Language of document :

Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Raad van State (België) op 7 juni 2012 - Aboubacar Diakite / Commissaris-generaal voor de Vluchtelingen en de Staatlozen

(Zaak C-285/12)

Procestaal: Frans

Verwijzende rechter

Raad van State

Partijen in het hoofdgeding

Verzoekende partij: Aboubacar Diakite

Verwerende partij: Commissaris-generaal voor de Vluchtelingen en de Staatlozen

Prejudiciële vraag

Moet artikel 15, sub c, van richtlijn 2004/83/EG van de Raad van 29 april 2004 inzake minimumnormen voor de erkenning van onderdanen van derde landen en staatlozen als vluchteling of als persoon die anderszins internationale bescherming behoeft, en de inhoud van de verleende bescherming aldus worden uitgelegd dat deze bepaling enkel bescherming biedt in een situatie van "binnenlands gewapend conflict" als uitgelegd in het internationale humanitaire recht en in het bijzonder onder verwijzing naar artikel 3, dat alle vier Verdragen van Genève van 12 augustus 1949 (betreffende, respectievelijk, de verbetering van het lot der gewonden en zieken zich bevindende bij de strijdkrachten te velde, de verbetering van het lot der gewonden, zieken en schipbreukelingen van de strijdkrachten ter zee, de behandeling van krijgsgevangenen en de bescherming van burgers in oorlogstijd) gemeen hebben?

Indien het in artikel 15, sub c, van voornoemde richtlijn bedoelde begrip "binnenlands gewapend conflict" autonoom moet worden uitgelegd ten opzichte van artikel 3, dat alle vier Verdragen van Genève van 12 augustus 1949 gemeen hebben, aan de hand van welke criteria dient dan te worden beoordeeld of sprake is van een dergelijk "binnenlands gewapend conflict"?

____________

1 - PB L 304, blz. 12.