dodoo, advocaten, verzocht om toelating tot interventie in het kort geding aan de zijde van de Commissie.

18      Bij verzoekschrift, neergelegd ter griffie van het Gerecht op 1 juli 2004, heeft Software & Information Industry Association (hierna: „SIIA”), gevestigd te Washington, DC (Verenigde Staten van Amerika), vertegenwoordigd door C.A. Simpson, solicitor, verzocht om toelating tot interventie in het kort geding aan de zijde van de Commissie.

19      Bij verzoekschrift, neergelegd ter griffie van het Gerecht op 1 juli 2004, heeft The Computing Technology Industry Association Inc. (hierna: „CompTIA”), gevestigd te Oakbrook Terrace, Illinois (Verenigde Staten van Amerika), vertegenwoordigd door G. van Gerven en T. Franchoo, advocaten, en B. Kilpatrick, solicitor, verzocht om toelating tot interventie in het kort geding aan de zijde van Microsoft.

20      Bij verzoekschrift, neergelegd ter griffie van het Gerecht op 2 juli 2004, heeft The Association for Competitive Technology (hierna: „ACT”), gevestigd te Washington, DC (Verenigde Staten van Amerika), vertegenwoordigd door L. Ruessmann, advocaat, verzocht om toelating tot interventie in het kort geding aan de zijde van Microsoft.

21      Bij verzoekschrift, neergelegd ter griffie van het Gerecht op 5 juli 2004, hebben Digimpro Ltd, gevestigd te Londen (Verenigd Koninkrijk), TeamSystem SpA, gevestigd te Pesaro (Italië), Mamut ASA, gevestigd te Oslo (Noorwegen) en CODA Group Holdings Ltd, gevestigd te Chippenham, Wiltshire (Verenigd Koninkrijk) (hierna gezamenlijk: „Digimpro e.a.”), vertegenwoordigd door G. Berrisch, advocaat, verzocht om toelating tot interventie in het kort geding aan de zijde van Microsoft.

22      Bij verzoekschrift, neergelegd ter griffie van het Gerecht op 5 juli 2004, hebben DMDsecure.com BV, gevestigd te Amsterdam (Nederland), MPS Broadband AB, gevestigd te Stockholm (Zweden), Pace Micro Technology plc, gevestigd te Shipley, West Yorkshire (Verenigd Koninkrijk), Quantel Ltd, gevestigd te Newbury, Berkshire (Verenigd Koninkrijk) en Tandberg Television Ltd, gevestigd te Southampton, Hampshire (Verenigd Koninkrijk) (hierna gezamenlijk: „DMDsecure.com e.a.”), vertegenwoordigd door J. Bourgeois, advocaat, verzocht om toelating tot interventie in het kort geding aan de zijde van Microsoft.

23      Bij verzoekschrift, neergelegd ter griffie van het Gerecht op 8 juli 2004, hebben IDE Nätverkskonsulterna AB, gevestigd te Stockholm (Zweden), Exor AB, gevestigd te Uppsala (Zweden), T. Rogerson, wonende te Harpenden, Hertfordshire (Verenigd Koninkrijk), P. Setka, wonende te Sobeslav (Tsjechische Republiek), D. Tomicic, wonende te Neurenberg (Duitsland), M. Valasek, wonende te Karlovy Vary (Tsjechische Republiek), R. Rialdi, wonende te Genua (Italië), en B. Nati, wonende te Parijs (Frankrijk) (hierna gezamenlijk: „IDE Nätverkskonsulterna e.a.”), vertegenwoordigd door S. Martinez Lage en H. Brokelmann, advocaten, verzocht om toelating tot interventie in het kort geding aan de zijde van Microsoft.

24      Overeenkomstig artikel 116, lid 1, van het Reglement voor de procesvoering van het Gerecht zijn deze interventieverzoeken betekend aan verzoekster en verweerster.

25      Bij brief van 6 juli 2004, ontvangen ter griffie van het Gerecht op dezelfde dag, heeft Microsoft het Gerecht medegedeeld geen bezwaar te hebben tegen het interventieverzoek van RealNetworks. Bij brief van 7 juli 2004, ontvangen ter griffie van het Gerecht op dezelfde dag, heeft Microsoft opmerkingen ingediend over het interventieverzoek van Novell. Microsoft heeft binnen de voorgeschreven termijn geen opmerkingen ingediend over de overige interventieverzoeken.

26      Ten aanzien van alle partijen die toelating tot interventie zouden krijgen, heeft Microsoft bij brieven van 6 en 8 juli 2004 verzocht om vertrouwelijke behandeling van de gegevens in de beschikking die de Commissie bereid was weg te laten in de op haar internetsite beschikbare versie.

27      Bij brieven van 6 juli 2004, ontvangen ter griffie van het Gerecht op 7 juli 2004, heeft de Commissie het Gerecht medegedeeld dat zij geen bezwaar had tegen de interventieverzoeken van respectievelijk Novell, RealNetworks, CCIA en SIIA, en heeft zij niet verzocht om vertrouwelijke behandeling. De Commissie was echter van mening dat het interventieverzoek van CompTIA moest worden afgewezen.

28      Bij brief van 13 juli 2004, ontvangen ter griffie van het Gerecht op dezelfde dag, heeft de Commissie het Gerecht medegedeeld dat zij geen bezwaar had tegen het interventieverzoek van ACT, en heeft zij niet verzocht om vertrouwelijke behandeling.

29      Bij brief van 13 juli en vervolgens bij brieven van 14 juli 2004 heeft de Commissie echter opmerkingen ingediend over de interventieverzoeken van respectievelijk Digimpro e.a., DMDsecure.com e.a. en IDE Nätverkskonsulterna e.a.

30      De Commissie heeft op 21 juli 2004 haar schriftelijke opmerkingen over het verzoek in kort geding ingediend. Deze zijn op dezelfde dag aan Microsoft betekend.

 De interventieverzoeken

31      Artikel 40, tweede alinea, van het Statuut van het Hof van Justitie, dat krachtens artikel 53, eerste alinea, daarvan van toepassing is op het Gerecht van eerste aanleg, stelt het recht van een particulier op interventie afhankelijk van de voorwaarde dat hij een belang bij de beslissing van het betrokken rechtsgeding aannemelijk kan maken.

32      Onder belang bij de beslissing van het rechtsgeding is te verstaan een rechtstreeks en daadwerkelijk belang van de interveniënt bij toewijzing van de conclusies van de partij die de interveniënt wil ondersteunen (beschikking president Hof van 6 maart 2003, Ramondín en Ramondín Cápsulas/Commissie, C‑186/02 P, Jurispr. blz. I‑2415, punt 7). Daarom moet bij de beoordeling van een interventieverzoek worden vastgesteld of de interveniënt rechtstreeks door de bestreden maatregel wordt getroffen en of zijn belang bij de afloop van het geding vaststaat [beschikking president Hof van 17 juni 1997, National Power en PowerGen/British Coal en Commissie, C‑151/97 P(I) en C‑157/97 P(I), Jurispr. blz. I‑3491, punt 53].

33      Wanneer het interventieverzoek wordt gedaan in het kader van een kort geding, moet het belang bij de afloop van het geding worden begrepen als een belang bij de afloop van het kort geding (zie in die zin beschikking president Gerecht van 7 juli 1998, Van den Bergh Foods/Commissie, T‑65/98 R, Jurispr. blz. II‑2641, punten 26 en 27). Net als de afloop van de hoofdzaak kan de afloop van het kort geding nadelig zijn voor de belangen van derden, of juist voordelig. Daaruit volgt dat in een kort geding het belang van de partijen die om toelating tot interventie verzoeken, moet worden beoordeeld in het licht van de gevolgen die de verlening van de gevraagde voorlopige maatregel of de afwijzing daarvan kan hebben voor hun economische of rechtspositie.

