Language of document : ECLI:EU:C:2012:498





Arrest van het Hof (Derde kamer) van 19 juli 2012 –
Kaimer e.a./Commissie

(Zaak C‑264/11 P)

„Hogere voorziening – Mededinging – Mededingingsregeling – Sanctie – Sector van koperen fittingen en fittingen uit koperlegering – Bewijswaarde van in kader van clementiebeleid afgelegde verklaringen”

1.                     Hogere voorziening – Middelen – Toetsing door Hof van beoordeling van feiten en bewijzen – Uitgesloten, behoudens geval van onjuiste opvatting – Beoordeling of sprake is van onjuiste opvatting in kader van zaken betreffende mededingingsregelingen (Art. 81, lid 1, EG; art. 256 VWEU; Statuut van het Hof van Justitie, art. 58, eerste alinea) (cf. punten 22‑24, 31)

2.                     Hogere voorziening – Middelen – Onjuiste beoordeling van feiten – Niet-ontvankelijkheid – Toetsing door Hof van beoordeling van bewijs – Uitgesloten, behoudens geval van onjuiste opvatting – Beoordeling door Gerecht van bewijswaarde van verklaringen van verzoeker om clementie – Feitelijke vraag (Art. 81, lid 1, EG; art. 256 VWEU; Statuut van het Hof van Justitie, art. 58, eerste alinea) (cf. punten 45‑47)

3.                     Hogere voorziening – Middelen – Noodzaak van precieze kritiek op onderdeel van redenering van Gerecht (Art. 256 VWEU; Statuut van het Hof van Justitie, art. 58, eerste alinea; Reglement voor de procesvoering van het Hof, art. 112, lid 1, eerste alinea, sub c) (cf. punt 61)

4.                     Hogere voorziening – Middelen – Middel voor het eerst aangevoerd in hogere voorziening – Niet-ontvankelijkheid (Reglement voor de procesvoering van het Hof, art. 113, lid 2) (cf. punt 65)

Voorwerp

Hogere voorziening tegen het arrest van het Gerecht (Achtste kamer) van 24 maart 2011, Kaimer e.a./Commissie (T‑379/06), houdende gedeeltelijke verwerping van het beroep van rekwiranten strekkende tot nietigverklaring van beschikking C(2006) 4180 definitief van de Commissie van 20 september 2006 betreffende een procedure op grond van artikel 81 EG en artikel 53 van de EER-Overeenkomst inzake een mededingingsregeling in de sector van koperen fittingen en fittingen uit koperlegering of, subsidiair, tot verlaging van de aan rekwiranten opgelegde geldboete – Onjuiste opvatting van het bewijsmateriaal – Onjuiste beoordeling van de bewijswaarde van in het kader van het clementiebeleid afgelegde verklaringen – Schending van de artikelen 6 en 47 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie

Dictum

1)

De hogere voorziening wordt afgewezen.

2)

Kaimer GmbH & Co. Holding KG, Sanha Kaimer GmbH & Co. KG en Sanha Italia Srl worden verwezen in de kosten.