Language of document : ECLI:EU:C:2010:662

Gevoegde zaken C‑92/09 en C‑93/09

Volker und Markus Schecke GbR

en

Hartmut Eifert

tegen

Land Hessen

(verzoeken van het Verwaltungsgericht Wiesbaden om een prejudiciële beslissing)

„Bescherming van natuurlijke personen in verband met verwerking van persoonsgegevens – Bekendmaking van informatie over begunstigden van landbouwsteun – Geldigheid van bepalingen van recht van Unie die in deze bekendmaking voorzien en modaliteiten daarvan regelen – Handvest van de grondrechten van de Europese Unie – Artikelen 7 en 8 – Richtlijn 95/46/EG – Uitlegging van artikelen 18 en 20”

Samenvatting van het arrest

1.        Grondrechten – Eerbiediging van privéleven – Bescherming van persoonsgegevens – Artikelen 7 en 8 van Handvest van de grondrechten van de Europese Unie – Werkingssfeer

(Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, art. 7 en 8)

2.        Grondrechten – Eerbiediging van privéleven – Bescherming van persoonsgegevens – Beperkingen – Voorwaarden

(Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, art. 7, 8 en 52, lid 1)

3.        Landbouw – Gemeenschappelijk landbouwbeleid – Financiering door ELGF en ELFPO – Verordeningen nrs. 1290/2005 en 259/2008 – Verplichte bekendmaking van persoonsgegevens over natuurlijke personen die steun uit ELGF en ELFPO ontvangen

(Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, art. 7 en 8; verordening nr. 1290/2005 van de Raad, art. 42, punt 8 ter, en 44 bis; verordening nr. 259/2008 van de Commissie)

4.        Prejudiciële vragen – Geldigheidstoetsing – Ongeldigverklaring van verordeningen die voorzien in verplichte bekendmaking van persoonsgegevens over ontvangers van steun uit ELGF en ELFPO – Gevolgen – Beperking in tijd

(Art. 264, tweede alinea, VWEU en art. 267 VWEU)

5.        Harmonisatie van wetgevingen – Bescherming van natuurlijke personen in verband met verwerking van persoonsgegevens – Richtlijn 95/46 – Verplichte aanmelding bij toezichthoudende autoriteit – Afwijking

(Richtlijn 95/46 van het Europees Parlement en de Raad, art. 18, lid 2, tweede streepje)

6.        Harmonisatie van wetgevingen – Bescherming van natuurlijke personen in verband met verwerking van persoonsgegevens – Richtlijn 95/46 – Voorafgaande onderzoeken

(Richtlijn 95/46 van het Europees Parlement en de Raad, art. 20)

1.        De eerbiediging van het in de artikelen 7 en 8 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie erkende recht op persoonlijke levenssfeer bij de verwerking van persoonsgegevens betreft om het even welke informatie aangaande een geïdentificeerde of identificeerbare natuurlijke persoon. Bijgevolg kunnen rechtspersonen slechts een beroep doen op de door de artikelen 7 en 8 van het Handvest geboden bescherming voor zover uit de officiële naam van de rechtspersoon de identiteit van een of meer natuurlijke personen blijkt. Dat is het geval wanneer uit de officiële naam van een vennootschap rechtstreeks de identiteit blijkt van de natuurlijke personen die vennoot zijn in die vennootschap.

(cf. punten 52‑54)

2.        Artikel 52, lid 1, van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie erkent dat aan de uitoefening van rechten zoals die welke in de artikelen 7 en 8 van het Handvest zijn erkend, beperkingen kunnen worden gesteld, voor zover deze beperkingen bij wet worden gesteld, de wezenlijke inhoud van die rechten en vrijheden eerbiedigen, en, met inachtneming van het evenredigheidsbeginsel, noodzakelijk zijn en daadwerkelijk beantwoorden aan door de Unie erkende doelstellingen van algemeen belang of aan de eisen van de bescherming van de rechten en vrijheden van anderen. De beperkingen die mogen worden gesteld aan het recht op bescherming van de persoonsgegevens, komen overeen met die welke worden toegestaan in het kader van artikel 8 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens.

