Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Krajským soudem v Brně (Tsjechië) op 11 januari 2010 - Toshiba Corporation, Areva T&D Holding SA, Areva T&D SA, Areva T&D AG, Mitsubishi Electric Corp., Alstom, Fuji Electric Holdings Co. Ltd, Fuji Electric Systems Co. Ltd, Siemens Transmission & Distribution SA, Siemens AG Österreich, VA TECH Transmission & Distribution GmbH & Co. KEG, Siemens AG, Hitachi Ltd, Hitachi Europe Ltd, Japan AE Power Systems Corp., Nuova Magrini Galileo SpA / Úřad pro ochranu hospodářské soutěže
(Zaak C-17/10)
Procestaal: Tsjechisch
Verwijzende rechter
Krajským soudem v Brně
Partijen in het hoofdgeding
Verzoekende partijen: Toshiba Corporation, Areva T&D Holding SA, Areva T&D SA, Areva T&D AG, Mitsubishi Electric Corp., Alstom, Fuji Electric Holdings Co. Ltd, Fuji Electric Systems Co. Ltd, Siemens Transmission & Distribution SA, Siemens AG Österreich, VA TECH Transmission & Distribution GmbH & Co. KEG, Siemens AG, Hitachi Ltd, Hitachi Europe Ltd, Japan AE Power Systems Corp., Nuova Magrini Galileo SpA
Verwerende partij: Úřad pro ochranu hospodářské soutěže
Prejudiciële vragen
Moeten artikel 81 EG (thans artikel 101 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie) en verordening (EG) nr. 1/2003
1 van de Raad van 16 december 2002 betreffende de uitvoering van de mededingingsregels van de artikelen 81 en 82 van het Verdrag aldus worden uitgelegd dat die regelingen (in na 1 mei 2004 ingeleide procedures) van toepassing zijn op de gehele periode waarin het kartel actief is geweest, dat in de Tsjechische Republiek is begonnen vóór de toetreding van die staat tot de Europese Unie (dus vóór 1 mei 2004) en heeft voortgeduurd en tot een einde is gekomen na haar toetreding tot de Unie?
Moet artikel 11, lid 6, van verordening (EG) nr. 1/2003 in samenhang met artikel 31, lid 1, van deze verordening en punt 17 van de considerans ervan, junctis punt 51 van de Mededeling van de Commissie betreffende de samenwerking binnen het netwerk van mededingingsautoriteiten
2, het ne bis in idem-beginsel als neergelegd in het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie
3 (PB 2007, C 303, blz. 1) en de algemene rechtsbeginselen van de Europese Unie aldus worden uitgelegd dat wanneer de Commissie na 1 mei 2004 een procedure wegens inbreuk op artikel 81 EG inleidt en een beschikking geeft in die zaak:
vanaf dat moment de zaak automatisch is onttrokken aan de mededingingsautoriteiten van de lidstaten?
de mededingingsautoriteiten van de lidstaten niet meer bevoegd zijn om op die zaak bepalingen van nationaal recht toe te passen die dezelfde regeling als artikel 81 EG (thans artikel 101 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie) bevatten?"
____________1 - PB 2003, L 1, blz. 1.2 - PB C 101, blz. 43.3 - PB 2007, C 303, blz. 1.