Language of document : ECLI:EU:C:2012:259

ARREST VAN HET HOF (Grote kamer)

2 mei 2012 (*)

„Intellectuele eigendom — Richtlijn 91/250/EEG — Rechtsbescherming van computerprogramma’s — Artikelen 1, lid 2, en 5, lid 3 — Omvang van bescherming — Rechtstreekse creatie of creatie via ander procedé — Door auteursrecht beschermd computerprogramma — Kopiëren van functies in tweede programma, zonder toegang tot broncode van eerste programma — Decompilatie van doelcode van eerste computerprogramma — Richtlijn 2001/29/EG — Auteursrecht en naburige rechten in informatiemaatschappij — Artikel 2, sub a — Gebruikshandleiding van computerprogramma — Reproductie in ander computerprogramma — Schending van auteursrecht — Voorwaarde — Uitdrukking van eigen intellectuele schepping van auteur van gebruikshandleiding”

In zaak C‑406/10,

betreffende een verzoek om een prejudiciële beslissing krachtens artikel 267 VWEU, ingediend door de High Court of Justice of England and Wales, Chancery Division, (Verenigd Koninkrijk) bij beslissing van 2 augustus 2010, ingekomen bij het Hof op 11 augustus 2010, in de procedure

SAS Institute Inc,

tegen

World Programming Ltd,

wijst

HET HOF (Grote kamer),

samengesteld als volgt: V. Skouris, president, A. Tizzano, J. N. Cunha Rodrigues, K. Lenaerts, J.‑C. Bonichot, A. Prechal, kamerpresidenten, R. Silva de Lapuerta, K. Schiemann, G. Arestis (rapporteur), A. Ó Caoimh, L. Bay Larsen, M. Berger en E. Jarašiūnas, rechters,

advocaat-generaal: Y. Bot,

griffier: L. Hewlett, hoofdadministrateur,

gezien de stukken en na de terechtzitting op 21 september 2011,

gelet op de opmerkingen van:

–        SAS Institute Inc., vertegenwoordigd door H. J. Carr, QC, M. Hicks en J. Irvine, barristers,

–        World Programming Ltd, vertegenwoordigd door M. Howe, QC, R. Onslow en I. Jamal, barristers, gemandateerd door A. Carter-Silk, solicitor,

–        de Spaanse regering, vertegenwoordigd door N. Díaz Abad als gemachtigde,

–        de Finse regering, vertegenwoordigd door H. Leppo als gemachtigde,

–        de regering van het Verenigd Koninkrijk, vertegenwoordigd door L. Seeboruth en C. Murrell als gemachtigden, bijgestaan door S. Malynicz, barrister,

–        de Europese Commissie, vertegenwoordigd door J. Samnadda als gemachtigde,

gehoord de conclusie van de advocaat-generaal ter terechtzitting van 29 november 2011,

het navolgende

Arrest

1        Het verzoek om een prejudiciële beslissing betreft de uitlegging van de artikelen 1, lid 2, en 5, lid 3, van richtlijn 91/250/EEG van de Raad van 14 mei 1991 betreffende de rechtsbescherming van computerprogramma’s (PB L 122, blz. 42), en van artikel 2, sub a, van richtlijn 2001/29/EG van het Europees Parlement en de Raad van 22 mei 2001 betreffende de harmonisatie van bepaalde aspecten van het auteursrecht en de naburige rechten in de informatiemaatschappij (PB L 167, blz. 10).

2        Dit verzoek is ingediend in het kader van een geding tussen SAS Institute Inc. (hierna: „SAS Institute”) en World Programming Ltd (hierna: „WPL”) inzake een inbreukvordering die SAS Institute heeft ingesteld op grond van schending van de auteursrechten op computerprogramma’s en op de handleidingen betreffende haar databankinformaticasysteem.

 Rechtskader

 Internationale regeling

3        Artikel 2, lid 1, van de op 9 september 1886 te Bern ondertekende Conventie voor de bescherming van werken van letterkunde en kunst (Akte van Parijs van 24 juli 1971), zoals gewijzigd op 28 september 1979 (hierna: „Berner Conventie”), bepaalt:

„De term ,werken van letterkunde en kunst’ omvat alle voortbrengselen op het gebied van letterkunde [...], welke ook de wijze of de vorm van uitdrukking zij [...].”

4        Artikel 9 van de Overeenkomst inzake de handelsaspecten van de intellectuele eigendom (hierna: „TRIPs”), die is opgenomen in bijlage 1 C bij de Overeenkomst van Marrakesh houdende oprichting van de Wereldhandelsorganisatie, welke overeenkomst is goedgekeurd bij besluit 94/800/EG van de Raad van 22 december 1994 betreffende de sluiting, namens de Europese Gemeenschap voor wat betreft de onder haar bevoegdheid vallende aangelegenheden, van de uit de multilaterale handelsbesprekingen in het kader van de Uruguayronde (1986‑1994) voortvloeiende overeenkomsten (PB L 336, blz. 1), luidt als volgt:

„1.       De leden leven de artikelen 1 tot en met 21 van en het aanhangsel bij de Berner Conventie [...] na. [...]

2.       De bescherming van het auteursrecht strekt zich uit tot uitdrukkingsvormen en niet tot denkbeelden, procedures, werkwijzen of mathematische concepten als zodanig.”

5        Artikel 10, lid 1, van de TRIPs bepaalt:

„Computerprogramma’s, in bron- dan wel doelcode, worden beschermd als letterkundige werken krachtens de Berner Conventie [...].”

6        Artikel 2 van het verdrag van de Wereldorganisatie voor de intellectuele eigendom (WIPO) inzake het auteursrecht, dat op 20 december 1996 te Genève is gesloten en dat met betrekking tot de Europese Unie in werking is getreden op 14 maart 2010 (PB L 32, blz. 1), preciseert:

„De bescherming van het auteursrecht strekt zich uit tot uitingen en niet tot ideeën, procedures, werkwijzen of wiskundige concepten als zodanig.”

7        Artikel 4 van dit verdrag bepaalt:

„Computerprogramma’s worden beschermd als werken van letterkunde in de zin van artikel 2 van de Berner Conventie. Deze bescherming is van toepassing op computerprogramma’s, ongeacht de uitdrukkingswijze of -vorm daarvan.”