34      Verder dient bij de beoordeling van het rechtstreekse en daadwerkelijke belang bij de afloop van een kort geding rekening te worden gehouden met de specifieke aard van de procedure in kort geding. In kort geding wordt het belang waarop de interveniënt zich beroept, in voorkomende gevallen in aanmerking genomen bij de belangenafweging [zie in die zin beschikking president Hof van 18 november 1999, Pfizer Animal Health/Raad, C‑329/99 P(R), Jurispr. blz. I‑8343]. De belangenafweging kan zelfs beslissend zijn ingeval de kortgedingrechter bij zijn beoordeling van het hem voorgelegde verzoek de voorwaarden van de fumus boni juris en spoedeisendheid vervuld heeft geacht. Het begrip belang bij de afloop van het geding moet door de kortgedingrechter dus ruim worden uitgelegd, om te vermijden dat hij vooruitloopt op de beoordeling van de verschillende aanwezige belangen.

35      De beoordeling door de kortgedingrechter van het belang bij de afloop van het bij hem aanhangige geding kan in ieder geval geen invloed hebben op de beoordeling door het Gerecht, wanneer dat een interventieverzoek in de hoofdzaak behandelt.

36      De door ondernemingsverenigingen ingediende interventieverzoeken en die welke op individuele basis zijn ingediend, waaronder die van ondernemingen, zullen thans achtereenvolgens worden beoordeeld.

 De door ondernemingsverenigingen ingediende verzoeken

37      Volgens vaste rechtspraak kunnen representatieve verenigingen die de bescherming van hun leden als doel hebben, toelating tot interventie krijgen in gedingen waarin principiële punten aan de orde komen, waardoor die leden kunnen worden geraakt [beschikking National Power en PowerGen/British Coal en Commissie, aangehaald in punt 32 hierboven, punt 66, en beschikking president Hof van 28 september 1998, Pharos/Commissie, C‑151/98 P, Jurispr. blz. I‑5441, punt 6; beschikkingen president Gerecht van 30 juni 1999, Pfizer Animal Health/Raad, T‑13/99 R, Jurispr. blz. II‑1961, punt 15, en 28 mei 2001, Poste Italiane/Commissie, T‑53/01 R, Jurispr. blz. II‑1479, punt 51]. Meer in het bijzonder kan een vereniging toelating tot interventie in een geding krijgen, indien zij een aanzienlijk aantal in de betrokken sector werkzame ondernemingen vertegenwoordigt, haar doel ook de bescherming van de belangen van haar leden omvat, in de zaak principiële punten aan de orde kunnen komen die de werking van de betrokken sector raken, en het te wijzen arrest of de te geven beschikking de belangen van haar leden dus aanzienlijk kan schaden (zie in die zin beschikking van het Gerecht van 8 december 1993, Kruidvat/Commissie, T‑87/92, Jurispr. blz. II‑1375, punt 14).

38      Bovendien heeft een ruime uitlegging van het interventierecht voor verenigingen tot doel, een betere beoordeling van de achtergrond van de zaken mogelijk te maken en grote aantallen individuele interventies, die de doeltreffendheid en het goede verloop van de procedure in gevaar zouden brengen, te verhinderen (beschikking National Power en PowerGen/British Coal en Commissie, aangehaald in punt 32 hierboven, punt 66).

39      Gelet op de aldus omschreven voorwaarden en overwegingen moet worden beoordeeld of CCIA, SIIA, CompTIA en ACT toelating tot interventie moet worden verleend.

 Het verzoek van CCIA

40      CCIA is een vereniging van ondernemingen die werkzaam zijn in de sectoren informatietechnologie en telecommunicatie. CCIA verzoekt om toelating tot interventie aan de zijde van de Commissie. Zij stelt in dit verband dat zij rechtspersoonlijkheid bezit, dat haar doel en haar activiteiten mede de vertegenwoordiging van haar leden en de behartiging van hun belangen omvatten, dat zij een aanzienlijk aantal van de in de relevante sectoren werkzame ondernemingen vertegenwoordigt en dat in de onderhavige zaak principiële punten aan de orde komen, waardoor haar leden kunnen worden geraakt.

41      CCIA stelt dat haar leden op talrijke wijzen worden geraakt door het beroep in de hoofdzaak en door de onderhavige procedure in kort geding. Zij merkt in het bijzonder op dat een aantal van haar leden besturingssystemen voor werkgroepservers produceert en dat sommige andere leden software produceren die met Windows Media Player concurreert. Meer in het algemeen zijn sommige leden van CCIA werkzaam op markten waar Microsoft gebruik maakt van strategieën van koppelverkoop en verkoopweigering, die van gelijke aard zijn als die welke in de beschikking worden gelaakt. Tot slot zijn vrijwel alle leden van CCIA belangrijke gebruikers van besturingssystemen voor werkgroepservers en ondervinden daarom schadelijke gevolgen van het gedrag van Microsoft. CCIA stelt tevens dat haar leden niet alleen zullen worden geraakt door de afloop van het geding in de hoofdzaak, maar ook door het tijdsbestek waarbinnen het geding zal worden afgehandeld, aangezien de in de beschikking geconstateerde gevallen van misbruik reeds ernstige uitwerkingen op de markt hebben gehad.

42      CCIA voegt tot slot toe dat zij een actieve rol heeft gespeeld tijdens de administratieve procedure die heeft geleid tot de vaststelling van de beschikking.

43      De Commissie heeft verklaard, geen bezwaar te hebben tegen het verzoek van CCIA. Microsoft heeft geen opmerkingen ingediend.

44      De kortgedingrechter stelt vast dat het interventieverzoek van CCIA moet worden aanvaard.

45      Ten eerste heeft CCIA gesteld, zonder op dit punt door verzoekster of de verwerende instelling te zijn tegengesproken, dat zij de belangen vertegenwoordigt van in de informatietechnologiesector werkzame ondernemingen, met inbegrip van grote ondernemingen die rechtstreeks met Microsoft concurreren op sommige van de markten waarop de beschikking betrekking heeft. CCIA moet daarom worden beschouwd als voldoende representatief voor ondernemingen die in de betrokken sector werkzaam zijn.

46      Ten tweede bestaat volgens artikel 2, punt A, van de oprichtingsakte van CCIA haar doel onder andere in de behartiging van de belangen van de computer‑ en communicatiebedrijfstak en van die van haar leden. Artikel 1, Section 2, van de statuten van CCIA vermeldt bovendien dat één van haar doelstellingen bestaat in de voorlichting van de overheid en het grote publiek over het belang van „volledige, eerlijke en open mededinging” binnen deze bedrijfstakken. Artikel 1, Section 2, van de statuten van CCIA bepaalt tevens dat CCIA „alle rechtsmaatregelen [kan nemen] die kunnen dienen ter vervulling van deze doelstellingen”. CCIA moet derhalve worden geacht mede tot doel te hebben de belangen van haar leden te beschermen.

47      Ten derde komt in de onderhavige zaak onder andere de vraag aan de orde, onder welke omstandigheden een softwareproducent met een machtspositie kan worden verplicht om door intellectuele eigendomsrechten beschermde informatie te verstrekken aan derden, teneinde compatibiliteit tussen de producten van die derden met de producten van die producent mogelijk te maken. In de onderhavige zaak is tevens de vraag aan de orde, onder welke omstandigheden het strijdig met artikel 82 EG kan zijn wanneer een software‑ of computerhardwareproducent met een machtspositie nieuwe producten of nieuwe functionaliteiten in een bestaand product inbouwt. Het standpunt dat de kortgedingrechter over deze twee principiële punten zal innemen, kan invloed hebben op de omstandigheden waaronder ondernemingen in de sector informatietechnologie werkzaam zijn.

