Language of document : ECLI:EU:F:2013:4

ARREST VAN HET GERECHT VOOR AMBTENARENZAKEN
VAN DE EUROPESE UNIE

(Tweede kamer)

23 januari 2013

Zaak F‑24/11

Nicolas Katrakasas

tegen

Europese Commissie

„Openbare dienst – Interne vergelijkende onderzoeken COM/INT/OLAF/09/AD 8 en COM/INT/OLAF/09/AD 10 – Fraudebestrijding – Nieuw onderzoek van besluit tot toelating tot mondeling examen – Nieuw onderzoek van besluit tot niet-plaatsing op reservelijst – Exceptie van onwettigheid van aankondiging van vergelijkend onderzoek – Voorwaarden inzake diploma’s en beroepservaring – Regel van anonimiteit – Schending van artikel 31 van het Statuut – Misbruik van bevoegdheid – Onderwerp van schriftelijk examen dat categorie van kandidaten bevoordeelt – Gedraging van jurylid tijdens mondeling examen”

Betreft:      Beroep, ingesteld krachtens artikel 270 VWEU, van toepassing op het EGA-Verdrag op grond van artikel 106 bis ervan, waarmee Katrakasas in wezen verzoekt om nietigverklaring van het besluit van de jury van intern vergelijkend onderzoek COM/INT/OLAF/09/AD 8 van 11 mei 2010, houdende bevestiging, na hernieuwd onderzoek, van haar besluit van 9 maart 2010 om hem niet op de reservelijst te plaatsen.

Beslissing: Het beroep wordt verworpen. Verzoeker draagt zijn eigen kosten en wordt verwezen in de kosten van de Commissie.

Samenvatting

1.      Beroepen van ambtenaren – Beroep tegen besluit tot niet-plaatsing op reservelijst van vergelijkend onderzoek – Mogelijkheid om met beroep op onregelmatigheid van aankondiging van vergelijkend onderzoek op te komen tegen niet-plaatsing – Voorwaarden

(Ambtenarenstatuut, art. 91)

2.      Ambtenaren – Vergelijkend onderzoek – Vergelijkend onderzoek op grondslag van schriftelijke bewijsstukken en examens – Toelatingsvoorwaarden – Bepaling door aankondiging van vergelijkend onderzoek – Beoordeling door jury van beroepservaring van kandidaten – Rechterlijke toetsing – Grenzen

(Ambtenarenstatuut, bijlage III, art. 2 en 5)

3.      Ambtenaren – Vergelijkend onderzoek – Vergelijkend onderzoek op grondslag van schriftelijke bewijsstukken en examens – Toepassing van beoordelingscriteria en van criteria voor weging daarvan – Beoordelingsbevoegdheid van jury

(Ambtenarenstatuut, bijlage III)

4.      Ambtenaren – Vergelijkend onderzoek – Vergelijkend onderzoek op grondslag van schriftelijke bewijsstukken en examens – Beoordeling van geschiktheid van kandidaten – Beoordelingsbevoegdheid van jury – Rechterlijke toetsing – Grenzen

(Ambtenarenstatuut, bijlage III)

1.      In het kader van een aanwervingsprocedure kan de verzoeker, wanneer hij beroep instelt tegen latere handelingen, zoals een besluit tot niet-plaatsing op de reservelijst van een vergelijkend onderzoek, een beroep doen op de onregelmatigheid van eerdere handelingen die er nauw mee samenhangen. Zo kan het Gerecht, gelet op de samenhang van de verschillende handelingen waaruit de aanwervingsprocedure bestaat, onderzoeken of een voorbereidende handeling, zoals de aankondiging van vergelijkend onderzoek, die nauw verband houdt met het bestreden besluit, onwettig is.

Meer bepaald moet het beroep, wanneer het middel ontleend aan de onregelmatigheid van de aankondiging van het vergelijkend onderzoek, waartegen niet tijdig is opgekomen, de motivering van het bestreden individuele besluit betreft, ontvankelijk worden verklaard. Een kandidaat bij een vergelijkend onderzoek kan immers niet het recht worden ontzegd het jegens hem, met toepassing van de voorwaarden van de aankondiging van dat onderzoek genomen individuele besluit op alle punten ervan aan te vechten, daaronder begrepen de punten die in die aankondiging zijn omschreven. Enkel door dat toepassingsbesluit wordt immers zijn rechtspositie geïndividualiseerd en verkrijgt hij zekerheid over de vraag, hoe en in hoeverre zijn bijzondere belangen zijn aangetast.