 Unieregeling

 Richtlijn 91/250

8        De derde, zevende, achtste, veertiende, vijftiende, zeventiende, achttiende, eenentwintigste en drieëntwintigste overweging van de considerans van richtlijn 91/250 luiden respectievelijk als volgt:

„(3)       Overwegende dat computerprogramma’s in een groot aantal sectoren van het bedrijfsleven een steeds belangrijkere rol spelen; dat de technologie voor computerprogramma’s dan ook als van fundamenteel belang voor de industriële ontwikkeling van de Gemeenschap kan worden beschouwd;

[...]

(7)      Overwegende dat met het oog op deze richtlijn de term ‚computerprogramma’ alle programma’s in gelijk welke vorm moet omvatten, met inbegrip van programma’s die in de apparatuur zijn ingebouwd; dat deze term eveneens het desbetreffende voorbereidende ontwerpmateriaal moet omvatten dat tot het vervaardigen van een programma leidt, op voorwaarde dat dit voorbereidende materiaal van dien aard is dat het later tot zulk een programma kan leiden;

(8)       Overwegende dat bij de vaststelling of een computerprogramma een oorspronkelijk werk is geen criteria mogen worden toegepast met betrekking tot de kwalitatieve of esthetische waarde van het programma;

[...]

(14)       Overwegende dat ideeën en beginselen overeenkomstig [het] principe [dat alleen de uitdrukkingswijze van een computerprogramma door het auteursrecht wordt beschermd], niet uit hoofde van deze richtlijn worden beschermd, in zoverre logica, algoritmen en programmeertalen uit deze ideeën en beginselen zijn opgebouwd;

(15)       Overwegende dat de uitdrukking van die ideeën en beginselen overeenkomstig de wetgeving en de rechtspraak van de lidstaten en de internationale auteursrechtconventies door het auteursrecht moet worden beschermd;

[...]

(17)       Overwegende dat op de exclusieve rechten van de auteur om de ongeoorloofde reproductie van zijn werk te verhinderen een beperkte uitzondering moet worden gemaakt in het geval van een computerprogramma, teneinde de reproductie toe te laten die technisch noodzakelijk is voor het gebruik van dat programma door de rechtmatige verkrijger; dat dit betekent dat het laden of in beeld brengen, dat noodzakelijk is voor het gebruik van een rechtmatig verkregen kopie van een programma, alsmede het corrigeren van fouten, niet bij overeenkomst mag worden verboden; dat, bij gebreke van uitdrukkelijke contractuele bepalingen, ook wanneer een kopie van het programma verkocht is, elke andere handeling die nodig is voor het gebruik van de kopie van een programma, door een rechtmatig verkrijgen van die kopie kan worden verricht overeenkomstig het ermee beoogde doel;

(18)       Overwegende dat een persoon die het recht heeft een computerprogramma te gebruiken niet mag worden belet om de handelingen te verrichten die noodzakelijk zijn om de werking van het programma waar te nemen, te bestuderen of te testen, voor zover die handelingen het auteursrecht in dat programma niet schenden;

[...]

(21)       Overwegende dat alleen in deze zeldzame gevallen de uitvoering van de handelingen van reproductie en vertaling door of voor een persoon die het recht heeft een kopie van het programma te gebruiken als rechtmatig moet worden beschouwd en in overeenstemming met normale praktijken, en daarom moet worden geacht geen toestemming van de rechthebbende te vereisen;

[...]

(23)       Overwegende dat van die uitzondering op de exclusieve rechten van de auteur geen gebruik mag worden gemaakt op een wijze die de gerechtvaardigde belangen van de rechthebbende in gevaar brengt of die tegen een normaal gebruik van het programma indruist.”

9        Artikel 1 van richtlijn 91/250, met als opschrift „Voorwerp van de bescherming”, luidt als volgt:

„1.       Overeenkomstig deze richtlijn worden computerprogramma’s door de lidstaten auteursrechtelijk beschermd als werken van letterkunde in de zin van de Berner Conventie voor de bescherming van werken van letterkunde en kunst. De term ‚computerprogramma’ in de zin van deze richtlijn omvat ook het voorbereidend materiaal.

2.       De bescherming overeenkomstig deze richtlijn wordt verleend aan de uitdrukkingswijze, in welke vorm dan ook, van een computerprogramma. De ideeën en beginselen die aan enig element van een computerprogramma ten grondslag liggen, met inbegrip van de ideeën en beginselen die aan de interfaces daarvan ten grondslag liggen, worden niet krachtens deze richtlijn auteursrechtelijk beschermd.

3.       Een computerprogramma wordt beschermd wanneer het in die zin oorspronkelijk is, dat het een eigen schepping van de maker is. Om te bepalen of het programma voor bescherming in aanmerking komt mogen geen andere criteria worden aangelegd.”

10      Artikel 4, sub a en b van deze richtlijn, getiteld „Handelingen waarvoor toestemming vereist is”, bepaalt:

„Onverminderd de artikelen 5 en 6 omvatten de exclusieve rechten van de rechthebbende in de zin van artikel 2 het recht de volgende handelingen te verrichten of het verrichten daarvan toe te staan:

a)       de permanente of tijdelijke reproductie voor een deel of het geheel van een computerprogramma, ongeacht op welke wijze en in welke vorm. Voor zover voor het laden of in beeld brengen, of de uitvoering, transmissie of opslag van een computerprogramma deze reproductie van het programma noodzakelijk is, is voor deze handelingen toestemming van de rechthebbende vereist;

b)       het vertalen, bewerken, arrangeren of anderszins veranderen van een programma, en de reproductie van het resultaat daarvan, onverminderd de rechten van degene die het programma verandert.”

11      Artikel 5 van richtlijn 91/250, dat de uitzonderingen bevat op de handelingen waarvoor toestemming nodig is, bepaalt:

„1.       Tenzij bij overeenkomst uitdrukkelijk anders bepaald is, is voor de in artikel 4, sub a en b, genoemde handelingen geen toestemming van de rechthebbende vereist wanneer deze handelingen voor de rechtmatige verkrijger noodzakelijk zijn om het computerprogramma te kunnen gebruiken voor het beoogde doel, onder meer om fouten te verbeteren.

[...]

3.       De rechtmatige gebruiker van een kopie van een programma is gemachtigd om zonder toestemming van de rechthebbende de werking van het programma te observeren, te bestuderen en uit te testen, teneinde vast te stellen welke ideeën en beginselen aan een element van het programma ten grondslag liggen, indien hij dit doet bij het rechtmatig laden of in beeld brengen, de uitvoering, transmissie of opslag van het programma.”