48      Ten vierde kunnen de belangen van de leden van CCIA worden geraakt door het standpunt dat de kortgedingrechter inneemt, aangezien zij in de betrokken sector werkzaam zijn.

49      Bovendien heeft CCIA deelgenomen aan de administratieve procedure die heeft geleid tot de vaststelling van de beschikking.

50      CCIA moet derhalve worden toegelaten tot interventie in het onderhavige kort geding.

 Het verzoek van SIIA

51      SIIA is een vereniging van softwareproducenten met meer dan 600 leden. Zij verzoekt om toelating tot interventie aan de zijde van de Commissie.

52      SIIA stelt dat zij net als Time Warner Inc., Novell en RealNetworks, drie van haar leden, tijdens de administratieve procedure in haar eigen naam toelating tot interventie heeft gekregen. SIIA merkt verder op dat de beslissing van het Gerecht in de hoofdzaak gevolgen zal hebben voor de mogelijkheden van haar leden om te concurreren met Microsoft, en dat bovendien de commerciële levensvatbaarheid van sommige van die leden in gevaar zal komen indien de correctiemaatregelen waarin de beschikking voorziet, niet ten uitvoer worden gelegd. SIIA merkt tot slot op dat de handhaving van de beschikking haar leden in staat zal stellen extra middelen te besteden aan onderzoek en ontwikkeling.

53      De Commissie heeft verklaard, geen bezwaar te hebben tegen het verzoek van SIIA. Microsoft heeft geen opmerkingen ingediend.

54      De kortgedingrechter is van oordeel dat het interventieverzoek van SIIA moet worden aanvaard.

55      Ten eerste stelt SIIA, zonder door Microsoft of de Commissie te zijn tegengesproken, dat zij de voornaamste vereniging van softwareontwikkelaars is, met meer dan 600 leden die over de hele wereld werkzaam zijn. SIIA kan dus worden geacht een aanzienlijk aantal ondernemingen in de sector informatietechnologie te vertegenwoordigen.

56      Ten tweede is SIIA volgens artikel II van haar statuten een „beroepsorganisatie die is opgericht ter behartiging van de gemeenschappelijke belangen van de bedrijfstakken van computersoftware en digitale contents op zakelijk gebied en op het gebied van openbaar beleid”. Artikel II bepaalt tevens dat SIIA bevoegd is om „alle wettige activiteiten” te ontplooien ter bevordering van deze doelstellingen. SIIA kan derhalve in dit stadium worden geacht mede tot doel te hebben de belangen van haar leden de beschermen.

57      Ten derde kan om de in punt 47 hierboven genoemde redenen het standpunt dat de kortgedingrechter zal innemen over de principiële punten die in het onderhavige geval aan de orde zijn, invloed hebben op de omstandigheden waaronder ondernemingen in de sector informatietechnologie werkzaam zijn.

58      Ten vierde heeft SIIA gesteld, zonder door Microsoft of de Commissie te zijn tegengesproken, dat zij ondernemingen, met name softwareontwerpers, vertegenwoordigt die met Microsoft concurreren op de markten die in de beschikking aan de orde zijn. Onder deze omstandigheden kunnen de belangen van de leden van SIIA worden geraakt door het standpunt dat de kortgedingrechter inneemt.

59      Bovendien heeft SIIA deelgenomen aan de administratieve procedure die heeft geleid tot de vaststelling van de beschikking.

60      SIIA moet derhalve worden toegelaten tot interventie in het onderhavige kort geding.

 Het verzoek van CompTIA

61      CompTIA is een vereniging van ondernemingen die werkzaam zijn op het gebied van de informatie‑ en communicatietechnologie. CompTIA verzoekt om toelating tot interventie aan de zijde van Microsoft.

62      CompTIA stelt dat zij voldoet aan de in de rechtspraak genoemde voorwaarden voor toelating tot interventie (beschikking Kruidvat/Commissie, aangehaald in punt 37 hierboven; beschikking president Gerecht van 30 oktober 2003, Akzo Nobel Chemicals en Akcros Chemicals/Commissie, T‑125/03 R en T‑253/03 R, Jurispr. blz. II‑4771, punt 4).

63      Ten eerste beweert CompTIA de grootste beroepsorganisatie ter wereld op het gebied van informatie‑ en telecommunicatietechnologie te zijn, met meer dan 16 000 leden in 89 landen.

64      Ten tweede is CompTIA op grond van haar statuten belast met de bescherming van de belangen van haar leden en is zij bevoegd om in de onderhavige procedure te interveniëren, aangezien de hierin aan de orde gestelde vraagstukken haar leden rechtstreeks raken.

65      Ten derde worden in de beschikking fundamentele punten aan de orde gesteld die de gehele sector informatietechnologie raken.

66      Volgens de Commissie heeft CompTIA onvoldoende belang bij de afloop van het geding. Zij merkt dienaangaande op dat in de statuten van CompTIA de bescherming van de belangen van haar leden of de vertegenwoordiging van haar leden niet worden genoemd. Bovendien is de verklaring inzake antitrustbeleid, die CompTIA in bijlage bij haar verzoekschrift heeft gevoegd, niet meer dan een concept van een gemeenschappelijk standpunt, dat geen aanbeveling bevat en CompTIA op geen enkele wijze de bevoegdheid geeft om maatregelen ter verdediging van dat standpunt vast te stellen. Verder is in de onderhavige context niet relevant dat CompTIA bij bepaalde Amerikaanse rechterlijke instanties is toegelaten als amicus curiae. Tot slot is de toelating van CompTIA tot de administratieve procedure als belanghebbende partij als zodanig niet beslissend, aangezien het toepasselijke criterium voor toestemming om in het kader van de administratieve procedure opmerkingen in te dienen, niet noodzakelijkerwijs hetzelfde is als dat van artikel 40, lid 2, van het Statuut van het Hof.

67      Microsoft heeft geen opmerkingen ingediend over het verzoek van CompTIA.

68      Op 13 juli 2004 heeft de kortgedingrechter CompTIA onder andere verzocht te preciseren op welke bepalingen van haar statuten zij haar stelling baseerde, dat zij tot doel heeft de belangen van haar leden te beschermen.

69      Bij brief van 16 juli 2004 heeft CompTIA verklaard dat zij zich daarvoor baseerde op de artikelen II en XI van haar statuten, op de verklaring inzake antitrustbeleid van haar bestuur en op Section 2 van haar oprichtingsakte. CompTIA heeft tevens haar interventies in het verleden bij Amerikaanse rechterlijke instanties benadrukt. Op 21 juli 2004 heeft de Commissie opmerkingen ingediend, waarin zij stelde dat CompTIA hooguit kon worden geacht tot doel te hebben de belangen van haar leden te behartigen, maar niet deze te vertegenwoordigen en te verdedigen. Volgens haar heeft de gemeenschapsrechter al eerder interventieverzoeken afgewezen van verenigingen die enkel de collectieve belangen van hun leden behartigen (beschikking president Derde kamer Hof van 25 juni 1999, Pfizer Animal Health/Raad, T‑13/99, niet gepubliceerd in de Jurisprudentie, punt 28).

70      De kortgedingrechter is van oordeel dat het interventieverzoek van CompTIA moet worden aanvaard.

71      Ten eerste heeft CompTIA gesteld, zonder door Microsoft of de Commissie te zijn tegengesproken, dat zij meer dan 16 000 leden in meer dan 80 landen vertegenwoordigt, waarvan 200 bovendien hun hoofdkwartier in Europa hebben. Deze leden zijn op alle niveaus van de informatietechnologiebranche actief en onder de leden bevinden zich softwareontwerpers, producenten van computerhardware, aanbieders van applicatiediensten, distributeurs, detailhandelaars en wederverkopers. CompTIA kan dus worden geacht een aanzienlijk aantal in de sector informatietechnologie werkzame ondernemingen te vertegenwoordigen.