(cf. punten 52, 65)

3.        De artikelen 42, punt 8 ter, en 44 bis van verordening nr. 1290/2005 betreffende de financiering van het gemeenschappelijk landbouwbeleid, zoals gewijzigd bij verordening nr. 1437/2007, en verordening nr. 259/2008 tot vaststelling van uitvoeringsbepalingen van verordening nr. 1290/2005 met betrekking tot de bekendmaking van informatie over de begunstigden van financiële middelen uit het Europees Landbouwgarantiefonds (ELGF) en het Europees Landbouwfonds voor Plattelandsontwikkeling (ELFPO), zijn ongeldig voor zover deze bepalingen met betrekking tot natuurlijke personen die steun uit het ELGF en het ELFPO hebben ontvangen, voorzien in de verplichte bekendmaking van persoonsgegevens betreffende iedere begunstigde, zonder dat daarbij een onderscheid wordt gemaakt op basis van relevante criteria, zoals de tijdvakken waarin zij dergelijke steun hebben ontvangen, de frequentie, het type en de omvang van die steun.

De bedragen die de begunstigden uit het ELGF en het ELFPO ontvangen, vormen immers een dikwijls aanzienlijk deel van hun inkomsten en de bekendmaking op een website van nominatieve gegevens betreffende deze begunstigden en de precieze bedragen die zij hebben ontvangen, is, gezien het feit dat die gegevens door derden kunnen worden geraadpleegd, een inmenging in hun privéleven in de zin van artikel 7 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie. Dienaangaande is irrelevant dat de bekendgemaakte gegevens verband houden met beroepsactiviteiten. Voorts vormt de krachtens artikel 44 bis van verordening nr. 1290/2005 en verordening nr. 259/2008 verplichte bekendmaking een onder artikel 8, lid 2, van het Handvest vallende verwerking van persoonsgegevens. Bovendien doet het feit dat de begunstigden werd gewezen op de verplichte bekendmaking van de op hen betrekking hebbende gegevens, niet af aan het bestaan van een inmenging in hun privéleven, aangezien artikel 42, punt 8 ter, van verordening 1290/2005 en artikel 4, lid 1 van verordening nr. 259/2008, die slechts bepalen dat de begunstigden van steun vooraf wordt meegedeeld dat de hen betreffende gegevens zullen worden bekendgemaakt, niet beogen de bij die bepalingen ingevoerde verwerking van persoonsgegevens te baseren op de toestemming van die begunstigden.

Een dergelijke aantasting is niet gerechtvaardigd in het licht van artikel 52, lid 1, van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie. Ofschoon de belastingplichtigen in een democratische samenleving inderdaad het recht hebben om te worden geïnformeerd over het gebruik van overheidsmiddelen, blijft het immers een feit dat het voor een evenwichtige afweging van de verschillende betrokken belangen noodzakelijk was dat de betrokken instellingen vóór de vaststelling van de betrokken bepalingen, nagingen of de bekendmaking op één enkele, vrij toegankelijke website per lidstaat, van de nominatieve gegevens betreffende alle betrokken begunstigden en de precieze bedragen die ieder van hen uit het ELGF en het ELFPO heeft ontvangen – zonder dat daarbij onderscheid werd gemaakt naar gelang van de duur, de frequentie, het type en de omvang van de ontvangen steun – niet verder ging dan noodzakelijk was voor de verwezenlijking van de nagestreefde rechtmatige doelstellingen, met name gelet op de aantasting van de door de artikelen 7 en 8 van het Handvest erkende rechten als gevolg van een dergelijke bekendmaking. In dat verband mag het doel van openheid evenwel niet automatisch voorrang krijgen boven het recht op bescherming van persoonsgegevens, zelfs indien grote economische belangen op het spel staan. Aangezien de instellingen geen evenwichtige afweging lijken te hebben gemaakt tussen, enerzijds, de doelstellingen van artikel 44 bis van verordening nr. 1290/2005 en van verordening nr. 259/2008 en, anderzijds, de door de artikelen 7 en 8 van het Handvest aan natuurlijke personen toegekende rechten, gelet op het feit dat de uitzonderingen op en de beperkingen van de bescherming van persoonsgegevens binnen de grenzen van het strikt noodzakelijke moeten blijven, en dat maatregelen denkbaar zijn die voor natuurlijke personen een minder ingrijpende aantasting van dat fundamentele recht meebrengen en tegelijkertijd doeltreffend bijdragen tot de verwezenlijking van de doelstellingen van de betrokken regelgeving van de Unie, hebben de Raad en de Commissie, door voor te schrijven dat de namen van alle natuurlijke personen die steun ontvangen uit het ELGF en het ELFPO, alsook de precieze bedragen die deze hebben ontvangen, moeten worden bekendgemaakt, de door het evenredigheidsbeginsel gestelde grenzen overschreden.