12      Artikel 6 van deze richtlijn, betreffende de decompilatie, preciseert:

„1.       Er is geen toestemming van de rechthebbende vereist indien de reproductie van de code en de vertaling van de codevorm in de zin van artikel 4, sub a en b, onmisbaar zijn om de informatie te verkrijgen die nodig is om de compatibiliteit van een onafhankelijk gecreëerd computerprogramma met andere programma’s tot stand te brengen, op voorwaarde dat:

a)       deze handelingen worden verricht door de licentiehouder of door een ander die het recht heeft om een kopie van het programma te gebruiken, of voor hun rekening door een daartoe gemachtigde persoon;

b)       de gegevens die nodig zijn om de compatibiliteit tot stand te brengen nog niet eerder snel en gemakkelijk beschikbaar zijn gesteld voor de sub a bedoelde personen;

en

c)       deze handelingen beperkt blijven tot die onderdelen van het oorspronkelijke programma die voor het tot stand brengen van compatibiliteit noodzakelijk zijn.

2.       Het bepaalde in lid 1 biedt niet de mogelijkheid dat de op grond daarvan verkregen informatie:

a)       voor een ander doel dan het tot stand brengen van de compatibiliteit van het onafhankelijk gecreëerde programma wordt gebruikt;

b)       aan derden wordt meegedeeld, tenzij dat noodzakelijk is met het oog op de compatibiliteit van het onafhankelijk gecreëerde programma;

of

c)       wordt gebruikt voor de ontwikkeling, productie of het in de handel brengen van een qua uitdrukkingswijze in grote lijnen gelijk programma, of voor andere handelingen waarmee inbreuk op het auteursrecht wordt gemaakt.

3.       In overeenstemming met de bepalingen van de Berner Conventie voor de bescherming van werken van letterkunde en kunst, mag dit artikel niet zodanig uitgelegd worden dat de toepassing ervan ongerechtvaardigd nadeel voor de rechtmatige belangen van de rechthebbende oplevert of het normale gebruik van het computerprogramma belemmert.”

13      Overeenkomstig artikel 9 van richtlijn 91/250 laat deze richtlijn andere wettelijke bepalingen zoals die betreffende octrooien, merken, oneerlijke mededinging, bedrijfsgeheim, het overeenkomstenrecht en de bescherming van halfgeleiderproducten, onverlet. Elk contractueel beding dat strijdig is met artikel 6 of met de in artikel 5, leden 2 en 3, van deze richtlijn bedoelde uitzonderingen, is nietig.

 Richtlijn 2001/29

14      Luidens punt 20 van de considerans van richtlijn 2001/29 is deze richtlijn gebaseerd op beginselen en voorschriften die reeds zijn vastgelegd in de ter zake geldende richtlijnen, met name richtlijn 91/250. Deze richtlijn ontwikkelt die beginselen en voorschriften verder en integreert ze in het perspectief van de informatiemaatschappij.

15      Artikel 1 van richtlijn 2001/29 bepaalt:

„1.      Deze richtlijn heeft betrekking op de rechtsbescherming van het auteursrecht en de naburige rechten in het kader van de interne markt, met bijzondere klemtoon op de informatiemaatschappij.

2.      Behoudens de in artikel 11 bedoelde gevallen, doet deze richtlijn geen afbreuk aan en raakt zij op generlei wijze aan de bestaande bepalingen van de Gemeenschap betreffende:

a)      de rechtsbescherming van computerprogramma’s;

[...]”

16      Artikel 2, sub a, van richtlijn 2001/29 preciseert:

„De lidstaten voorzien ten behoeve van:

a)      auteurs, met betrekking tot hun werken,

[...]

in het uitsluitende recht, de directe of indirecte, tijdelijke of duurzame, volledige of gedeeltelijke reproductie van dit materiaal, met welke middelen en in welke vorm ook, toe te staan of te verbieden.”

 Nationale regeling

17      De richtlijnen 91/250 en 2001/29 zijn in de nationale rechtsorde omgezet bij de wet van 1988 inzake auteursrecht, tekeningen, modellen en octrooien (Copyright, Designs and Patents Act 1988), zoals gewijzigd bij het besluit van 1992 inzake het auteursrecht (computerprogramma’s) [Copyright (Computer Programs) Regulations 1992], en door het besluit van 2003 inzake het auteursrecht en de naburige rechten (Copyright and Related Rights Regulations 2003) (hierna: „wet van 1988”).

18      Section 1, lid 1, sub a, van de wet van 1988 bepaalt dat het auteursrecht een eigendomsrecht is op originele letterkundige, toneel-, muziek- of kunstwerken. Krachtens section 3, lid 1, sub a tot en met d, van deze wet wordt onder „letterkundig werk” verstaan elk geschreven, gesproken of gezongen werk dat geen toneel- of muziekwerk is, met name een tabel of verzameling die geen databank is, een computerprogramma, voorbereidend materiaal voor een computerprogramma, en een databank.

19      Section 16, lid 1, sub a, van genoemde wet bepaalt dat de rechthebbende van het auteursrecht op een werk het exclusieve recht heeft om het werk te verveelvoudigen.

20      Krachtens section 16, lid 3, sub a en b, van de wet van 1988 gelden beperkingen die het auteursrecht meebrengt voor het verrichten van handelingen betreffende een werk, voor het werk in zijn geheel of enig substantieel deel ervan, zowel direct als indirect.

21      Volgens section 17, lid 2, van genoemde wet betekent het kopiëren van letterkundige, toneel-, muziek- of kunstwerken het reproduceren van het werk in enigerlei materiële vorm, daaronder begrepen de elektronische opslag van het werk op elk medium.

22      Section 50BA, lid 1, van de wet van 1988 bepaalt dat het auteursrecht niet wordt geschonden wanneer een rechtmatige gebruiker van een kopie van een computerprogramma de werking van het programma observeert, bestudeert en uittest teneinde vast te stellen welke ideeën en beginselen aan een element van het programma ten grondslag liggen, indien hij dit doet bij het rechtmatig laden of in beeld brengen, de uitvoering, transmissie of opslag van het programma. Section 50BA, lid 2, van deze wet preciseert dat indien een handeling krachtens lid 1 is toegestaan, het niet relevant is of een beding of voorwaarde in een overeenkomst ertoe strekt de betrokken handeling te verbieden of te beperken.