72      Ten tweede bepaalt Section 2 van de oprichtingsakte van CompTIA dat zij tot doel heeft „alle wettige transacties [aan te gaan] of activiteiten [te ontplooien] [...] waarvoor vennootschappen mogen worden opgericht volgens de Revised Nonstock Corporation Act (herziene wet op vennootschappen zonder aandelen) van de staat Connecticut, zoals gewijzigd”. Section 2 bepaalt tevens: „Onverminderd het voorgaande, [wordt CompTIA opgericht] ter bevordering en aanmoediging van de toepassing van de hoogste standaarden inzake vakbekwaamheid en beroeps‑ en commerciële ethiek onder haar leden en binnen de informatietechnologiebranche in haar geheel”. Artikel II van haar statuten herhaalt deze verschillende doelstellingen en bepaalt verder dat CompTIA, om deze doelen te bereiken, „zal streven naar [...] het opzetten van een programma voor het overbrengen van de collectieve standpunten van haar leden aan de informatietechnologiebranche, overheidsinstanties en het publiek”. CompTIA merkt tevens op dat zij bij de Amerikaanse rechterlijke instanties en in de administratieve procedure voor de Commissie heeft geïntervenieerd, in overeenstemming met de door haar bestuur goedgekeurde verklaring inzake antitrustbeleid. Gelet op deze feiten kan CompTIA worden geacht mede tot doel te hebben de belangen van haar leden te beschermen.

73      Ten derde kan om de in punt 47 hierboven genoemde redenen het standpunt dat de kortgedingrechter zal innemen over de principiële punten die in het onderhavige geval aan de orde zijn, invloed hebben op de omstandigheden waaronder ondernemingen in de sector informatietechnologie werkzaam zijn.

74      Ten vierde vertegenwoordigt CompTIA talrijke op de betrokken markten werkzame ondernemingen, waaronder softwareontwerpers, wier belangen kunnen worden geraakt door het standpunt dat de kortgedingrechter inneemt.

75      Bovendien heeft CompTIA deelgenomen aan de administratieve procedure die heeft geleid tot de vaststelling van de beschikking.

76      Daarom moet het interventieverzoek in het kort geding van CompTIA worden aanvaard.

 Het verzoek van ACT

77      ACT is een beroepsorganisatie van bijna 3 000 ondernemingen die werkzaam zijn in de ontwikkeling van software, systeemintegratie, advisering en training op het gebied van informatietechnologie en e-commerce. ACT verzoekt om toelating tot interventie aan de zijde van Microsoft.

78      Volgens ACT voldoet zij aan de in de rechtspraak gestelde voorwaarden voor de toelating van verenigingen tot interventie (beschikking Kruidvat/Commissie, aangehaald in punt 37 hierboven). ACT merkt allereerst op dat zij toestemming heeft gekregen om deel te nemen aan de administratieve procedure die heeft geleid tot de vaststelling van de beschikking. Zij stelt verder dat het door Microsoft ingestelde beroep principiële punten aan de orde stelt, die gevolgen zouden kunnen hebben voor de gehele informatietechnologiesector en meer in het bijzonder voor de activiteiten van haar leden. ACT beweert een bijzonder belang te hebben bij de convergentie en stabiliteit van de juridische behandeling van platformsoftware in de Verenigde Staten van Amerika en de Europese Unie.

79      De leden van ACT ontplooien tevens aanzienlijke activiteiten binnen de EER en zouden schadelijke gevolgen ondervinden, ingeval het beroep in de hoofdzaak werd afgewezen of de beschikking onmiddellijk ten uitvoer werd gelegd. Die tenuitvoerlegging zou de waarde van hun intellectuele-eigendomsportefeuilles aantasten en zou tot een daling leiden van de investeringen in de ondernemingen die werkzaam zijn in de sector informatietechnologie. Bekendmaking van de communicatieprotocollen van het Windows-systeem zou tevens een precedent scheppen, dat kan leiden tot verhoogde instabiliteit van de besturingssystemen voor servers en de kans op storingen. De corrigerende maatregel die verplicht tot het in de handel brengen van het Windows-systeem zonder het programma Windows Media Player, zou de leden van ACT de mogelijkheid ontnemen gebruik te maken van bepaalde application programming interfaces (API’s) en zou bovendien de ontwikkeling en het onderhoud van een stabiel platform ontmoedigen.

80      De Commissie heeft verklaard, geen bezwaar te hebben tegen het verzoek van ACT. Microsoft heeft binnen de gestelde termijn geen opmerkingen ingediend.

81      De kortgedingrechter is van oordeel dat het interventieverzoek van ACT moet worden aanvaard.

82      Ten eerste heeft ACT gesteld, zonder door Microsoft of de Commissie te zijn tegengesproken, dat zij een beroepsorganisatie is die bijna 3 000 ondernemingen vertegenwoordigt, werkzaam in de ontwikkeling van software, systeemintegratie, advisering en training op het gebied van informatietechnologie en e-commerce. ACT stelt tevens dat haar leden over de hele wereld zijn gevestigd, ook binnen de EER, en dat zich onder haar leden ondernemingen van verschillende omvang bevinden. ACT kan daarom worden geacht een aanzienlijk aantal ondernemingen binnen de sector informatietechnologie te vertegenwoordigen.

83      Ten tweede heeft ACT volgens artikel II, sub d, van haar statuten onder andere tot doel „de rechten en voorrechten [van haar leden] te beschermen”. Artikel II, sub f, van de statuten van ACT bepaalt dat zij verder tot doel heeft, „de mededinging in en tussen de technologiebranches te versterken en de technologieproducten, ‑ondernemingen en ‑branches te beschermen tegen overmatige regulering of ingrepen die de vrije en open mededinging door en tussen deze producten, ondernemingen en branches zouden ondermijnen”. ACT heeft dus in het bijzonder mede tot doel, de belangen van haar leden te beschermen.

84      Ten derde kan om de in punt 47 hierboven genoemde redenen het standpunt dat de kortgedingrechter zal innemen over de principiële punten die in het onderhavige geval aan de orde zijn, invloed hebben op de omstandigheden waaronder ondernemingen in de sector informatietechnologie werkzaam zijn.

85      Ten vierde behoren tot ACT ondernemingen die gespecialiseerd zijn in het ontwerpen van software, wier belangen kunnen worden geraakt door het standpunt dat de kortgedingrechter inneemt.

86      Bovendien heeft ACT deelgenomen aan de administratieve procedure die heeft geleid tot de vaststelling van de beschikking.

87      ACT moet daarom toelating tot interventie in het onderhavige kort geding worden verleend.

 De individuele verzoeken

 Het verzoek van Novell

88      Novell en haar dochterondernemingen zijn werkzaam op verschillende softwaremarkten. Novell is sinds 1983 werkzaam op het gebied van computernetwerken, toen zij het programma NetWare ontwikkelde en in de handel bracht. Tot staving van haar verzoek tot interventie aan de zijde van de Commissie betoogt Novell dat haar belang bij de afloop van het kort geding volgt uit verscheidene factoren. Ten eerste heeft zij van meet af aan zeer actief deelgenomen aan de administratieve procedure die heeft geleid tot de vaststelling van de beschikking, en dit heeft haar in staat gesteld de beoordeling van de relevante feitelijke en rechtsvragen door de Commissie te beïnvloeden. Ten tweede is Novell, als belangrijkste concurrent van Microsoft op de markt van besturingssystemen voor werkgroepservers, geschaad door de weigering van Microsoft de informatie inzake compatibiliteit te verstrekken. De concurrentiepositie van Novell is daardoor in korte tijd verzwakt, zoals de Commissie in de beschikking heeft bevestigd (punten 590, 593 en 594 van de beschikking). Ten derde heeft de Commissie zich voor haar conclusie dat de weigering van Microsoft om informatie inzake compatibiliteit te vestrekken, deel uitmaakte van een algemene gedragslijn van Microsoft, onder andere gebaseerd op de manier waarop verzoeken van Novell om informatie inzake compatibiliteit zijn behandeld (punt 573 van de beschikking). Ten vierde verwacht Novell baat te hebben bij de correctiemaatregelen van artikel 5 van de beschikking, aangezien zij een onderneming is „die besturingssystemen voor werkgroepservers wenst te ontwikkelen en te distribueren” in de zin van dat artikel.