Bij het ontbreken van een nauwe samenhang tussen de motivering zelf van het bestreden besluit en het middel ontleend aan de onregelmatigheid van de aankondiging van vergelijkend onderzoek waartegen niet tijdig is opgekomen, moet dit middel echter niet-ontvankelijk worden verklaard krachtens de bepalingen inzake de beroepstermijnen, die van openbare orde zijn en waarvan in een dergelijke situatie niet kan worden afgeweken zonder het rechtszekerheidsbeginsel geweld aan te doen.

(cf. punten 68, 70 en 71)

Referentie:

Hof: 11 maart 1986, Adams e.a./Commissie, 294/84, punt 17

Gerecht van eerste aanleg: 15 februari 2005, Pyres/Commissie, T‑256/01, punt 16; 31 januari 2006, Giulietti/Commissie, T‑293/03, punten 39, 41 en 42 en aldaar aangehaalde rechtspraak

2.      De jury van een vergelijkend onderzoek dient van geval tot geval te onderzoeken of de door de kandidaat aannemelijk gemaakte beroepservaring voldoet aan de in de aankondiging van vergelijkend onderzoek gestelde eisen. Zij beschikt ter zake over een discretionaire bevoegdheid, in het kader van de statutaire bepalingen betreffende vergelijkende onderzoeken, zowel met betrekking tot de aard en de duur van de vroegere beroepservaring van de kandidaten als met betrekking tot het nauwe of minder nauwe verband van die beroepservaring met de eisen van het ambt waarin moet worden voorzien. Bij zijn wettigheidstoetsing moet het Gerecht voor ambtenarenzaken zich dus ertoe beperken, te onderzoeken of bij de uitoefening van die bevoegdheid geen kennelijke fout is gemaakt.

(cf. punt 124)

Referentie:

Gerecht voor ambtenarenzaken: 1 juli 2010, Časta/Commissie, F‑40/09, punt 58 en aldaar aangehaalde rechtspraak; 23 oktober 2012, Eklund/Commissie, F‑57/11, punt 50 en aldaar aangehaalde rechtspraak

3.      De jury van een vergelijkend onderzoek beschikt bij de uitvoering van haar werkzaamheden over een ruime beoordelingsbevoegdheid. Wanneer de aankondiging van vergelijkend onderzoek geen beoordelingscriteria bevat of wanneer die aankondiging wel beoordelingscriteria bevat, maar niet vermeldt hoe die criteria worden gewogen, staat het haar dus vrij om die criteria en die wijze van weging te bepalen.

(cf. punt 136)

Referentie:

Gerecht voor ambtenarenzaken: 8 juli 2010, Wybranowski/Commissie, F‑17/08, punt 32 en aldaar aangehaalde rechtspraak

4.      De beoordeling van de jury van een vergelijkend onderzoek van de kennis en de geschiktheid van de kandidaten is vergelijkend van aard. Deze beoordeling, alsook de besluiten van de jury houdende vaststelling dat een kandidaat niet voor een examen is geslaagd, vormen een waardeoordeel over de prestatie van de kandidaat bij het examen, vallen binnen de ruime beoordelingsbevoegdheid van de jury en kunnen door de Unierechter alleen worden getoetst bij schending van de regels die de jurywerkzaamheden beheersen. Hieruit volgt dat wanneer de verzoeker zich in het kader van een beroep tot nietigverklaring van het besluit van een jury van een vergelijkend onderzoek om hem niet voor de voorselectie te laten slagen, niet beroept op schending van de regels die de werkzaamheden van de jury beheersen of het bewijs van een dergelijke schending levert, de beoordeling van de jury dus buiten de controle van de Unierechter valt.

(cf. punten 148, 161 en 184)

Referentie:

Gerecht van eerste aanleg: 1 december 1994, Michaël-Chiou/Commissie, T‑46/93, punt 49; 23 januari 2003, Angioli/Commissie, T‑53/00, punt 91 en aldaar aangehaalde rechtspraak; 12 maart 2008, Giannini/Commissie, T‑100/04, punt 276 en aldaar aangehaalde rechtspraak