 Hoofdgeding en prejudiciële vragen

23      SAS Institute is een onderneming die analytische software ontwikkelt. Zij heeft over een periode van 35 jaar een geïntegreerde reeks programma’s ontwikkeld die het gebruikers mogelijk maakt een grote verscheidenheid aan taken te verrichten op het gebied van de verwerking en analyse van gegevens, onder meer statistische analyse (hierna: „SAS-systeem”). Het kernonderdeel van het SAS-systeem is het zogenoemde „Base SAS”, waarmee gebruikers hun eigen toepassingsprogramma’s kunnen schrijven en uitvoeren om het SAS-systeem aan te passen met het oog op de bewerking van hun gegevens („scripts”). Deze scripts worden geschreven in een programmeertaal (SAS Language) die eigen is aan het SAS-systeem (hierna: „programmeertaal SAS”).

24      WPL was van mening dat er een potentiële markt bestond voor vervangingssoftware waarmee in de programmeertaal SAS geschreven toepassingsprogramma’s zouden kunnen worden uitgevoerd. Derhalve heeft WPL het „World Programming System” ontwikkeld, dat is ontworpen om de functionaliteit van de SAS-componenten zo goed mogelijk te emuleren zodat, enkele weinig belangrijke uitzonderingen daargelaten, dezelfde invoer in dezelfde uitvoer resulteert. Aldus kunnen de gebruikers van het SAS-systeem onder het „World Programming System” de scripts doen draaien die zij hebben ontwikkeld om met het SAS-systeem te worden gebruikt.

25      De High Court of Justice of England and Wales, Chancery Division, onderstreept dat niet is vastgesteld dat WPL daartoe toegang tot de broncode van SAS-componenten heeft gehad dan wel enig deel van de tekst van deze code of enig deel van het structurele ontwerp van deze code heeft gekopieerd.

26      De verwijzende rechter merkt tevens op dat twee andere rechterlijke instanties in het kader van eerdere geschillen hebben beslist dat er geen sprake is van een inbreuk op het auteursrecht op de broncode van een computerprogramma wanneer een concurrent van de auteursrechthebbende de werking van een programma bestudeert en vervolgens zijn eigen programma schrijft om de functionaliteit van dat programma te emuleren.

27      SAS Institute betwist deze benadering en heeft beroep ingesteld bij de verwijzende rechter. Zij stelt hoofdzakelijk dat:

–        WPL bij de ontwikkeling van het „World Programming System” de door SAS Institute gepubliceerde handleidingen voor het SAS-systeem heeft gekopieerd en aldus inbreuk heeft gemaakt op haar auteursrecht op deze handleidingen;

–        WPL daardoor indirect de programma’s die de SAS-componenten omvatten, heeft gekopieerd en aldus inbreuk heeft gemaakt op het auteursrecht op deze onderdelen;

–        WPL een versie van het SAS-systeem, genaamd de „Learning Edition”, heeft gebruikt en aldus in strijd heeft gehandeld met de voorwaarden van de op die versie betrekking hebbende licentieovereenkomst en met de in dat kader aangegane verbintenissen, en haar auteursrecht op die versie heeft geschonden;

–        WPL inbreuk heeft gemaakt op het auteursrecht op de handleidingen voor het SAS-systeem door haar eigen handleiding op te stellen.

28      In die omstandigheden heeft de High Court of Justice of England and Wales, Chancery Division, de behandeling van de zaak geschorst en het Hof om een prejudiciële beslissing verzocht over de volgende vragen:

„1) Wanneer een computerprogramma (hierna: ‚Eerste programma’) auteursrechtelijk is beschermd als een werk van letterkunde, dient artikel 1, lid 2, [van richtlijn 91/250] dan aldus te worden uitgelegd dat er geen sprake is van inbreuk op het auteursrecht op het Eerste programma indien een concurrent van de auteursrechthebbende, zonder toegang tot de broncode van het Eerste programma, rechtstreeks of via een procedé zoals de decompilatie van de doelcode, een ander programma (hierna: ‚Tweede programma’) ontwikkelt dat de functies van het Eerste programma reproduceert?

2)      Is een van de volgende factoren van belang voor het antwoord op de eerste vraag:

a)      de aard en/of omvang van de functionaliteit van het Eerste programma;

b)      de aard en/of omvang van de deskundigheid, het inzicht en de arbeid die/dat de auteur van het Eerste programma heeft aangewend bij het ontwerpen van de functionaliteit van het Eerste programma;

c)      de mate van detaillering waarmee de functionaliteit van het Eerste programma is gereproduceerd in het Tweede programma;

d)      het feit dat de broncode van het Tweede programma bij de reproductie van aspecten van de broncode van het Eerste programma verder is gegaan dan strikt noodzakelijk was om dezelfde functionaliteit als het Eerste programma te verkrijgen?

3)      Wanneer het Eerste programma toepassingsprogramma’s interpreteert en uitvoert die door gebruikers van het Eerste programma zijn geschreven in een programmeertaal die is ontworpen door de auteur van het Eerste programma en trefwoorden omvat die zijn bedacht of gekozen door de auteur van het Eerste programma alsook een syntaxis die is bedacht door de auteur van het Eerste programma, dient artikel 1, lid 2, [van richtlijn 91/250] dan aldus te worden uitgelegd dat er geen sprake is van inbreuk op het auteursrecht op het Eerste programma indien het Tweede programma aldus is geschreven dat het dergelijke toepassingsprogramma’s met gebruikmaking van dezelfde trefwoorden en dezelfde syntaxis interpreteert en uitvoert?

4)      Wanneer het Eerste programma gegevensbestanden met een bepaalde, door de auteur van het Eerste programma ontworpen indeling leest en schrijft, dient artikel 1, lid 2, [van richtlijn 91/250] dan aldus te worden uitgelegd dat er geen sprake is van inbreuk op het auteursrecht op het Eerste programma indien het Tweede programma aldus is geschreven dat het gegevensbestanden met die indeling leest en schrijft?