89      Terwijl de Commissie geen bezwaar heeft gemaakt tegen het verzoek van Novell, heeft Microsoft verscheidene opmerkingen ingediend. Allereerst stelt zij dat Novell volgens punt 573 van de beschikking haar niet heeft gevraagd om de communicatieprotocollen, maar enkel heeft gevraagd om een directory in het Windows-besturingssysteem te mogen vervangen door een directory van het NetWare-systeem. Vervolgens stelt Microsoft dat Novell niet heeft geprobeerd om in overeenstemming met het tussen de Amerikaanse autoriteiten en Microsoft gesloten akkoord een licentie voor de client-to-server communicatieprotocollen te verkrijgen. Zij vraagt zich dan ook af, of Novell wel kan volhouden een „rechtstreekse begunstigde” van de door de Commissie opgelegde corrigerende maatregel te zijn. De spoedeisendheid van de toegang tot de technologie van Microsoft wordt gelogenstraft door de compatibiliteit van het NetWare-besturingssysteem met het Windows client-besturingssysteem en door het feit dat niet om een licentie is gevraagd voor de communicatieprotocollen van Microsoft.

90      De kortgedingrechter is van oordeel dat Novell toelating tot interventie aan de zijde van de Commissie moet worden verleend.

91      Voorzover in de beschikking wordt vastgesteld dat Microsoft misbruik heeft gemaakt van haar machtspositie door te weigeren, de informatie inzake compatibiliteit te vestrekken en het gebruik van die informatie toe te staan voor de ontwikkeling en distributie van producten die op de markt van besturingssystemen voor werkgroepservers met haar eigen producten concurreren, moet worden geconcludeerd dat Novell er, als concurrent van Microsoft, belang bij heeft dat het vastgestelde misbruik onmiddellijk wordt gestaakt. Dienaangaande moet worden opgemerkt, dat in de beschikking wordt verklaard dat het marktaandeel van Microsoft op de markt van besturingssystemen voor werkgroepservers „is gegroeid sinds zij de markt heeft betreden, en zodanig blijft groeien dat haar belangrijkste concurrent op deze markt, Novell, binnen slechts enkele jaren haar leidende positie heeft verloren en een betrekkelijk onbelangrijke marktdeelnemer is geworden” (punt 590), en dat „de door de Commissie verzamelde gegevens aantonen dat het gevaar bestaat dat de mededinging op de markt van besturingssystemen voor werkgroepservers wordt uitgeschakeld” (punt 781).

92      Bovendien heeft Novell een zeer actieve rol gespeeld in de administratieve procedure voor de Commissie. Zoals blijkt uit de beschikking, heeft de Commissie naar behoren rekening gehouden met de opmerkingen die Novell in haar hoedanigheid van belanghebbende derde in de zin van artikel 19, lid 2, van verordening nr. 17 van de Raad van 6 februari 1962, Eerste verordening over de toepassing van de artikelen [81] en [82] van het Verdrag (PB 1962, 13, blz. 204) heeft ingediend.

93      Tot slot heeft Novell een rechtstreeks belang bij de afwijzing van het verzoek om opschorting van de tenuitvoerlegging van artikel 5 van de beschikking, aangezien zij een onderneming is die binnen de werkingssfeer van deze bepaling valt.

 Het verzoek van RealNetworks

94      In haar verzoek tot interventie aan de zijde van de Commissie merkt RealNetworks op dat zij werkzaam is op de markten die worden beïnvloed door het gedrag van Microsoft, bestaande in de koppelverkoop van het programma Windows Media Player en het Windows-besturingssysteem voor PC’s, en dat zij als belanghebbende derde een actieve rol heeft gespeeld in de administratieve procedure voor de Commissie.

95      Microsoft noch de Commissie heeft bezwaar gemaakt tegen het interventieverzoek van RealNetworks.

96      RealNetworks ontwikkelt en levert gespecialiseerde software voor via netwerken geleverde digitale multimediadiensten en de technologie die het mogelijk maakt digitale multimedia-inhoud te creëren, te verspreiden en te gebruiken. Gelet op de omstandigheden die RealNetworks voor haar interventieverzoek aanvoert, die blijkens de beschikking als vaststaand zijn te beschouwen (in het bijzonder punten 112 tot en met 118, 125 tot en met 134, 812, 855 en 856), is de kortgedingrechter van oordeel dat RealNetworks heeft aangetoond voldoende belang te hebben bij de afwijzing van het verzoek in kort geding.

 Het verzoek van Digimpro e.a.

97      Digimpro e.a. hebben verzocht om toelating tot interventie aan de zijde van Microsoft voorzover zij verzoekt om opschorting van de tenuitvoerlegging van de bepalingen van de beschikking die Microsoft verplichten tot het aanbieden van een versie van haar Windows-besturingssysteem voor PC’s zonder het programma Windows Media Player of de code die de functionaliteit ervan verzekert. Elk van deze verzoeksters meent een rechtstreeks en daadwerkelijk belang te hebben bij de opschorting van de tenuitvoerlegging van artikel 2, artikel 4, eerste alinea, en artikel 6 van de beschikking, aangezien de onmiddellijke tenuitvoerlegging van deze bepalingen hen ernstige en onherstelbare schade zou toebrengen.

98      Verzoeksters tot interventie produceren of ontwikkelen software en applicaties die onder het Windows-besturingssysteem werken. Zij stellen dat zij als zodanig rechtstreeks of onrechtstreeks afhankelijk zijn van de functionaliteit van het aan dat systeem gekoppelde programma Windows Media Player.

99      Ten eerste heeft een aantal verzoeksters producten ontwikkeld en op de markt gebracht, of ontwikkelt deze thans, die werken met het programma Windows Media Player van het Windows-besturingssysteem voor PC’s. De beschikking zou hen dus dwingen hun producten zodanig aan te passen, dat daarin een functionaliteit wordt opgenomen die detecteert of het op de computers van hun afnemers geïnstalleerde besturingssysteem het programma Windows Media Player omvat, en zo niet, hen moet aangeven welke stappen moeten worden ondernomen om het programma Windows Media Player te installeren. Een andere mogelijkheid zou zijn om hun producten aan te passen door de code van het programma Windows Media Player erin over te nemen. Dergelijke ingrepen zouden echter veel tijd en geld kosten.

100    Ten tweede stellen zij dat een aantal van hen een update van hun programma zou moeten leveren aan afnemers die de huidige of eerdere versies van hun producten gebruiken, aangezien die afnemers in de situatie kunnen komen te verkeren, dat zij hun producten moeten gebruiken op een computer met een Windows-besturingssysteem dat niet het programma Windows Media Player bevat. Het aanbieden van een dergelijke reparatie zou aanzienlijke kosten meebrengen en aanleiding geven tot veel praktische problemen.

101    Ten derde zou de scheiding van het programma Windows Media Player van het Windows-besturingssysteem voor PC’s de werking van de producten van verzoeksters kunnen verstoren, zelfs wanneer de afnemer het programma Windows Media Player zelf op zijn PC heeft geïnstalleerd. Het zoeken naar oplossingen voor dergelijke storingen in de functionaliteit zou aanvullende kosten meebrengen voor verzoeksters.

102    Ten vierde vrezen verzoeksters dat de beschikking de eerste stap is in de fragmentatie van het Windows-besturingssysteem voor PC’s, en daarom brengt zij grote commerciële onzekerheid teweeg.