Met betrekking tot de rechtspersonen die steun uit het ELGF en het ELFPO ontvangen en voor zover deze zich kunnen beroepen op de in de artikelen 7 en 8 van het Handvest erkende rechten, moet daarentegen worden vastgesteld dat de bekendmakingsverplichting die resulteert uit de artikelen 42, punt 8 ter, en 44 bis van verordening 1290/2005 en uit verordening nr. 259/2008, niet de door het evenredigheidsbeginsel gestelde grenzen overschrijdt. De ernst van de aantasting van het recht op bescherming van de persoonsgegevens verschilt immers naar gelang het gaat om rechtspersonen dan wel om natuurlijke personen. Rechtspersonen zijn in dit verband reeds onderworpen aan een ruimere verplichting om hen betreffende gegevens bekend te maken. Bovendien zou de verplichting voor de bevoegde nationale autoriteiten om voorafgaand aan de bekendmaking van de betrokken gegevens met betrekking tot iedere rechtspersoon die steun uit het ELGF of het ELFPO ontvangt, te onderzoeken of uit de naam van die rechtspersoon de identiteit van natuurlijke personen blijkt, deze autoriteiten een bovenmatig grote administratieve last opleggen.

(cf. punten 58‑61, 63, 65, 79, 85‑87, 89, 92, dictum 1)

4.        Wanneer dwingende redenen van rechtszekerheid dit rechtvaardigen, is het Hof van Justitie ingevolge artikel 264, tweede alinea, VWEU, dat van overeenkomstige toepassing is op krachtens artikel 267 VWEU ingediende verzoeken om een prejudiciële beslissing over de geldigheid van handelingen van de Unie, bevoegd om van geval tot geval die gevolgen van de betrokken handeling aan te wijzen welke als gehandhaafd moeten worden beschouwd.

In het kader van een arrest waarbij de artikelen 42, punt 8 ter, en 44 bis van verordening nr. 1290/2005 betreffende de financiering van het gemeenschappelijk landbouwbeleid, zoals gewijzigd bij verordening nr. 1437/2007, en verordening nr. 259/2008 tot vaststelling van uitvoeringsbepalingen van verordening nr. 1290/2005 met betrekking tot de bekendmaking van informatie over de begunstigden van financiële middelen uit het Europees Landbouwgarantiefonds (ELGF) en het Europees Landbouwfonds voor Plattelandsontwikkeling (ELFPO), ongeldig worden verklaard, maakt de ongeldigheid van de betrokken voorschriften, gelet op het grote aantal bekendmakingen die in de lidstaten hebben plaatsgevonden op basis van een regelgeving die werd geacht rechtmatig te zijn, het niet mogelijk terug te komen van de gevolgen van de bekendmaking van de lijsten van begunstigden van steun uit het ELGF en het ELFPO waartoe de nationale autoriteiten op basis van die voorschriften tijdens de periode vóór de datum van het arrest zijn overgegaan.

(cf. punten 93‑94, dictum 2)

5.        Artikel 18, lid 2, tweede streepje, van richtlijn 95/46 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens, moet aldus worden uitgelegd dat deze bepaling de functionaris voor de gegevensbescherming niet verplicht om het in deze bepaling bedoelde register bij te houden vóór een verwerking van persoonsgegevens, zoals de verwerking waartoe wordt overgegaan op grond van de artikelen 42, punt 8 ter, en 44 bis van verordening nr. 1290/2005 betreffende de financiering van het gemeenschappelijk landbouwbeleid, zoals gewijzigd bij verordening nr. 1437/2007, en verordening nr. 259/2008 tot vaststelling van uitvoeringsbepalingen van verordening nr. 1290/2005 met betrekking tot de bekendmaking van informatie over de begunstigden van financiële middelen uit het Europees Landbouwgarantiefonds (ELGF) en het Europees Landbouwfonds voor Plattelandsontwikkeling (ELFPO).

(cf. punt 101, dictum 3)

6.        Artikel 20 van richtlijn 95/46 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens, moet aldus worden uitgelegd dat deze bepaling de lidstaten niet verplicht om de bekendmaking van informatie waartoe wordt overgegaan op grond van de artikelen 42, punt 8 ter, en 44 bis van verordening nr. 1290/2005 betreffende de financiering van het gemeenschappelijk landbouwbeleid, zoals gewijzigd bij verordening nr. 1437/2007, en verordening nr. 259/2008 tot vaststelling van uitvoeringsbepalingen van verordening nr. 1290/2005 met betrekking tot de bekendmaking van informatie over de begunstigden van financiële middelen uit het Europees Landbouwgarantiefonds (ELGF) en het Europees Landbouwfonds voor Plattelandsontwikkeling (ELFPO), te onderwerpen aan de in die bepaling bedoelde voorafgaande onderzoeken.

(cf. punt 108, dictum 4)