5)      Maakt het voor de beantwoording van de eerste, de derde en de vierde vraag verschil of de auteur van het Tweede programma het programma heeft ontwikkeld door:

a)      het observeren, bestuderen en uittesten van de werking van het Eerste programma of

b)      het lezen van een handleiding die is opgesteld en gepubliceerd door de auteur van het Eerste programma, waarin de functies van het Eerste programma zijn beschreven (hierna: ‚Handleiding’), of

c)      zowel a) als b)?

6)      Wanneer een persoon op grond van een licentie gerechtigd is tot gebruik van een kopie van het Eerste programma, dient artikel 5, lid 3, [van richtlijn 91/250] dan aldus te worden uitgelegd dat de licentiehouder gerechtigd is zonder de toestemming van de auteursrechthebbende het Eerste programma te laden, uit te voeren en op te slaan om de werking ervan te observeren, uit te testen of te bestuderen, teneinde vast te stellen welke ideeën en beginselen aan een element van het programma ten grondslag liggen, indien de licentiehouder op grond van de licentie gerechtigd is om het Eerste programma te laden, uit te voeren en op te slaan wanneer hij het gebruikt voor het specifieke, door de licentie toegestane doel, maar de handelingen die worden verricht om het Eerste programma te observeren, te bestuderen of uit te testen buiten de grenzen van het op grond van de licentie toegestane doel vallen?

7)      Dient artikel 5, lid 3, [van richtlijn 91/250] aldus te worden uitgelegd dat het observeren, uittesten of bestuderen van de werking van het Eerste programma moet worden geacht te worden gedaan om vast te stellen welke ideeën en beginselen aan een element van het Eerste programma ten grondslag liggen, wanneer dit wordt gedaan:

a)      om de werking van het Eerste programma te achterhalen, in het bijzonder details die niet in de Handleiding zijn beschreven, met het oog op het schrijven van het Tweede programma op de wijze als beschreven in de eerste vraag [...];

b)      om te achterhalen hoe het Eerste programma opdrachten interpreteert en uitvoert die zijn geschreven in de programmeertaal die het interpreteert en uitvoert (zie de derde vraag [...]);

c)      om de indelingen van gegevensbestanden waarnaar het Eerste programma schrijft of die het leest, te achterhalen (zie de vierde vraag [...]);

d)      om de prestaties van het Tweede programma te vergelijken met die van het Eerste programma teneinde te onderzoeken waarom de prestaties ervan verschillen en de prestaties van het Tweede programma te verbeteren;

e)      om op het Eerste programma en het Tweede programma parallel tests uit te voeren teneinde hun outputs te vergelijken tijdens de ontwikkeling van het Tweede programma, in het bijzonder door de uitvoering van identieke testscripts in het Eerste programma en in het Tweede programma;

f)      om de output in het door het Eerste programma aangemaakte logbestand te achterhalen, teneinde een logbestand aan te maken dat er identiek of vergelijkbaar uitziet;

g)      om het Eerste programma gegevens te laten produceren (met name gegevens die postcodes in verband brengen met staten van de Verenigde Staten) teneinde te achterhalen of zij overeenstemmen met de gegevens van officiële desbetreffende databanken, en indien zij niet overeenstemmen, om het Tweede programma aldus te programmeren dat het op dezelfde wijze als het Eerste programma zal reageren op dezelfde gegevensinvoer?

8)      Wanneer de Handleiding auteursrechtelijk is beschermd als een werk van letterkunde, dient artikel 2, sub a, [van richtlijn 2001/29] dan aldus te worden uitgelegd dat er sprake is van inbreuk op het auteursrecht op de Handleiding indien de auteur van het Tweede programma daarin een van de volgende in de Handleiding beschreven elementen — of een substantieel deel daarvan — reproduceert:

a)      de selectie van de statistische bewerkingen die in het Eerste programma zijn toegepast;

b)      de wiskundige formules die in de Handleiding zijn gebruikt om deze bewerkingen te beschrijven;

c)      de specifieke opdrachten of combinaties van opdrachten waarmee deze bewerkingen kunnen worden uitgevoerd;

d)      de opties waarin de auteur van het Eerste programma heeft voorzien met betrekking tot diverse opdrachten;

e)      de door het Eerste programma herkende trefwoorden en syntaxis;

f)      de standaardinstellingen die de auteur van het Eerste programma heeft gekozen voor het geval dat een gebruiker geen specifieke opdracht of optie invoert;

g)      het aantal herhalingen dat het Eerste programma in bepaalde omstandigheden zal uitvoeren?

9)      Dient artikel 2, sub a, [van richtlijn 2001/29] aldus te worden uitgelegd dat er sprake is van inbreuk op het auteursrecht op de Handleiding indien de auteur van het Tweede programma in een handleiding waarin het Tweede programma wordt beschreven, de door het Eerste programma herkende trefwoorden en syntaxis — of een substantieel deel daarvan — reproduceert?”

 Beantwoording van de prejudiciële vragen

 De eerste tot en met de vijfde vraag

29      Met deze vragen wenst de verwijzende rechter in wezen te vernemen of artikel 1, lid 2, van richtlijn 91/250 aldus moet worden uitgelegd dat de functionaliteit van een computerprogramma en de programmeertaal alsook de indeling van gegevensbestanden die in het kader van een computerprogramma worden gebruikt om bepaalde van de functies daarvan te kunnen benutten, een uitdrukkingswijze van dit programma vormen en uit dien hoofde kunnen worden beschermd door het auteursrecht op computerprogramma’s in de zin van deze richtlijn.

30      Volgens artikel 1, lid 1, van richtlijn 91/250 worden computerprogramma’s auteursrechtelijk beschermd als werken van letterkunde in de zin van de Berner Conventie.

31      Overeenkomstig lid 2 van dit artikel strekt deze bescherming zich uit tot elke uitdrukkingswijze, in welke vorm dan ook, van een computerprogramma. Niettemin preciseert deze bepaling dat de ideeën en beginselen die aan enig element van een computerprogramma ten grondslag liggen, met inbegrip van de ideeën en beginselen die aan de interfaces daarvan ten grondslag liggen, niet krachtens deze richtlijn auteursrechtelijk worden beschermd.

32      De veertiende overweging van de considerans van richtlijn 91/250 bevestigt dienaangaande dat, in overeenstemming met het principe dat alleen de uitdrukkingswijze van een computerprogramma door het auteursrecht wordt beschermd, de ideeën en beginselen waaruit de logica, de algoritmen en de programmeertalen zijn opgebouwd, niet uit hoofde van deze richtlijn worden beschermd. De vijftiende overweging van de considerans van deze richtlijn geeft aan dat de uitdrukking van die ideeën en beginselen overeenkomstig de wetgeving en de rechtspraak van de lidstaten en de internationale auteursrechtconventies door het auteursrecht moet worden beschermd.