103    Ten vijfde betogen verzoeksters dat de verbeteringen die Microsoft in haar Windows-besturingssysteem heeft aangebracht, hen in staat stellen hun eigen producten te verbeteren of nieuwe producten aan te bieden. Deze afgeleide verbeteringen zouden niet meer mogelijk zijn, indien Microsoft wordt belet haar eigen besturingssysteem verder te ontwikkelen.

104    Microsoft heeft binnen de gestelde termijn geen opmerkingen ingediend.

105    De Commissie heeft ernstige twijfel aan het belang van Digimpro e.a. bij interventie. Zij stelt dat het belang van verzoeksters, die lijken te behoren tot de brede categorie van onafhankelijke softwareverkopers, noch rechtstreeks en daadwerkelijk, noch vaststaand is.

106    Allereerst is zij van mening dat de argumenten met betrekking tot toekomstige geschillen of de toekomstige ontwikkeling van het Windows-besturingssysteem niet kunnen worden geacht een dergelijk belang bij de afloop van het geding op te leveren.

107    De Commissie is tevens van mening dat de argumenten waarop het interventieverzoek berust, hoogstens aantonen dat onafhankelijke verkopers worden aangemoedigd applicaties te ontwikkelen waarin het programma Windows Media Player wordt gebruikt, omdat zij weten dat dit programma in het Windows-besturingssysteem is ingebouwd en dat degenen die dat systeem kopen, het daarom automatisch tot hun beschikking hebben. Haars inziens dwingt de beschikking verzoeksters echter niet tot aanpassing van hun producten. De beschikking heeft tot gevolg dat consumenten kunnen kiezen voor de versie van het besturingssysteem met of zonder het programma Windows Media Player, een keuze die verband houdt met de kwaliteiten van het aangeboden product en niet met het loutere feit dat het aan het Windows-besturingssysteem is gekoppeld. Softwareverkopers zouden zich dus moeten aanpassen aan de keuze van de consument en hun activiteiten dienovereenkomstig inrichten. Zij zouden nog altijd producten voor uitsluitend het programma Windows Media Player kunnen ontwerpen en de consument vervolgens proberen te overreden om op grond van de kwaliteiten van hun producten en diensten te opteren voor de versie van het Windows-besturingssysteem met het programma Windows Media Player. Er is daarom geen enkele reden om aan te nemen dat verzoeksters als rechtstreeks gevolg van de beschikking kosten zullen maken of schade zullen lijden. Aangezien de kosten die zij mogelijk zullen moeten dragen, afhangen van in de toekomst te nemen besluiten, kan het belang van verzoeksters niet voldoende worden geacht (beschikking Gerecht van 23 maart 1998, Atlantic Container Line e.a./Commissie, T‑18/97, Jurispr. blz. II‑589, punt 14). De bewering van verzoeksters dat hun producten misschien niet meer naar behoren zullen kunnen werken, toont volgens de Commissie aan dat het belang bij de afloop van het geding in dit opzicht hypothetisch is.

108    Wat het door elk van verzoeksters gestelde belang in het bijzonder betreft, stelt de Commissie dat Digimpro Ltd momenteel op geen enkele markt werkzaam is, dat de door TeamSystem SpA gestelde schade zich waarschijnlijk enkel zal voordoen voorzover consumenten besluiten gebruik te maken van de versie van het Windows-besturingssysteem zonder het programma Windows Media Player – een situatie die wellicht reeds voorkomt – en dat Mamut ASA zich beroept op problemen met de compatibiliteit tussen haar producten en die van Microsoft, die weinig geloofwaardig zijn, gelet op de nauwe banden tussen die twee ondernemingen. Wat het belang van CODA Group Holdings Ltd bij de afloop van het geding betreft, dit belang is vaststaand noch rechtstreeks, aangezien haar producten niet rechtstreeks zijn gebaseerd op het programma Windows Media Player of het Windows-besturingssysteem.

109    De Commissie voegt eraan toe, dat aanvaarding van de argumenten van verzoeksters erop zou neerkomen dat vrijwel alle softwareontwerpers ter wereld toelating zou moeten worden verleend.

110    De kortgedingrechter is van oordeel dat de tenuitvoerlegging van de beschikking tot gevolg zou hebben dat Microsoft wordt verplicht twee versies van haar besturingssysteem voor PC’s te koop aan te bieden, één zonder het programma Windows Media Player en één met dat programma. Als gevolg van die nieuwe situatie zouden softwareontwerpers er niet meer van mogen uitgaan, dat alle van het Windows-besturingssysteem voorziene computers application programming interfaces (API’s) voor multimedia bevatten. De aanpassing van hun producten die daarvan het gevolg is, en de toepassing van de bijkomende technologie die daarbij nodig zou kunnen zijn, zouden kunnen leiden tot extra kosten voor de betrokken ontwerpers; omgekeerd zouden zij, indien zij verzuimen hun producten aan te passen aan de nieuwe situatie op de markt die het gevolg is van de tenuitvoerlegging van de beschikking, het risico lopen de door hen verwachte afnemers niet te bereiken.

111    Gelet op deze factoren moet ervan worden uitgegaan dat het in de handel brengen van het Windows-besturingssysteem voor PC’s zonder het programma Windows Media Player aanzienlijke gevolgen voor de activiteit van de betrokken softwareontwerpers kan hebben en dat hun belang bij de opschorting van de tenuitvoerlegging van de beschikking bijgevolg vaststaat. De in hun verzoekschrift uiteengezette omstandigheden rechtvaardigen de conclusie dat TeamSystem SpA en Mamut ASA toelating tot interventie in het kort geding aan de zijde van Microsoft moet worden verleend.

112    Gelet op het in het verzoekschrift tot interventie uiteengezette betoog kan daarentegen niet worden geconcludeerd, dat Digimpro Ltd een daadwerkelijk belang bij de afloop van het kort geding heeft aangetoond. Zoals blijkt uit haar verzoekschrift, is het voornaamste product van deze onderneming nog niet op de markt; de onderneming verklaart immers, zonder een specifiek tijdschema voor de introductie ervan te geven, dat dit product een programma „zal zijn” dat voor gebruikers interactie met opgeslagen audio-informatie mogelijk maakt en dat het „zal werken” als een accessoire bij het programma Windows Media Player.

113    Gelet op de in het verzoekschrift tot interventie verstrekte informatie moet ook het verzoek van CODA Group Holdings Ltd worden afgewezen. Het risico dat de ontkoppeling van het programma Windows Media Player van het Windows-besturingssysteem de goede werking van sommige van haar applicaties kan aantasten, volstaat niet om vast te stellen dat deze onderneming een belang heeft bij interventie, aangezien blijkens het verzoekschrift tot interventie die applicaties reeds aan haar afnemers worden geleverd op verschillende andere platforms dan het Windows-platform, zoals IBM AS/400 en Unix, en dat de producten die zij ontwerpt, niet rechtstreeks zijn gebaseerd op de code van het programma Windows Media Player in het Windows-besturingssysteem.

114    De interventieverzoeken van TeamSystem SpA en Mamut ASA moeten dan ook worden aanvaard, terwijl die van Digimpro Ltd en CODA Group Holdings Ltd moeten worden afgewezen.

 Het verzoek van DMDsecure.com e.a.

115    DMDsecure.com e.a., ondernemingen die werkzaam zijn op het gebied van media, entertainment en telecommunicatie, verzoeken om toelating tot interventie aan de zijde van Microsoft. DMDsecure.com BV verkoopt systemen, componenten en oplossingen voor de beveiliging van inhoud en digital rights management aan de serverzijde. MPS Broadband AB levert op basis van het Internet Protocol internationale breedband televisie-inhoud. Pace Micro Technology plc is hoofdzakelijk werkzaam op het gebied van de technologie voor digitale televisie via set-top boxen. Quantel Ltd levert computerhardwareproducten binnen de televisie‑ en filmsectoren. Tandberg Television Ltd tot slot verkoopt via een verscheidenheid aan netwerken live en op aanvraag videoproducten en –systemen.

