Language of document :

Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Korkein hallinto-oikeus (Finland) op 7 juli 2017 – A

(Zaak C-410/17)

Procestaal: Fins

Verwijzende rechter

Korkein hallinto-oikeus

Partijen in het hoofdgeding

Verzoekende partij: A

Andere partij in de procedure: Veronsaajien oikeudenvalvontayksikkö

Prejudiciële vragen

Dient artikel 2, lid 1, onder c), juncto artikel 24, lid 1, van richtlijn 2006/112/EG1 van de Raad betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde aldus te worden uitgelegd dat sloopwerkzaamheden die worden verricht door een onderneming tot wier bedrijfsactiviteiten sloopwerkzaamheden behoren, als één enkele handeling worden aangemerkt indien de slooponderneming volgens de voorwaarden van de overeenkomst tussen haar en de besteller verplicht is het sloopafval af te voeren en – voor zover het sloopafval metaalschroot bevat – het metaalschroot kan doorverkopen aan ondernemingen die gerecycled schroot opkopen?

Of dient een dergelijke overeenkomst inzake sloopwerkzaamheden in het licht van artikel 2, lid 1, onder a), juncto artikel 14, lid 1, van de btw-richtlijn 2006/112/EG aldus te worden uitgelegd dat deze twee handelingen omvat, te weten ten eerste het verrichten van de dienst door de slooponderneming ten behoeve van de besteller van de sloopwerkzaamheden en ten tweede de verkoop van het door te verkopen metaalschroot door de besteller van de sloopwerkzaamheden aan de slooponderneming?

Is hier van belang dat de slooponderneming bij de vaststelling van de prijs van de sloopwerkzaamheden als prijsverlagende factor in aanmerking neemt dat zij de mogelijkheid heeft ook door het verwerken van het sloopafval inkomsten te genereren?

Is hier van belang dat de hoeveelheid en de waarde van het te verwerken sloopafval niet zijn overeengekomen in de overeenkomst inzake de sloopwerkzaamheden en ook niet is overeengekomen dat deze later aan de besteller van de sloopwerkzaamheden worden medegedeeld, en dat de hoeveelheid en de waarde van het sloopafval pas duidelijk worden zodra de slooponderneming dit afval doorverkoopt?

Dient artikel 2, lid 1, onder a), juncto artikel 14, lid 1, van de btw-richtlijn 2006/112/EG aldus te worden uitgelegd dat het in een geval waarin een onderneming tot wier bedrijfsactiviteiten sloopwerkzaamheden behoren, met de eigenaar van een sloopobject contractueel overeenkomt dat de slooponderneming het sloopobject koopt en zich op straffe van een boete ertoe verbindt het object binnen een in de overeenkomst vastgestelde periode te slopen en het sloopafval af te voeren, gaat om één enkele handeling die de verkoop van goederen door de eigenaar van het sloopobject aan de slooponderneming omvat?

Of dient een dergelijke overeenkomst in het licht van artikel 2, lid 1, onder c), juncto artikel 24, lid 1, van de btw-richtlijn 2006/112/EG aldus te worden uitgelegd dat deze twee handelingen omvat, te weten ten eerste de verkoop van goederen door de eigenaar van het sloopobject aan de slooponderneming en ten tweede de door de slooponderneming ten behoeve van de verkoper van de goederen verrichte sloopdiensten?

Is hier van belang dat de slooponderneming bij de vaststelling van de prijs in haar koopaanbod voor de goederen als prijsverlagende factor de kosten in aanmerking neemt die voor haar ontstaan ten gevolge van het demonteren en afvoeren van de goederen?

Is van belang dat de verkoper van de goederen weet dat de kosten die voor de slooponderneming ten gevolge van het demonteren en afvoeren van de goederen ontstaan, in aanmerking worden genomen als een factor die de prijs van deze goederen verlaagt, rekening houdend met het feit dat tussen partijen geen afspraak wordt gemaakt over deze kosten en het geschatte of daadwerkelijke bedrag van deze kosten op geen enkel moment ter kennis van de verkoper van de goederen dient te worden gebracht?

____________

1 PB 2006, L 347, blz. 1.