33      Wat het internationale recht betreft, bepalen zowel artikel 2 van het WIPO-Verdrag inzake het auteursrecht als artikel 9, lid 2, van de TRIPs dat de bescherming van het auteursrecht betrekking heeft op uitdrukkingsvormen, en niet op denkbeelden, procedures, werkwijzen of mathematische concepten als zodanig.

34      Artikel 10, lid 1, van de TRIPs bepaalt dat computerprogramma’s, ongeacht hun uitdrukkingsvorm in bron- dan wel in doelcode, krachtens de Berner Conventie worden beschermd als letterkundige werken.

35      In een arrest dat na de indiening van het onderhavige verzoek om een prejudiciële beslissing is uitgesproken, heeft het Hof artikel 1, lid 2, van richtlijn 91/250 aldus uitgelegd dat het voorwerp van de door deze richtlijn verleende bescherming ziet op de uitdrukkingswijze, in welke vorm dan ook, van een computerprogramma, zoals de bron- en de doelcode, die de mogelijkheid bieden om het computerprogramma te reproduceren in verschillende computertalen (arrest van 22 december 2010, Bezpečnostní softwarová asociace, C‑393/09, Jurispr. blz. I-13971, punt 35).

36      Volgens de tweede volzin van de zevende overweging van de considerans van richtlijn 91/250 omvat het begrip „computerprogramma” ook het voorbereidende ontwerpmateriaal dat tot het vervaardigen van een programma leidt, op voorwaarde dat dit voorbereidende materiaal van dien aard is dat het later tot een computerprogramma kan leiden.

37      Richtlijn 91/250 beschermt dus de uitdrukkingswijzen van een computerprogramma en het voorbereidende ontwerpmateriaal die later respectievelijk tot reproductie van het computerprogramma of tot het computerprogramma zelf kunnen leiden (arrest Bezpečnostní softwarová asociace, reeds aangehaald, punt 37).

38      Op basis daarvan heeft het Hof geconcludeerd dat de bron‑ en de doelcode van een computerprogramma uitdrukkingswijzen van dit programma zijn en bijgevolg ingevolge artikel 1, lid 2, van richtlijn 91/250 de auteursrechtelijke bescherming van computerprogramma’s genieten. Wat daarentegen de grafische gebruikersinterface betreft, heeft het Hof geoordeeld dat het computerprogramma niet kan worden gereproduceerd met een dergelijke interface, maar dat die interface louter een element van het programma vormt dat de gebruikers de mogelijkheid biedt om dit programma optimaal te gebruiken (arrest Bezpečnostní softwarová asociace, reeds aangehaald, punten 34 en 41).

39      Gelet op deze overwegingen moet worden geconstateerd dat, wat de elementen van een computerprogramma betreft waarop de eerste tot en met de vijfde vraag betrekking hebben, noch de functionaliteit van een computerprogramma, noch de programmeertaal en de indeling van gegevensbestanden die in het kader van een computerprogramma worden gebruikt teneinde de functies daarvan te benutten, een uitdrukkingswijze van dit programma vormen in de zin van artikel 1, lid 2, van richtlijn 91/250.

40      Zoals de advocaat-generaal in punt 57 van zijn conclusie aangeeft, zou immers de mogelijkheid worden geboden om ideeën te monopoliseren ten koste van de technische vooruitgang en de industriële ontwikkeling indien werd erkend dat de functionaliteit van een computerprogramma auteursrechtelijk kan worden beschermd.

41      Bovendien blijkt uit punt 3.7 van de motivering van het voorstel voor richtlijn 91/250 [COM(88) 816] dat het belangrijkste voordeel van de auteursrechtelijke bescherming van computerprogramma’s is dat de bescherming alleen de specifieke uitdrukkingswijze van het werk betreft en aldus andere auteurs in voldoende mate vrijlaat om soortgelijke of zelfs identieke programma’s tot stand te brengen, mits zij zich van plagiaat onthouden.

42      De programmeertaal en de indeling van gegevensbestanden die in het kader van een computerprogramma worden gebruikt om de door de gebruikers geschreven toepassingsprogramma’s te interpreteren en uit te voeren en om gegevensbestanden met een bepaalde indeling te lezen en te schrijven, vormen elementen van dit programma waarmee de gebruikers bepaalde functies van dit programma kunnen toepassen.

43      In deze context moet worden gepreciseerd dat indien een derde een gedeelte van de bron- of doelcode betreffende een voor een computerprogramma gebruikte programmeertaal of indeling van gegevensbestanden zou aanschaffen en hij met behulp van deze code soortgelijke elementen in zijn eigen computerprogramma zou creëren, deze handeling mogelijkerwijs een gedeeltelijke reproductie in de zin van artikel 4, sub a, van richtlijn 91/250 zou opleveren.

44      Zoals uit de verwijzingsbeslissing blijkt, heeft WPL evenwel geen toegang gehad tot de broncode van het programma van SAS Institute en heeft zij evenmin de doelcode van dit programma gedecompileerd. Door te observeren, te bestuderen en uit te testen hoe het programma van SAS Institute zich gedraagt, heeft WPL de functionaliteit van dit programma kunnen reproduceren, met gebruikmaking van dezelfde programmeertaal en dezelfde indeling van de gegevensbestanden.

45      Bovendien moet worden opgemerkt dat de in punt 39 van het onderhavige arrest verrichte vaststelling niet afdoet aan het feit dat de programmeertaal SAS en de indeling van gegevensbestanden van SAS Institute — als werken — in aanmerking kunnen komen voor auteursrechtelijke bescherming, indien zij een eigen intellectuele schepping van hun auteur zijn (zie arrest Bezpečnostní softwarová asociace, reeds aangehaald, punten 44‑46).

46      Bijgevolg moet op de eerste tot en met de vijfde vraag worden geantwoord dat artikel 1, lid 2, van richtlijn 91/250 aldus moet worden uitgelegd dat noch de functionaliteit van een computerprogramma, noch de programmeertaal en de indeling van gegevensbestanden die in het kader van een computerprogramma worden gebruikt om bepaalde van de functies van dat programma te kunnen benutten, een uitdrukkingswijze van dit programma vormen en uit dien hoofde worden beschermd door het auteursrecht op computerprogramma’s in de zin van deze richtlijn.