116    Zij beweren een rechtstreeks en specifiek belang te hebben bij de opschorting van de tenuitvoerlegging van de beschikking, aangezien hun activiteiten rechtstreeks en in aanzienlijke mate zouden kunnen worden geraakt door de afloop van het kort geding en de hoofdzaak (beschikking Kruidvat/Commissie, aangehaald in punt 37 hierboven, punt 10). De aan Microsoft opgelegde verplichting om een versie van haar besturingssysteem zonder het programma Windows Media Player te ontwikkelen en aan te bieden, raakt verzoeksters voorzover hun producten gebruik maken van dat programma. Zij zouden derhalve worden verplicht hun producten zodanig aan te passen dat zij kunnen worden gebruikt met andere software. Een dergelijke aanpassing zou kostbaar en technisch ingewikkeld zijn en zou doorwerken op de diensten die in samenhang met de betrokken producten worden geleverd.

117    Terwijl Microsoft binnen de voorgeschreven termijn geen opmerkingen over het verzoek tot tussenkomst heeft ingediend, heeft de Commissie ernstige twijfels aan het belang van verzoeksters bij interventie geuit.

118    De Commissie is van mening dat verzoeksters er niet in zijn geslaagd aan te tonen dat zij een rechtstreeks, daadwerkelijk en zeker belang bij de afloop van het kort geding hebben. De argumenten van verzoeksters geven volgens haar blijk van hun natuurlijke neiging om één enkele technologie te steunen en maken duidelijk dat hun besluit om zich te baseren op het programma Windows Media Player voortkomt uit het feit dat zij weten dat dit programma aan het Windows-besturingssysteem is gekoppeld en dat het dus automatisch wordt aangeschaft door consumenten.

119    Anders dan verzoeksters stellen, dwingt de beschikking hen volgens de Commissie geenszins tot aanpassing van hun producten. Zij maakt het de consumenten enkel mogelijk te kiezen voor een versie van het besturingssysteem met of zonder het programma Windows Media Player, een keuze die verband houdt met de kwaliteiten van het aangeboden product en niet met het feit dat het aan het Windows-besturingssysteem is gekoppeld. De ondernemingen, met name zij die zich baseren op de alomtegenwoordigheid van het programma Windows Media Player, zouden zich dus moeten aanpassen aan de keuze van de consument en hun activiteiten dienovereenkomstig inrichten. Zij zouden zich nog altijd uitsluitend op het programma Windows Media Player kunnen baseren en consumenten vervolgens proberen te overreden om op grond van de kwaliteiten van hun producten en diensten te opteren voor de versie van het Windows-besturingssysteem waarin het programma Windows Media Player wel is opgenomen. Er is dus geen reden om aan te nemen dat verzoeksters als rechtstreeks gevolg van de beschikking kosten zullen maken of schade zullen lijden. Aangezien de kosten die zij mogelijk zullen moeten dragen, afhangen van besluiten die zij, andere ondernemingen en hun afnemers in de toekomst nemen, kan het belang van verzoeksters bij de afloop van het geding niet voldoende worden geacht (beschikking Atlantic Container Line e.a./Commissie, aangehaald in punt 107 hierboven, punt 14).

120    Verzoeksters toelaten tot interventie zou betekenen dat vrijwel alle softwareontwerpers ter wereld moeten worden toegelaten, gezien het feit dat verzoeksters behoren tot een heterogene groep ondernemingen.

121    Gelet op hetgeen zij in hun verzoek tot interventie hebben uiteengezet, is de kortgedingrechter van oordeel dat DMDsecure.com e.a. een rechtstreeks en daadwerkelijk belang hebben bij de opschorting van de tenuitvoerlegging van de beschikking, aangezien de door hen gebruikte technologieën momenteel zijn ontworpen om in belangrijke mate te werken met het platform van het Windows-besturingssysteem met het programma Windows Media Player. Indien de beschikking ten uitvoer wordt gelegd, bestaat er een risico dat hun activiteiten in aanzienlijke mate worden geraakt, niet alleen omdat zij zich daarom zullen moeten aanpassen aan die gewijzigde omstandigheden door de gebruikte technologieën aan te passen, maar ook omdat zij zullen worden gedwongen de kosten van die aanpassing in eerste instantie zelf te dragen.

122     DMDsecure.com e.a. moet daarom toelating tot interventie aan de zijde van Microsoft worden verleend.

 Het verzoek van IDE Nätverkskonsulterna e.a.

123    IDE Nätverkskonsulterna e.a. verzoeken om toelating tot interventie aan de zijde van Microsoft. Zij verlenen binnen de sector informatietechnologie diensten, zoals de installatie, integratie en migratie van gegevens en systemen, ondersteuning en outsourcing, het ontwerpen van internetsites en de ontwikkeling van software. Hun diensten zijn afhankelijk van de door Microsoft ontwikkelde technologie. De grondige kennis die verzoeksters hebben van de door Microsoft ontwikkelde producten, is erkend door Microsoft, die hen de titel „Microsoft Most Valuable Professionals” heeft toegekend. Alleen IDE Nätverkskonsulterna AB en Exor AB hebben die titel niet gekregen.

124    Op basis van de rechtspraak van het Hof (beschikking Hof van 24 oktober 1962, Confédération nationale des producteurs de fruits et légumes e.a./Raad, 16/62 en 17/62, Jurispr. blz. 977) zijn IDE Nätverkskonsulterna e.a. van mening dat zij een rechtstreeks en daadwerkelijk belang hebben bij de door Microsoft verzochte opschorting van de tenuitvoerlegging van artikel 4 en artikel 6, sub a, van de beschikking, aangezien de tenuitvoerlegging van de beschikking aanzienlijke gevolgen zou hebben voor hun juridische en/of economische situatie.

125    Volgens verzoeksters zullen de negatieve gevolgen van de corrigerende maatregel die bestaat in de ontkoppeling van het programma Windows Media Player en het Windows-besturingssysteem, variëren al naar gelang de activiteiten die zij ontplooien.

126    Ten eerste zijn sommige verzoeksters verantwoordelijk voor de installatie van besturingssystemen en applicatiesoftware op PC’s, integratiediensten voor, onder andere, verscheidene applicaties en ondersteuningsdiensten, zoals de levering van periodieke updates van programma’s. Het bestaan van twee versies van het Windows-besturingssysteem zou voor hen extra kosten meebrengen, verband houdend met de noodzaak om diensten aan te passen naar gelang van de versie van het Windows-besturingssysteem van de afnemer en ervoor te zorgen dat de versie zonder het programma Windows Media Player naar behoren werkt.

127    Ten tweede gebruiken de verzoeksters die internetsites ontwerpen, de door Microsoft ontwikkelde technologie. Om de audiovisuele inhoud van de internetsites die zij installeren, toegankelijk te maken voor diegenen die een computer zonder het programma Windows Media Player gebruiken, zullen verzoeksters ontwikkelings‑ en ondersteuningskosten moeten maken.

128    Ten derde zullen de verzoeksters die trainingen met betrekking tot producten van Microsoft verzorgen, hun trainingsprogramma’s moeten aanpassen aan het profiel van de gebruiker.

129    Tot slot levert een aantal verzoeksters softwareontwikkelingsdiensten, waarvoor zij gebruik maken van de mediafunctionaliteit van Windows Media Player. Vanwege de beschikking zullen hun activiteiten worden beperkt tot afnemers die hebben gekozen voor het Windows-besturingssysteem dat is voorzien van het programma Windows Media Player, of zullen deze activiteiten hen dwingen om de inhoud van hun producten aan te passen voor afnemers die deze keuze niet hebben gemaakt.

