Language of document : ECLI:EU:F:2009:24

ARREST VAN HET GERECHT VOOR AMBTENARENZAKEN

(Tweede kamer)

12 maart 2009

Zaak F‑24/07

Virginie Lafleur Tighe

tegen

Commissie van de Europese Gemeenschappen

„Openbare dienst – Arbeidscontractanten – Aanwerving – Indeling in rang – Voormalige individuele deskundigen – Beroepservaring – Diploma – Certificaat van gelijkwaardigheid – Ontvankelijkheid – Nieuw en belangrijk feit”

Betreft: Beroep, ingesteld krachtens artikel 236 EG en artikel 152 EA en strekkende tot, kort samengevat, nietigverklaring van het besluit van het tot het sluiten van overeenkomsten bevoegd gezag om verzoekster in te delen in de rang 13, salaristrap 1, zoals dit besluit volgt uit de op 22 december 2005 ondertekende aanstellingsovereenkomst.

Beslissing: Het beroep wordt verworpen. Elke partij zal haar eigen kosten dragen.

Samenvatting

Ambtenaren – Beroep – Voorafgaande administratieve klacht – Termijnen – Regels van openbare orde – Verval van recht – Heropening – Voorwaarde

(Ambtenarenstatuut, art. 90 en 91)

De overeenkomst tussen een functionaris en een instelling sorteert gevolgen vanaf de ondertekening ervan en kan derhalve vanaf dat moment bezwarend zijn voor de functionaris, voor zover alle elementen van de overeenkomst zijn bepaald.

Aangezien de termijnen van de artikelen 90 en 91 van het Statuut dienen om de zekerheid van de rechtssituaties te waarborgen, zijn zij van openbare orde en dienen partijen en de rechter zich eraan te houden. Alleen het bestaan van nieuwe en wezenlijke feiten kan een rechtvaardiging opleveren voor een verzoek om herziening van een niet binnen de termijnen van de artikelen 90 en 91 van het Statuut betwist besluit, zoals een indelingsbesluit van een functionaris. Om een feit als „nieuw” te kunnen aanmerken moet noch de verzoeker noch de administratie van dat feit op de hoogte zijn geweest of kunnen zijn geweest op het moment waarop het eerdere, definitief geworden besluit is genomen. Om als „belangrijk” te kunnen worden aangemerkt, moet het feit wezenlijke wijziging kunnen brengen in de situatie van de verzoeker waarvan was uitgegaan in het oorspronkelijke verzoek waarop het eerdere, definitief geworden besluit is genomen.

(cf. punten 53 en 55‑57)

Referentie:

Hof: 26 september 1985, Valentini/Commissie, 231/84, Jurispr. blz. 3027, punt 14

Gerecht van eerste aanleg: 11 juli 1997, Chauvin/Commissie, T‑16/97, JurAmbt. blz. I‑A‑237 en II‑681, punt 32; 7 februari 2001, Inpesca/Commissie, T‑186/98, Jurispr. blz. II‑557, punten 50 en 51; 11 juli 2002, Martínez Páramo e.a./Commissie, T‑137/99 en T‑18/00, JurAmbt. blz. I‑A‑119 en II‑639, punt 56; 14 februari 2005, Ravailhe/Comité van de Regio’s, T‑406/03, JurAmbt. blz. I‑A‑19 en II‑79, punt 57

Gerecht voor ambtenarenzaken: 19 februari 2008, R/Commissie, F‑49/07, JurAmbt. blz. I‑A‑1‑0000 en II‑A‑1‑0000, punt 79, waartegen hogere voorziening is ingesteld bij het Gerecht van eerste aanleg, zaak T‑156/08 P; 10 juli 2008, Maniscalco/Commissie, F‑141/07, JurAmbt. blz. I‑A‑1‑0000 en II‑A‑1‑0000, punt 25