 De zesde en de zevende vraag

47      Met deze vragen wenst de verwijzende rechter in wezen te vernemen of artikel 5, lid 3, van richtlijn 91/250 aldus moet worden uitgelegd dat degene die onder licentie een kopie van een computerprogramma heeft verkregen, zonder de toestemming van de houder van het auteursrecht op dit programma de functionaliteit daarvan kan observeren, bestuderen of uittesten teneinde vast te stellen welke ideeën en beginselen aan een element van dat programma ten grondslag liggen, wanneer hij door deze licentie gedekte handelingen verricht met een doel dat buiten het door deze licentie vastgestelde kader valt.

48      In casu blijkt uit de verwijzingsbeslissing dat WPL rechtmatig kopieën van de leerversie van het programma van SAS Institute (SAS Learning Edition) heeft gekocht. Deze kopieën werden geleverd met een zogenaamde „click-through”-licentie, waarbij de klant de licentievoorwaarden diende te aanvaarden alvorens de software te mogen gebruiken. De voorwaarden van de betrokken licentie beperkten het gebruik ervan tot niet-productieve doeleinden („non-production purposes”). Volgens de verwijzende rechter heeft WPL de verschillende kopieën van de leerversie van het programma van SAS Institute gebruikt voor handelingen die niet door de licentie werden gedekt.

49      Deze rechter vraagt zich dan ook af of het doel, de werking van een computerprogramma te bestuderen of te observeren, een impact heeft op de vraag of de persoon die de licentie heeft verkregen, een beroep kan doen op de uitzondering van artikel 5, lid 3, van richtlijn 91/250.

50      Om te beginnen moet op basis van de bewoordingen van deze bepaling worden vastgesteld dat de licentiehouder gerechtigd is om de werking van het computerprogramma te observeren, te bestuderen en uit te testen met de bedoeling vast te stellen welke ideeën en beginselen aan een element van dit programma ten grondslag liggen.

51      In dit verband beoogt artikel 5, lid 3, van richtlijn 91/250 ervoor te zorgen dat de ideeën en beginselen die aan alle elementen van een computerprogramma ten grondslag liggen, door de houder van het auteursrecht niet worden beschermd via een licentieovereenkomst.

52      Deze bepaling ligt dus in de lijn van het in artikel 1, lid 2, van richtlijn 91/250 neergelegde beginsel dat de door deze richtlijn verleende bescherming geldt voor elke uitdrukkingswijze van een computerprogramma, en dat de ideeën en beginselen die aan enig element van een computerprogramma ten grondslag liggen, niet krachtens deze richtlijn auteursrechtelijk worden beschermd.

53      Artikel 9, lid 1, van richtlijn 91/250 voegt daar overigens aan toe dat elk contractueel beding dat in strijd is met de in artikel 5, leden 2 en 3, van deze richtlijn bedoelde uitzonderingen, nietig is.

54      Voorts mag de licentiehouder volgens artikel 5, lid 3, vaststellen welke ideeën en beginselen aan een element van een computerprogramma ten grondslag liggen, indien hij dit doet bij het rechtmatig laden of in beeld brengen, de uitvoering, transmissie of opslag van het programma.

55      Hieruit volgt dat deze ideeën en beginselen mogen worden vastgesteld in het kader van verrichtingen die door de licentie zijn toegestaan.

56      Bovendien is in de achttiende overweging van de considerans van richtlijn 91/250 uiteengezet dat een persoon die het recht heeft een computerprogramma te gebruiken, niet mag worden belet om de handelingen te verrichten die noodzakelijk zijn om de werking van het programma waar te nemen, te bestuderen of te testen, voor zover die handelingen het auteursrecht op dat programma niet schenden.

57      Zoals de advocaat-generaal in punt 95 van zijn conclusie opmerkt, gaat het om de handelingen die worden genoemd in artikel 4, sub a en b, van richtlijn 91/250, dat de exclusieve rechten van de rechthebbende definieert om bepaalde handelingen te verrichten of toe te staan, alsook in artikel 5, lid 1, van deze richtlijn, dat betrekking heeft op de handelingen die voor de rechtmatige verkrijger noodzakelijk zijn om het computerprogramma te kunnen gebruiken voor het beoogde doel, onder meer om fouten te verbeteren.

58      Wat dit laatste betreft, preciseert de zeventiende overweging van de considerans van richtlijn 91/250 namelijk dat de voor dat gebruik noodzakelijke verrichtingen waarbij het programma wordt geladen of in beeld gebracht, niet bij overeenkomst mogen worden verboden.

59      Bijgevolg kan de houder van het auteursrecht op een computerprogramma niet op basis van de licentieovereenkomst beletten dat de persoon die deze licentie heeft verkregen, vaststelt welke ideeën en beginselen aan alle elementen van dit programma ten grondslag liggen, indien die persoon door deze licentie toegestane handelingen verricht, dan wel voor het gebruik van het computerprogramma noodzakelijke handelingen waarbij dit programma wordt geladen en uitgevoerd, op voorwaarde dat hij geen afbreuk doet aan de exclusieve rechten van de rechthebbende van dit programma.

60      Met betrekking tot laatstgenoemde voorwaarde preciseert artikel 6, lid 2, sub c, van richtlijn 91/250, betreffende de decompilatie, namelijk dat door deze decompilatie niet de mogelijkheid mag worden geboden dat de op grond daarvan verkregen informatie wordt gebruikt voor de ontwikkeling, de productie of het in de handel brengen van een qua uitdrukkingswijze in grote lijnen gelijk programma, of voor andere handelingen waarmee inbreuk op het auteursrecht wordt gemaakt.

61      Bijgevolg wordt het auteursrecht op een computerprogramma niet geschonden wanneer de rechtmatige verkrijger van de licentie, zoals in de onderhavige zaak, geen toegang heeft gehad tot de broncode van het computerprogramma waarop deze licentie betrekking heeft, maar zich ertoe heeft beperkt dat programma te bestuderen, te observeren en uit te testen, teneinde de functionaliteit ervan te kunnen reproduceren in een tweede programma.