130    Microsoft heeft binnen de gestelde termijn geen opmerkingen ingediend over het interventieverzoek.

131    De Commissie heeft ernstige twijfels aan het belang van verzoeksters bij interventie geuit. Aangezien de argumenten van de Commissie overeenkomen met die welke zij heeft uiteengezet in antwoord op het verzoek van DMDsecure.com e.a., wordt verwezen naar de punten 118 tot en met 120 hierboven.

132    De kortgedingrechter is van oordeel dat het verzoek van IDE Nätverkskonsulterna AB niet kan worden aanvaard.

133    Wat deze onderneming betreft, zou de onmiddellijke tenuitvoerlegging van de beschikking haar inderdaad kunnen dwingen de door haar aan haar afnemers aangeboden diensten aan te passen, dat wil zeggen de adviserings‑ en outsourcingdiensten. De ontkoppeling van het programma Windows Media Player en het Windows-besturingssysteem zou dus voor haar kunnen betekenen, dat zij met deze ontwikkeling rekening moet houden en haar diensten dienovereenkomstig moet aanpassen. De aanpassing van de betrokken diensten kan echter niet worden gekwalificeerd als een rechtstreeks gevolg van de tenuitvoerlegging van de beschikking, maar is hoofdzakelijk afhankelijk van de door afnemers gemaakte keuze voor een Windows-besturingssysteem zonder het programma Windows Media Player en de vraag naar dienovereenkomstige diensten. Op grond van de in het verzoekschrift tot interventie verstrekte informatie kan het belang van deze onderneming dus niet worden beschouwd als rechtstreeks en daadwerkelijk in de zin van de hierboven aangehaalde rechtspraak.

134    Daarentegen moet de onderneming Exor toelating tot interventie aan de zijde van Microsoft worden verleend. Uit het verzoekschrift tot interventie blijkt dat Exor internetsites ontwerpt en op belangrijke schaal applicaties ontwikkelt, aangezien zich onder haar afnemers het grootste Zweedse personeelswervingsbureau na het arbeidsbureau van de Zweedse overheid bevindt, en dat de technologieën die zij gebruikt om die internetsites te ontwikkelen, momenteel zijn ontworpen om uitsluitend te werken met het platform van het Windows-besturingssysteem met het programma Windows Media Player. Indien de beschikking ten uitvoer wordt gelegd, bestaat er dus een risico dat hun activiteiten in aanzienlijke mate worden geraakt, niet alleen omdat zij zich daarom zal moeten aanpassen aan deze gewijzigde omstandigheden door de gebruikte technologieën aan te passen, maar ook omdat de onderneming zal worden gedwongen de kosten van die aanpassing in eerste instantie zelf te dragen. Haar rechtstreeks en daadwerkelijk belang moet dus worden geacht in dit stadium voldoende te zijn aangetoond.

135    Wat de overige verzoeksters betreft, kan hun belang bij de afloop van het kort geding op grond van de in het verzoekschrift verstrekte informatie niet worden geacht voldoende vast te staan.

136    Omdat de stellingen in het verzoekschrift tot interventie niet zijn bewezen, kan niet worden geconcludeerd dat de door deze verzoeksters ontplooide activiteiten in een voldoende aanzienlijke mate zouden worden geraakt in geval van afwijzing van het verzoek in kort geding. Wat meer in het bijzonder Rogerson, Tomicic, Valasek en Nati aangaat, wordt in hun verzoek in zijn geheel niet gespecificeerd welk deel van hun activiteiten betrekking heeft op de ontwikkeling van software.

137    Daaraan moet worden toegevoegd dat aanpassing van de computerondersteuningsdiensten (Rogerson, Setka en Tomicic), computertrainingsdiensten (Setka) en adviseringsdiensten (Tomicic) niet kan worden beschouwd als een rechtstreeks gevolg van de tenuitvoerlegging van de beschikking, maar als hoofdzakelijk af te hangen van de door afnemers gemaakte keuze voor een Windows-besturingssysteem zonder het programma Windows Media Player en de vraag naar dienovereenkomstige diensten (zie boven, punt 133).

138    Wat het gestelde belang van Rialdi betreft, dit kan niet worden beschouwd als rechtstreeks, aangezien afwijzing van het verzoek in kort geding hem waarschijnlijk enkel zal raken voorzover hij deelt in de winst van de onderneming waarvan hij directielid en vice-president van de divisie nieuwe technologie is.

139    Gelet op het voorgaande moet het interventieverzoek van IDE Nätverkskonsulterna e.a. worden aanvaard voorzover het Exor AB betreft, en afgewezen voor de andere verzoeksters.

 Het verzoek om vertrouwelijke behandeling

140    Microsoft heeft verzocht, de vertrouwelijke versie van de beschikking niet aan verzoeksters tot interventie bekend te maken.

141    Aangezien de interventies moeten worden toegestaan onder de in artikel 116, lid 2, van het Reglement voor de procesvoering van het Gerecht gestelde voorwaarden, moet de toezending van de aan partijen betekende processtukken in dit stadium worden beperkt tot de niet-vertrouwelijke versie die Microsoft heeft geproduceerd. Indien nodig zal in een later stadium worden beslist over de gegrondheid van het verzoek om vertrouwelijke behandeling, met inachtneming van de mogelijk dienaangaande ingediende bezwaren.

DE PRESIDENT VAN HET GERECHT

beschikt:

1)      Computer & Communications Industry Association wordt toegelaten tot interventie in zaak T‑201/04 R aan de zijde van verweerster.

2)      Software & Information Industry Association wordt toegelaten tot interventie in zaak T‑201/04 R aan de zijde van verweerster.

3)      The Computing Technology Industry Association Inc. wordt toegelaten tot interventie in zaak T‑201/04 R aan de zijde van verzoekster.

4)      The Association for Competitive Technology wordt toegelaten tot interventie in zaak T‑201/04 R aan de zijde van verzoekster.

5)      Novell Inc. wordt toegelaten tot interventie in zaak T‑201/04 R aan de zijde van verweerster.

6)      RealNetworks Inc. wordt toegelaten tot interventie in zaak T‑201/04 R aan de zijde van verweerster.

7)      TeamSystem SpA en Mamut ASA worden toegelaten tot interventie in zaak T‑201/04 R aan de zijde van verzoekster.

8)      Het verzoek van Digimpro Ltd en CODA Group Holdings Ltd tot interventie in zaak T‑201/04 R aan de zijde van verzoekster wordt afgewezen.

9)      DMDsecure.com BV, MPS Broadband AB, Pace Micro Technology plc, Quantel Ltd en Tandberg Television Ltd worden toegelaten tot interventie in zaak T‑201/04 R aan de zijde van verzoekster.

10)    Het verzoek van IDE Nätverkskonsulterna AB, Rogerson, Setka, Tomicic, Valasek, Rialdi en Nati tot interventie in zaak T‑201/04 R aan de zijde van verzoekster wordt afgewezen.

11)    Exor AB wordt toegelaten tot interventie in zaak T‑201/04 R aan de zijde van verzoekster.

12)    De griffier zal interveniënten de niet-vertrouwelijke versie van de processtukken toezenden.

13)    Er wordt een termijn gesteld voor de indiening van opmerkingen door interveniënten over het verzoek om vertrouwelijke behandeling. De beslissing over de gegrondheid van dit verzoek wordt aangehouden.

14)    Er wordt een termijn gesteld voor de indiening van een memorie in interventie door interveniënten, onverminderd de mogelijkheid om deze later, na een beslissing over de gegrondheid van het verzoek om vertrouwelijke behandeling, zonodig aan te vullen.

Luxemburg, 26 juli 2004.

De griffier

 

       De president

H. Jung

 

      B. Vesterdorf


* Procestaal: Engels.