62      In die omstandigheden moet op de zesde en de zevende vraag worden geantwoord dat artikel 5, lid 3, van richtlijn 91/250 aldus moet worden uitgelegd dat degene die onder licentie een kopie van een computerprogramma heeft verkregen, zonder de toestemming van de auteursrechthebbende de functionaliteit van dit programma kan observeren, bestuderen of uittesten teneinde vast te stellen welke ideeën en beginselen aan een element van dat programma ten grondslag liggen, wanneer deze persoon door die licentie gedekte handelingen verricht, alsook handelingen waarbij dit programma wordt geladen en uitgevoerd en die voor het gebruik van het computerprogramma noodzakelijk zijn, op voorwaarde dat hij geen afbreuk doet aan de exclusieve rechten van de rechthebbende van dit programma.

 De achtste en de negende vraag

63      Met deze vragen wenst de verwijzende rechter in wezen te vernemen of artikel 2, sub a, van richtlijn 2001/29 aldus moet worden uitgelegd dat de reproductie in een computerprogramma of in een gebruikshandleiding voor dit programma van bepaalde elementen die in de handleiding van een ander — auteursrechtelijk beschermd — computerprogramma zijn beschreven, een inbreuk op het auteursrecht op laatstgenoemde handleiding vormt.

64      Uit de verwijzingsbeslissing blijkt dat de gebruikshandleiding van het computerprogramma van SAS Institute een auteursrechtelijk beschermd werk van letterkunde in de zin van richtlijn 2001/29 is.

65      Het Hof heeft reeds geoordeeld dat de verschillende delen van een werk worden beschermd op grond van artikel 2, sub a, van richtlijn 2001/29 op voorwaarde dat zij bepaalde van de bestanddelen bevatten die de uitdrukking vormen van de eigen intellectuele schepping van de auteur van dit werk (arrest van 16 juli 2009, Infopaq International, C‑5/08, Jurispr. blz. I‑6569, punt 39).

66      In casu bestaan de trefwoorden, de syntaxis, de opdrachten of combinaties van opdrachten, de opties, de standaardinstellingen en de herhalingen uit woorden, cijfers of wiskundige concepten die, afzonderlijk beschouwd, als dusdanig geen intellectuele schepping van de auteur van het computerprogramma zijn.

67      Enkel via de keuze, de schikking en de combinatie van deze woorden, cijfers of wiskundige concepten kan de auteur op een originele wijze uitdrukking aan zijn creatieve geest geven en tot een resultaat — de gebruikshandleiding van het computerprogramma — komen dat een intellectuele schepping vormt (zie in die zin arrest Infopaq International, reeds aangehaald, punt 45).

68      Het staat aan de verwijzende rechter om na te gaan of de reproductie van deze elementen neerkomt op het reproduceren van de uitdrukking van de eigen intellectuele schepping van de auteur van de in het hoofdgeding aan de orde zijnde gebruikshandleiding voor het computerprogramma.

69      In dit verband dient de reproductie van deze elementen van de gebruikshandleiding voor een computerprogramma op dezelfde wijze aan richtlijn 2001/29 te worden getoetst, of het nu om de ontwikkeling van een tweede programma dan wel om de gebruikshandleiding voor dit programma gaat.

70      Gelet op een en ander dient op de achtste en de negende vraag te worden geantwoord dat artikel 2, sub a, van richtlijn 2001/29 aldus moet worden uitgelegd dat de reproductie in een computerprogramma of in een gebruikshandleiding voor dit programma van bepaalde elementen die in de handleiding van een ander, auteursrechtelijk beschermd computerprogramma zijn beschreven, een inbreuk kan vormen op het auteursrecht op laatstgenoemde handleiding indien deze reproductie de uitdrukking vormt van de eigen intellectuele schepping van de auteur van de auteursrechtelijk beschermde gebruikshandleiding van het computerprogramma, hetgeen de verwijzende rechter dient te verifiëren.

 Kosten

71      Ten aanzien van de partijen in het hoofdgeding is de procedure als een aldaar gerezen incident te beschouwen, zodat de nationale rechterlijke instantie heeft te beslissen over de kosten. De door anderen wegens indiening van hun opmerkingen bij het Hof gemaakte kosten komen niet voor vergoeding in aanmerking.

Het Hof (Grote kamer) verklaart voor recht:

1)      Artikel 1, lid 2, van richtlijn 91/250/EEG van de Raad van 14 mei 1991 betreffende de rechtsbescherming van computerprogramma’s, moet aldus worden uitgelegd dat noch de functionaliteit van een computerprogramma, noch de programmeertaal en de indeling van gegevensbestanden die in het kader van een computerprogramma worden gebruikt om bepaalde van de functies van dat programma te kunnen benutten, een uitdrukkingswijze van dit programma vormen en uit dien hoofde worden beschermd door het auteursrecht op computerprogramma’s in de zin van deze richtlijn.

2)      Artikel 5, lid 3, van richtlijn 91/250 moet aldus worden uitgelegd dat degene die onder licentie een kopie van een computerprogramma heeft verkregen, zonder de toestemming van de auteursrechthebbende de functionaliteit van dit programma kan observeren, bestuderen of uittesten teneinde vast te stellen welke ideeën en beginselen aan een element van dat programma ten grondslag liggen, wanneer deze persoon door die licentie gedekte handelingen verricht, alsook handelingen waarbij het programma wordt geladen en uitgevoerd en die voor het gebruik van het computerprogramma noodzakelijk zijn, op voorwaarde dat hij geen afbreuk doet aan de exclusieve rechten van de rechthebbende van dit programma.

3)      Artikel 2, sub a, van richtlijn 2001/29/EG van het Europees Parlement en de Raad van 22 mei 2001 betreffende de harmonisatie van bepaalde aspecten van het auteursrecht en de naburige rechten in de informatiemaatschappij, moet aldus worden uitgelegd dat de reproductie in een computerprogramma of in een gebruikshandleiding voor dit programma van bepaalde elementen die in de handleiding van een ander, auteursrechtelijk beschermd computerprogramma zijn beschreven, een inbreuk kan vormen op het auteursrecht op laatstgenoemde handleiding indien deze reproductie de uitdrukking vormt van de eigen intellectuele schepping van de auteur van de auteursrechtelijk beschermde gebruikshandleiding van het computerprogramma, hetgeen de verwijzende rechter dient te verifiëren.

ondertekeningen


* Procestaal: Engels.